libreoffice-help-nl 1:5.1.2-0ubuntu1 / usr / share / libreoffice / help / nl / swriter.ht

13 .uno%3AClosePreview 4b Klik op de knop Afdrukvoorbeeld sluiten om het afdrukvoorbeeld te verlaten.
13 .uno%3APrintPreview 44 Toont een voorbeeld van de afgedrukte pagina of sluit het voorbeeld.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailmerge%2Ffield 61 Gebruikt de inhoud van het geselecteerde gegevensveld als de bestandsnaam voor de standaardbrief.
29 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailmerge%2Fpath 34 Bepaalt het pad voor opslag van de standaardbrieven.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailmerge%2Fsinglejobs 46 Drukt elke standaardbrief afzonderlijk af op de geselecteerde printer.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailmerge%2Fprinter 1d Drukt de standaardbrieven af.
27 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailmerge%2Fto 41 Geeft het nummer van de laatste record die moet worden afgedrukt.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailmerge%2Fsingledocument 45 Klik om één groot document te maken dat alle gegevensrecords bevat.
29 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailmerge%2Ffile 2a Slaat de standaardbrieven in bestanden op.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailmerge%2Frbfrom 48 Specificeert welke records in uw standaardbrief opgenomen moeten worden.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailmerge%2Fpathpb 28 Opent het dialoogvenster Pad selecteren.
29 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailmerge%2Ffrom 40 Geeft het nummer van de eerste record die moet worden afgedrukt.
1c DBACCESS_HID_TLB_TREELISTBOX 20 Selecteer een database en tabel.
12 .uno%3AMergeDialog 6f Opent het dialoogvenster Standaardbrief dat u kunt gebruiken bij het afdrukken en opslaan van standaardbrieven.
27 SW%3AEDIT%3ADLG_MAILMERGE%3AED_FILENAME 5c Genereert de bestandsnaam op basis van de tekst die u invoert, gevolgd door een serienummer.
2a modules%2Fswriter%2Fmailmerge%2Ffileformat 1e Selecteer het bestandsformaat.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailmerge%2Findividualdocuments 33 Klik om één document te maken per gegevensrecord.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailmerge%2Fgenerate 3a Elke bestandsnaam genereren uit gegevens uit een database.
28 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailmerge%2Fall 26 Verwerkt alle records uit de database.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailmerge%2Fselected a1 Verwerkt alleen de geselecteerde records uit de database. Deze optie is alleen beschikbaar wanneer u eerder de vereiste records in de database geselecteerd hebt.
1e .uno%3ASendOutlineToStarImpres 4a Stuurt het overzicht van het actuele document naar een nieuwe presentatie.
1d .uno%3ASendOutlineToClipboard 52 Stuurt het overzicht van een document in Rich Text Format (RTF) naar het klembord.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fabstractdialog%2Fparas 76 Specificeer het maximum aantal opeenvolgende alinea's, na elke kop, om over te nemen in het AutoSamenvatting-document.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fabstractdialog%2Foutlines 59 Voer hier in hoeveel overzichtsniveaus naar het nieuwe document moeten worden gekopieerd.
15 .uno%3ACreateAbstract cf Kopieert de koppen en een aantal erop volgende alinea's in het actieve document naar een nieuw AutoSamenvatting-tekstdocument. Een AutoSamenvatting is nuttig om een overzicht van lange documenten te krijgen.
1e .uno%3ASendAbstractToStarImpre 91 Opent het huidige document als een $[officename] Impress-presentatie. Het document moet tenminste één voorgedefinieerd kopopmaakprofiel hebben.
23 HID_SEND_HTML_CTRL_LISTBOX_TEMPLATE 57 Selecteer de alineaopmaak die u wilt gebruiken om een nieuwe HTML-pagina aan te duiden.
11 .uno%3ANewHtmlDoc db Slaat het bestand op als een HTML-document, zodat u het kan bekijken in een webbrowser. U kunt ervoor kiezen een aparte pagina te maken, wanneer er een door u gespecificeerde kopstijl wordt aangetroffen in het document.
15 HID_NAVIGATOR_LISTBOX 12a Toont de namen van alle geopende tekstdocumenten. Wilt u de inhoud van een document in het Navigator-venster bekijken, dan selecteert u de naam van het document in de lijst. Het huidige document dat in de Navigator wordt weergegeven, wordt aangeduid met het woord "actief" na zijn naam in de lijst.
d HID_NAVI_TBX8 68 Schakelt tussen de weergave van alle categorieën in de Navigator, en alleen de geselecteerde categorie.
d HID_NAVI_TBX7 3a Hiermee wordt de Navigator-lijst weergegeven of verborgen.
e HID_NAVI_TBX10 60 Verplaatst de cursor naar de koptekst, of van de koptekst naar het tekstgebied van het document.
e HID_NAVI_TBX16 50 Typ het nummer van de pagina waar u naartoe wilt springen, en druk dan op Enter.
e HID_NAVI_TBX13 6b Klik op dit pictogram en kies dan het aantal overzichtsniveaus dat in de Navigator weergegeven moet worden.
10 .uno%3ANavigator 11f Hiermee kunt u de Navigator weergeven of verbergen, u kunt vanuit de Navigator snel naar verschillende delen van uw document springen. U kunt de Navigator ook gebruiken om elementen uit het huidige document of andere geopende documenten in te voegen en om hoofddocumenten te organiseren.
11 SW_HID_NAVI_TBX17 55 Schakelt tussen modelweergave en normale weergave als er een hoofddocument openstaat.
11 HID_NAVI_DRAG_HYP a9 Maakt een hyperlink wanneer u een item via slepen en neerzetten in het huidige document plaatst. U kunt op de hyperlink klikken om naar het betreffende item te springen.
10 SW_HID_NAVI_TBX9 122 Klik hier om een herinnering bij de huidige cursorpositie in te stellen. U kunt tot vijf herinneringen opgeven. Wilt u naar een herinnering springen, klik dan op het pictogram Navigatie, klik op het pictogram Herinnering in het venster Navigatie en vervolgens op de knop Vorige of Volgende.
12 HID_NAVI_DRAG_LINK 192 Voegt het geselecteerde item dat u in het document hebt gesleept, als koppeling in. Tekst wordt als beveiligde secties ingevoegd. De inhoud van de koppeling wordt automatisch bijgewerkt wanneer de bron gewijzigd wordt. Kies Extra - Bijwerken - Koppelingen om de koppelingen in een document handmatig bij te werken. U kunt geen koppelingen voor afbeeldingen, OLE-objecten, verwijzingen en indices maken.
10 SW_HID_NAVI_TBX2 b3 Springt naar het vorige item in het document. Welk item dat is, kunt u opgeven door op het pictogram Navigatie te klikken en dan op een itemcategorie, bijvoorbeeld "Afbeeldingen".
11 HID_NAVI_OUTLINES 71 Klik op 1 om alleen de bovenste koppen in het Navigator-venster te bekijken, en op 10 om alle koppen te bekijken.
10 SW_HID_NAVI_TBX3 b5 Springt naar het volgende item in het document. Welk item dat is, kunt u opgeven door op het pictogram Navigatie te klikken en dan op een itemcategorie, bijvoorbeeld "Afbeeldingen".
e HID_NAVI_TBX11 62 Verplaatst de cursor naar de voettekst, of van de voettekst naar het tekstgebied van het document.
e HID_NAVI_TBX12 35 Springt tussen de voetnoottekst en het voetnootanker.
d HID_NAVI_TBX4 c0 Stelt de opties voor slepen en neerzetten in om items uit de Navigator bijvoorbeeld als hyperlink in een document in te voegen. Klik op dit pictogram en kies dan de optie die u wilt gebruiken.
11 SW_HID_NAVI_TBX24 c6 Opent de werkbalk Navigatie waarin u snel naar het volgende of vorige item in de geselecteerde categorie kunt springen. Selecteer de categorie en klik dan op de pijltjes voor "Vorige" en "Volgende".
12 HID_NAVI_DRAG_COPY cf Voegt een kopie van het geselecteerde item in op de plaats waar u in het huidige document sleept en neerzet. U kunt kopieën van afbeeldingen, OLE-objecten, verwijzingen en indices niet slepen en neerzetten.
d HID_NAVI_TBX5 108 Verplaatst de geselecteerde kop, en de tekst onder de kop, één koppositie naar boven in de Navigator en in het document. Wilt u alleen de geselecteerde kop verplaatsen en niet de tekst die bij de kop hoort, dan houdt u Ctrl ingedrukt en klikt u op dit pictogram.
d HID_NAVI_TBX6 10a Verplaatst de geselecteerde kop, en de tekst onder de kop, één koppositie naar beneden in de Navigator en in het document. Wilt u alleen de geselecteerde kop verplaatsen en niet de tekst die bij de kop hoort, dan houdt u Ctrl ingedrukt en klikt u op dit pictogram.
e HID_NAVI_TBX15 d3 Verlaagt het overzichtsniveau van de geselecteerde kop, en de koppen onder de kop, met één. Houd Ctrl ingedrukt en klik dan op dit pictogram om alleen het overzichtsniveau van de geselecteerde kop te verlagen.
e HID_NAVI_TBX14 d3 Verhoogt het overzichtsniveau van de geselecteerde kop, en de koppen onder de kop, met één. Houd Ctrl ingedrukt en klik dan op dit pictogram om alleen het overzichtsniveau van de geselecteerde kop te verhogen.
e SW_HID_NID_TBL 35 Selecteer dit pictogram om door tabellen te bladeren.
1e SW_HID_NID_TABLE_FORMULA_ERROR 43 Selecteer dit pictogram om door foutieve tabelformules te bladeren.
f SW_HID_NID_CTRL 40 Selecteer dit pictogram om door besturingselementen te bladeren.
e SW_HID_NID_FTN 36 Selecteer dit pictogram om door voetnoten te bladeren.
e SW_HID_NID_PGE 35 Selecteer dit pictogram om door pagina's te bladeren.
18 SW_HID_NID_TABLE_FORMULA 3a Selecteer dit pictogram om door tabelformules te bladeren.
f SW_HID_NID_PREV 3e Zet de cursor op het vorige object van het geselecteerde type.
e SW_HID_NID_DRW 3a Selecteer dit pictogram om door tekenobjecten te bladeren.
f HID_SCRL_PAGEUP 50 Klik op de omhoogknop om naar de vorige pagina of het vorige object te scrollen.
e SW_HID_NID_BKM 38 Selecteer dit pictogram om door bladwijzers te bladeren.
f SW_HID_NID_NEXT 40 Zet de cursor op het volgende object van het geselecteerde type.
11 SW_HID_NID_POSTIT 35 Selecteer dit pictogram om door notities te bladeren.
e SW_HID_NID_GRF 39 Selecteer dit pictogram om door afbeeldingen te bladeren.
d HID_SCRL_NAVI bc Als u op dit pictogram in de Navigator of beneden rechts in het documentvenster klikt, zal er een werkbalk verschijnen waarmee u tussen de bestaande doelen binnen een document kunt kiezen.
11 HID_SCRL_PAGEDOWN 54 Klik op de omlaagknop om naar de volgende pagina of het volgende object te scrollen.
f SW_HID_NID_MARK 3a Selecteer dit pictogram om door herinneringen te bladeren.
e SW_HID_NID_OLE 39 Selecteer dit pictogram om door OLE-objecten te bladeren.
f SW_HID_NID_OUTL 33 Selecteer dit pictogram om door koppen te bladeren.
e SW_HID_NID_REG 34 Selecteer dit pictogram om door secties te bladeren.
16 SW_HID_NID_INDEX_ENTRY 37 Selecteer dit pictogram om door indexitems te bladeren.
b HID_NAVI_VS 11f Klik op het pictogram voor het soort objecten dat u wilt bekijken. Klik dan op één van de pijltoetsen "Vorig object" of "Volgend object". De namen van deze knoppen geven het soort object aan dat u hebt geselecteerd. De tekstcursor wordt op het object geplaatst dat u hebt geselecteerd.
e SW_HID_NID_SEL 36 Selecteer dit pictogram om door selecties te bladeren.
e SW_HID_NID_FRM 38 Selecteer dit pictogram om door tekstframes te bladeren.
13 SW_HID_NID_SRCH_REP 3b Selecteer dit pictogram om door zoekresultaten te bladeren.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Fautotext%2Frelnet 39 Koppelingen naar bestanden op het internet zijn relatief.
29 modules%2Fswriter%2Fui%2Fautotext%2Fmacro 71 Opent het dialoogvenster Macro toewijzen, waarin u een macro aan het geselecteerde AutoTekst-item kunt toevoegen.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Feditcategories%2Fnew 56 Maakt een nieuwe AutoTekst-categorie met de naam die u in het vak Naam ingevoerd hebt.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Fautotext%2Frename 76 Opent het dialoogvenster Naam AutoTekst wijzigen, waarin u de naam van het geselecteerde AutoTekst-item kunt wijzigen.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fautotext%2Frelfile 42 Koppelingen naar de AutoTekst-mappen op uw computer zijn relatief.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Fautotext%2Fautotext 98 Klik om aanvullende AutoTekst-opdrachten weer te geven, zoals voor het maken van een nieuw AutoTekst-item uit een tekstselectie in het huidige document.
28 modules%2Fswriter%2Fui%2Fautotext%2Fcopy 36 Kopieert de geselecteerde AutoTekst naar het klembord.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fautotext%2Fnewtext d2 Maakt alleen van de tekst in de selectie in het huidige document een nieuw AutoTekst-item. Afbeeldingen, tabellen en andere objecten worden niet opgenomen. U moet een naam invoeren voordat u deze opdracht ziet.
13 .uno%3AEditGlossary f4 Hiermee kunt u AutoTekst maken, bewerken of invoegen. U kunt opgemaakte tekst, tekst met afbeeldingen, tabellen en velden als AutoTekst opslaan. Typ de afkorting voor de AutoTekst in uw document en druk dan op F3 om snel AutoTekst in te voegen.
28 modules%2Fswriter%2Fui%2Fautotext%2Fname da Toont de naam van het AutoTekst-item dat momenteel geselecteerd is. Als u tekst in het document geselecteerd hebt, typt u de naam van het nieuwe AutoTekst-item, klikt u op de knop AutoTekst en kiest u vervolgens Nieuw.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fautotext%2Freplace 6a Vervangt de inhoud van het geselecteerde AutoTekst-item door de gemaakte selectie in het huidige document.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fautotext%2Fshortname a0 Geeft de afkorting voor het geselecteerde AutoTekst-item weer. Als u een nieuw AutoTekst-item maakt, typt u de snelkoppeling die u voor het item wilt gebruiken.
28 modules%2Fswriter%2Fui%2Fautotext%2Fpath 65 Opent het dialoogvenster Paden bewerken, waarin u de map kunt selecteren om AutoTekst in op te slaan.
28 modules%2Fswriter%2Fui%2Fautotext%2Fedit b8 Opent het geselecteerde AutoTekst-item voor bewerking in een afzonderlijk document. Breng de gewenste wijzigingen aan, kies Bestand - AutoTekst opslaan en vervolgens Bestand - Sluiten.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Fautotext%2Fimport 93 Opent een dialoogvenster waarin u het document of de sjabloon voor MS 97/2000/XP Word kunt selecteren met de AutoTekst-items die u wilt importeren.
3e modules%2Fswriter%2Fui%2Feditcategories%2FEditCategoriesDialog 4a Hiermee kunt u AutoTekst-categorieën toevoegen, hernoemen of verwijderen.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Fautotext%2Finsert 137 Toont een suggestie om het woord af te maken als Help-tip nadat u de eerste 3 letters hebt getypt van een woord dat overeenkomt met een AutoTekst-item. Druk op Enter om de suggestie te accepteren. Als er meerdere AutoTekst-items met de getypte letters overeenkomen, drukt u op Ctrl+tab om door de items te gaan.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fautotext%2Fcategories 4a Hiermee kunt u AutoTekst-categorieën toevoegen, hernoemen of verwijderen.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Feditcategories%2Fname e9 Geeft de naam van de geselecteerde AutoTekst-categorie weer. Typ een nieuwe naam en klik op Naam wijzigen om de naam van de categorie te wijzigen. Wilt u een nieuwe categorie maken, dan typt u een naam en klikt u vervolgens op Nieuw.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Feditcategories%2Fpathlb ce Toont het huidige pad naar de map waar de geselecteerde AutoTekst-categoriebestanden opgeslagen worden. Als u een AutoTekst-categorie maakt, selecteert u waar de categoriebestanden opgeslagen moeten worden.
27 modules%2Fswriter%2Fui%2Fautotext%2Fnew e9 Maakt een nieuw AutoTekst-item van de selectie die u in het huidige document gemaakt hebt. Het item wordt aan de AutoTekst-categorie toegevoegd die op dit moment geselecteerd is. U moet een naam invoeren voordat u deze opdracht ziet.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Feditcategories%2Frename 62 Wijzigt de naam van de geselecteerde AutoTekst-categorie in de naam die u in het vak Naam invoert.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Feditcategories%2Fgroup 48 Geeft de bestaande AutoTekst-categorieën en overeenkomstige paden weer.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Frenameautotextdialog%2Fnewsc 3a Geeft een afkorting voor het geselecteerde AutoTekst-item.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Frenameautotextdialog%2Fnewname 41 Voer hier de nieuwe naam van het geselecteerde AutoTekst-item in.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Frenameautotextdialog%2Foldname 40 Geeft de huidige naam van het geselecteerde AutoTekst-item weer.
1d .uno%3AAuthoritiesEntryDialog 2e Bewerkt het geselecteerde literatuurlijstitem.
13 HID_DLG_FLDEDT_NEXT 42 Springt naar het volgende veld van hetzelfde type in het document.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddocumentpage%2Fnumformat b6 Selecteer de opmaak voor de inhoud van het veld. Voor tijd- en datumvelden, alsook gebruikergedefinieerde velden kunt u ook op "Andere notaties" klikken en een andere notatie kiezen.
13 HID_DLG_FLDEDT_PREV 40 Springt naar het vorige veld van hetzelfde type in het document.
12 .uno%3AFieldDialog 7f >Opent een dialoogvenster waarin u de eigenschappen van een veld kunt bewerken. Klik vóór een veld en kies dan deze opdracht.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertfootnote%2Fnext 42 Gaat naar het volgende voetnoot- of eindnootanker in het document.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertfootnote%2Fprev 40 Gaat naar het vorige voetnoot- of eindnootanker in het document.
13 .uno%3AEditFootnote 6e Bewerkt het geselecteerde voet- of eindnootanker. Klik vóór de voet- of eindnoot, en kies dan deze opdracht.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Fnext 47 Springt naar het volgende indexitem van hetzelfde type in het document.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Ftypecb 3c Toont het type index waartoe het geselecteerde item behoort.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Fkey2cb 8d Typ de naam van het indexitem op het tweede niveau of selecteer een naam in de lijst. Het huidige indexitem wordt onder deze naam toegevoegd.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Fkey1cb b8 Typ de naam van het indexitem op het eerste niveau of selecteer een naam in de lijst om een index met meerdere niveaus te maken. Het huidige indexitem wordt onder deze naam toegevoegd.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Flevelnf 3a Wijzigt het overzichtsniveau van een tabel of inhoudsitem.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Flast 46 Springt naar het laatste indexitem van hetzelfde type in het document.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Fentryed ab Wijzig het indexitem indien nodig. Wanneer u het indexitem wijzigt, verschijnt de nieuwe tekst alleen in de index en niet bij het anker voor het indexitem in het document.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Fdelete 63 Verwijdert het geselecteerde item uit de index. De itemtekst in het document wordt niet verwijderd.
17 .uno%3AIndexEntryDialog 74 Hiermee kunt u het geselecteerde indexitem wijzigen. Klik voor of in het indexitem en kies vervolgens deze opdracht.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Ffirst 45 Springt naar het eerste indexitem van hetzelfde type in het document.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Fprevious 45 Springt naar het vorige indexitem van hetzelfde type in het document.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Feditsectiondialog%2Ftree 77 Deze knop opent het dialoogvenster Opties, waarin u de kolom-layout, achtergrond, voetnoten en eindnoten kunt bewerken.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Feditsectiondialog%2Fremove 68 Verwijdert de geselecteerde sectie uit het document en voegt de inhoud van de sectie in het document in.
11 .uno%3AEditRegion 4a Wijzigt de eigenschappen van secties die in uw document zijn gedefinieerd.
c .uno%3ARuler 5a Bevat een submenu voor het weergeven of verbergen van de verticale en horizontale liniaal.
11 .uno%3AViewBounds 6c Toont of verbergt de grenzen van het afdrukbare gebied van een pagina. De grenslijnen worden niet afgedrukt.
c .uno%3AMarks 75 Toont of verbergt veldarceringen in uw document, inclusief vaste spaties, zachte afbreektekens, indices en voetnoten.
11 .uno%3AFieldnames 39 Wisselt tussen het tonen velden veldnamen of veldwaarden.
13 .uno%3AControlCodes 64 Toont niet-afdrukbare tekens in uw tekst, zoals alineamarkeringen, regeleinden, tabstops en spaties.
11 .uno%3ABrowseView 43 Geeft het document weer zoals het in een webbrowser worden bekeken.
12 .uno%3APrintLayout 2c Geeft weer hoe het document afgedrukt wordt.
1b .uno%3AShowHiddenParagraphs 25 Toont of verbergt verborgen alinea's.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertbreak%2Fpagenumsb 58 Voer het nieuwe paginanummer in voor de pagina die volgt op het handmatige pagina-einde.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertbreak%2Fpagenumcb e6 Wijst het paginanummer dat u opgeeft toe aan de pagina die volgt op het handmatige pagina-einde. Deze optie is alleen beschikbaar als u een ander paginaopmaakprofiel instelt voor de pagina die volgt op het handmatige pagina-einde.
12 .uno%3AInsertBreak 76 Gebruik deze functie om een handmatig regeleinde, kolomeinde of pagina-einde op de huidige cursorpositie in te voegen.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertbreak%2Fstylelb 59 Kies een nieuw Opmaakprofiel voor de pagina die na het pagina-einde zal worden ingevoegd.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertbreak%2Fcolumnrb 110 Voegt een handmatig kolomeinde in (in een meervoudige kolom-layout) en verplaatst de tekst die zich rechts van de cursor bevindt naar het begin van de volgende kolom. Een handmatig kolomeinde wordt aangegeven door een niet-afdrukbare blauwe rand boven aan de nieuwe kolom.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertbreak%2Flinerb 92 Beëindigt de huidige regel en schuift de tekst die rechts van de cursor staat naar de volgende regel, zonder dat een nieuwe alinea wordt gemaakt.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertbreak%2Fpagerb f9 Voegt een handmatig pagina-einde in en de tekst die rechts van de cursor staat, wordt verschoven naar het begin van de volgende pagina. Het ingevoegde pagina-einde wordt aangegeven door een niet-afdrukbare rand aan de bovenkant van de nieuwe pagina.
18 FN_INSERT_COLUMN_SECTION 165 Voegt een tekstsectie bij de cursorpositie in het document in. U kunt ook een tekstblok selecteren en dan deze opdracht kiezen om een sectie te maken. U kunt secties gebruiken om tekstblokken uit andere documenten in te voegen, om aangepaste kolom-layouts toe te passen, of om tekstblokken te beveiligen of verbergen als er aan een voorwaarde voldaan wordt.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Feditsectiondialog%2Fcondition 4d Voer de voorwaarde in, waaraan voldaan moet worden om de sectie te verbergen.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Feditsectiondialog%2Ffilename 85 Voer het pad en de bestandsnaam in van het bestand dat u wilt invoegen of klik op de knop Bladeren (...) om het bestand op te zoeken.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Fsectionpage%2Fdde b4 Maakt een DDE koppeling. Selecteer dit keuzevakje en voer de DDE opdracht in, dat u wilt gebruiken. De optie DDE is alleen beschikbaar als het keuzevakje Koppeling geselecteerd is.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fsectionpage%2Fselectpassword 45 Opent een dialoogvenster waar u het huidige wachtwoord kunt wijzigen.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fsectionpage%2Ffilename 85 Voer het pad en de bestandsnaam in van het bestand dat u wilt invoegen of klik op de knop Bladeren (...) om het bestand op te zoeken.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fsectionpage%2Flink 60 Voegt de inhoud van een ander document of sectie uit een ander document in de huidige sectie in.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fsectionpage%2FSectionPage 6 Sectie
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Feditsectiondialog%2Fdde b4 Maakt een DDE koppeling. Selecteer dit keuzevakje en voer de DDE opdracht in, dat u wilt gebruiken. De optie DDE is alleen beschikbaar als het keuzevakje Koppeling geselecteerd is.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Feditsectiondialog%2Fsection 49 Selecteer het gedeelte van het bestand dat u als koppeling wilt invoegen.
3e modules%2Fswriter%2Fui%2Feditsectiondialog%2FEditSectionDialog 6 Sectie
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fsectionpage%2Fsectionname 49 Selecteer het gedeelte van het bestand dat u als koppeling wilt invoegen.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Feditsectiondialog%2Fprotect 3b Voorkomt dat het geselecteerde gedeelte kan worden bewerkt.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Feditsectiondialog%2Fcurname 27 Voer een naam voor de nieuwe sectie in.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Feditsectiondialog%2Ffile 50 Zoek het bestand, dat u als koppeling wilt invoegen, op en klik dan op Invoegen.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fsectionpage%2Fselectfile 50 Zoek het bestand, dat u als koppeling wilt invoegen, op en klik dan op Invoegen.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Feditsectiondialog%2Fwithpassword 69 Beveiligd het geselecteerde gedeelte met een wachtwoord. Het wachtwoord moet minstens 5 tekens lang zijn.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fsectionpage%2Fprotect 3b Voorkomt dat het geselecteerde gedeelte kan worden bewerkt.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Feditsectiondialog%2Flink 60 Voegt de inhoud van een ander document of sectie uit een ander document in de huidige sectie in.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fsectionpage%2Fwithpassword 69 Beveiligd het geselecteerde gedeelte met een wachtwoord. Het wachtwoord moet minstens 5 tekens lang zijn.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Feditsectiondialog%2Fhide 45 Verbergt de geselecteerde sectie en voorkomt dat die afgedrukt wordt.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Feditsectiondialog%2Fpassword 45 Opent een dialoogvenster waar u het huidige wachtwoord kunt wijzigen.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fsectionpage%2Fhide 45 Verbergt de geselecteerde sectie en voorkomt dat die afgedrukt wordt.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fsectionpage%2Fwithcond 4d Voer de voorwaarde in, waaraan voldaan moet worden om de sectie te verbergen.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Findentpage%2Fafter 40 Specificeert de inspringingen na de sectie, bij de rechtermarge.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Findentpage%2Fbefore 43 Specificeert de inspringingen vóór de sectie, bij de linkermarge.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertfootnote%2Fendnote 82 Voegt een eindnootanker bij de huidige cursorpositie in het document in, en voegt een eindnoot aan het einde van het document toe.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertfootnote%2Ffootnote 75 Voegt een voetnootanker op de huidige cursorpositie in het document in en voegt onder aan de pagina een voetnoot toe.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertfootnote%2Fchoosecharacter 3b Voegt een speciaal teken als voetnoot- of eindnootanker in.
15 .uno%3AInsertFootnote 7a Voegt een voetnoot of een eindnoot in een document in. Het anker voor de noot wordt ingevoegd op de huidige cursorpositie.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertfootnote%2Fautomatic 54 Wijst automatisch opeenvolgende nummers toe aan de voet- of eindnoten die u invoegt.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertfootnote%2Fcharacterentry 50 Kies deze optie om een teken of symbool voor de huidige voetnoot te definiëren.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertbookmark%2Fdelete a6 Selecteer een bladwijzer in het dialoogvenster Bladwijzer invoegen en klik op de knopVerwijderen om een bladwijzer te verwijderen. Er wordt geen bevestiging gevraagd.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertbookmark%2Fbookmarks d0 Voer de naam in voor de bladwijzer die u wilt maken. De onderste lijst bevat alle bladwijzers in het document. Selecteer een bladwijzer in de lijst en klik dan op Verwijderen om een bladwijzer te verwijderen.
15 .uno%3AInsertBookmark a6 Voegt een bladwijzer in op de huidige cursorpositie. U kunt dan de Navigator gebruiken om op een later tijdstip snel naar de volgende gemarkeerde lokatie te springen.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertcaption%2Fposition 77 Voegt het bijschrift onder of boven het geselecteerde item in. Deze optie is alleen voor bepaalde objecten beschikbaar.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertcaption%2FInsertCaptionDialog 72 Voegt een genummerd bijschrift aan geselecteerde afbeeldingen, tabellen, frames, tekstframes of tekenobjecten toe.
3b modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertcaption%2Fnum_separator_edit 4c Type de tekst die u wilt laten verschijnen na het nummer van het bijschrift.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertcaption%2Fauto c8 Opent het dialoogvenster Bijschrift. Hierin staat dezelfde informatie als in het dialoogvenster dat u oproept via het menu %PRODUCTNAME Writer - Automatische bijschriften in het dialoogvenster Opties.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertcaption%2Fseparator_edit 5d Voer optionele teksttekens in die tussen het nummer en de bijschrifttekst moeten verschijnen.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertcaption%2Fcategory 117 Selecteer de bijschriftcategorie of typ een naam om een nieuwe categorie te maken. De categorietekst verschijnt vóór het bijschriftnummer in het bijschriftlabel. Elke vooraf gedefinieerde bijschriftcategorie wordt opgemaakt met een alinea-opmaakprofiel dat dezelfde naam heeft.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertcaption%2Fnumbering 44 Selecteer het type nummering dat u in het bijschrift wilt gebruiken.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fcaptionoptions%2Flevel 96 Selecteer het aantal overzichtsniveaus, vanaf de bovenkant van de hoofdstukhiërarchie naar beneden, dat in het bijschriftlabel moet worden opgenomen.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertcaption%2Foptions ec Voegt het hoofdstuknummer aan het bijschriftlabel toe. Wilt u deze functie gebruiken, dan moet u eerst een overzichtsniveau aan een alinea-opmaakprofiel toewijzen en het profiel vervolgens op de hoofdstuktitels in uw document toepassen.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcaptionoptions%2Fseparator 59 Voer het teken in dat u wilt invoegen tussen het hoofdstuknummer en het bijschriftnummer.
3b modules%2Fswriter%2Fui%2Fcaptionoptions%2Fborder_and_shadow 42 Past de rand en schaduw van het object op het bijschriftframe toe.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fcaptionoptions%2Fstyle 24 Specificeert het tekenopmaakprofiel.
12 HID_ENVELOP_INSERT 3d Voegt de envelop in vóór de huidige pagina in het document.
11 HID_ENVELOP_PRINT 30 Maakt een nieuw document en voegt de envelop in.
15 .uno%3AInsertEnvelope 12 Maakt een envelop.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvaddresspage%2Finsert bd Selecteer het gegevensbronveld met de adresgegevens die u wilt invoegen, en klik dan op de knop met de pijl naar links. De gegevens worden ingevoegd in het adresvak waar de cursor in staat.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvaddresspage%2Ftable 48 Selecteer de gegevensbrontabel met de adresgegevens die u wilt invoegen.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvaddresspage%2FEnvAddressPage 9b Voer de geadresseerde en het afzenderadres in voor de envelop. U kunt ook adresvelden uit een gegevensbron invoegen, bijvoorbeeld uit de Adresgegevensbron.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvaddresspage%2Fdatabase 43 Selecteer de gegevensbron met de adresgegevens die u wilt invoegen.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvaddresspage%2Faddredit 2a Voer de gegevens van de  geadresseerde in.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvaddresspage%2Fsenderedit 7a Bevat het adres van de afzender op de omslag. Selecteer het keuzevak Afzender , en voeg dan het adres van de afzender bij.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvformatpage%2Fheight 21 Voer de hoogte van de envelop in.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvformatpage%2Fformat 94 Selecteer de gewenste envelopgrootte, of selecteer de optie "Gebruikergedefinieerd", en voer dan de breedte en hoogte voor de aangepaste grootte in.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvformatpage%2Fsenderedit 4e Klik en kies het tekstopmaakprofiel voor het afzenderveld dat u wilt bewerken.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvformatpage%2Fleftsender 5b Bepaal hoeveel ruimte er moet zijn tussen de linkerrand van de envelop en het afzenderveld.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvformatpage%2Fwidth 22 Voer de breedte van de envelop in.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvformatpage%2FEnvFormatPage 35 Specificeert de lay-out en afmetingen van de envelop.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvformatpage%2Fleftaddr 61 Bepaal hoeveel ruimte er moet zijn tussen de linkerrand van de envelop en het veld Geadresseerde.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvformatpage%2Ftopsender 5a Bepaal hoeveel ruimte er moet zijn tussen de bovenkant van de envelop en het afzenderveld.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvformatpage%2Ftopaddr 60 Bepaal hoeveel ruimte er moet zijn tussen de bovenkant van de envelop en het veld Geadresseerde.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvformatpage%2Faddredit 54 Klik en kies het tekstopmaakprofiel voor het veld Geadresseerde dat u wilt bewerken.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvprinterpage%2Fsetup 8c Opent het dialoogvenster Printerinstellingen waarin u aanvullende printerinstellingen kunt definiëren, zoals papierformaat en -oriëntatie.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvprinterpage%2Fdown 54 Voer de hoeveelheid in waarmee het afdrukbereik naar beneden moet worden verplaatst.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvprinterpage%2Fhoriright 34 Leg de envelop horizontaal rechts in de printerlade.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvprinterpage%2FEnvPrinterPage 28 Stel de afdrukopties voor de envelop in.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvprinterpage%2Fhorileft 3f Leg de envelop horizontaal aan de linkerkant in de printerlade.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvprinterpage%2Fvertleft 3d Leg de envelop verticaal aan de linkerkant in de printerlade.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvprinterpage%2Fvertcenter 37 Leg de envelop verticaal gecentreerd in de printerlade.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvprinterpage%2Fvertright 3e Leg de envelop verticaal aan de rechterkant in de printerlade.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvprinterpage%2Fhoricenter 39 Leg de envelop horizontaal gecentreerd in de printerlade.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvprinterpage%2Ftop 45 Leg de envelop met de te bedrukken kant naar boven in de printerlade.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvprinterpage%2Fbottom 44 Leg de envelop met te bedrukken kant naar beneden in de printerlade.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fenvprinterpage%2Fright 53 Voer de hoeveelheid in waarmee het afdrukbereik naar rechts moet worden verplaatst.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffielddialog%2Fcancel 19 Sluit het dialoogvenster.
10 HID_FIELD_INSERT 86 Voegt het geselecteerde veld in op de huidige cursorpositie in het document. Klik op de knop Sluiten om het dialoogvenster te sluiten.
12 .uno%3AInsertField 26 Voegt een veld in op de cursorpositie.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddocumentpage%2Ffixed 5d Voegt het veld in als statische inhoud, dat betekent dat het veld niet kan worden bijgewerkt.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddocumentpage%2Ftype a1 Toont de beschikbare veldtypen. Klik op een veldtype, vervolgens op een veld in de lijst Selecteren en dan op Invoegen om een veld aan uw document toe te voegen.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddocumentpage%2Fselect a5 Geeft de beschikbare velden weer voor het veldtype dat in de lijst Type geselecteerd is. Als u een veld wilt invoegen, klikt u op het veld en vervolgens op Invoegen.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddocumentpage%2Fvalue 5f Voer de verschuivingswaarde in die u op een paginanummerveld wilt toepassen, bijvoorbeeld '+1'.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddocumentpage%2Foffset 4a Voer de inhoud in die u aan een gebruikergedefinieerd veld wilt toevoegen.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddocumentpage%2Flevel 57 Selecteer het niveau voor hoofdstuktitels dat u in het geselecteerde veld wilt opnemen.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddocumentpage%2Fformat 89 Klik op de notatie die u op het geselecteerde veld wilt toepassen, of klik op 'Andere notaties' om een aangepaste notatie te definiëren.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldrefpage%2Fvalue 11 Bewerk de waarde.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldrefpage%2Fname 41 Typ de naam van het gebruikergedefinieerde veld dat u wilt maken.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldrefpage%2Fformat 51 Selecteer de notatie die u wilt gebruiken voor het geselecteerde verwijzingsveld.
1b .uno%3AInsertReferenceField e6 Dit is het punt waarop u de verwijzingen of velden waarnaar verwezen wordt, in het huidige document invoegt. Verwijzingen zijn velden waarnaar verwezen wordt binnen hetzelfde document of binnen subdocumenten van een hoofddocument.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddocumentpage%2Fselect d6 Geeft de beschikbare velden weer voor het veldtype dat geselecteerd is in de lijst Type. Klik op het veld, selecteer een opmaak in de lijst "Verwijzing invoegen naar" en selecteer Invoegen om een veld in te voegen.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldrefpage%2FFldRefPage e6 Dit is het punt waarop u de verwijzingen of velden waarnaar verwezen wordt, in het huidige document invoegt. Verwijzingen zijn velden waarnaar verwezen wordt binnen hetzelfde document of binnen subdocumenten van een hoofddocument.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldrefpage%2Ftype b1 Toont de beschikbare veldtypen. Om een veld in uw document in te voegen: op een veldtype klikken, op een veld in de lijst Selecteren klikken, en dan klikken op de knop Invoegen.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldfuncpage%2Flistname 2c Voer een unieke naam in voor de Invoerlijst.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldfuncpage%2Fdown 31 Plaatst het geselecteerde item lager in de lijst.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldfuncpage%2Ftype a1 Somt de beschikbare veldtypes op. Klik op een veldtype, klik op een veld in de lijst Selectie  en klik dan op Invoegen om een veld aan uw document toe te voegen.
28 SW_LISTBOX_DLG_FLD_DROPDOWN_LB_LISTITEMS 4d Kies het item dat in het document weergegeven moet worden, en klik dan op OK.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddbpage%2Fcondition 4b Voer hier de criteria in voor velden die aan een voorwaarde gekoppeld zijn.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldfuncpage%2Fformat 89 Klik op de notatie die u op het geselecteerde veld wilt toepassen, of klik op "Andere notaties" om een aangepaste notatie te definiëren.
26 SW_PUSHBUTTON_DLG_FLD_DROPDOWN_PB_EDIT 5a Toont het dialoogvenster Velden bewerken: Functies, waarin u de Invoerlijst kunt bewerken.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldfuncpage%2Fmacro 80 Opent de Macrokiezer waar u kunt bepalen welke macro uitgevoerd wordt wanneer u op het geselecteerde veld in het document klikt.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldfuncpage%2Fvalue 72 Stelt extra functieparameters voor velden in. Het type parameter is afhankelijk van het veldtype dat u selecteert.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldfuncpage%2Fadd 20 Voegt het Item aan de lijst toe.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldfuncpage%2Fcond2 b8 Voer de tekst in die weergegeven moet worden wanneer voldaan wordt aan de voorwaarde in het vak Dan, en de tekst die weergegeven moet worden wanneer dit niet gebeurt in het vak Anders.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldfuncpage%2Fitem 17 Voer een nieuw item in.
26 SW_PUSHBUTTON_DLG_FLD_DROPDOWN_PB_NEXT 5d Hiermee wordt de huidige Invoerlijst gesloten en de volgende weergegeven, indien beschikbaar.
29 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldfuncpage%2Fup 31 Plaatst het geselecteerde item hoger in de lijst.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldfuncpage%2Flistitems 44 Toont de items. Het bovenste item wordt in het document weergegeven.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldfuncpage%2Fremove 2f Verwijdert het geselecteerde item uit de lijst.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddocinfopage%2Ffixed 59 Voegt het veld als vaste inhoud in, wat betekent dat het veld niet bijgewerkt kan worden.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddocinfopage%2FFldDocInfoPage 76 Somt de beschikbare veldtypes op. Klik op een veldtype, klik op een veld in de lijst Selectie en klik dan op Invoegen.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddocinfopage%2Ftype 76 Somt de beschikbare veldtypes op. Klik op een veldtype, klik op een veld in de lijst Selectie en klik dan op Invoegen.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddocinfopage%2Fselect 98 Somt de beschikbare velden op voor het veldtype dat in de lijst Type is geselecteerd. Klik op het veld en klik dan op Invoegen om een veld in te voegen.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddocinfopage%2Fformat 89 Klik op de notatie die u op het geselecteerde veld wilt toepassen, of klik op "Andere notaties" om een aangepaste notatie te definiëren.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldvarpage%2Fdelete 93 Verwijdert het gebruikergedefinieerde veld uit de selectielijst. U kunt alleen velden verwijderen die niet in het huidige document gebruikt worden.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldvarpage%2Fapply 40 Voegt het gebruikergedefinieerde veld aan de lijst Selectie toe.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldvarpage%2Fformat 5b In de lijst Notatie definieert u of de waarde als tekst of een getal ingevoerd moet worden.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldvarpage%2Fname 42 Type de naam van het gebruikergedefinieerde veld dat u wilt maken.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldvarpage%2Fnumformat 89 Klik op de notatie die u op het geselecteerde veld wilt toepassen, of klik op "Andere notaties" om een aangepaste notatie te definiëren.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldvarpage%2Ftype a1 Somt de beschikbare veldtypes op. Klik op een veldtype, klik op een veld in de lijst Selectie  en klik dan op Invoegen om een veld aan uw document toe te voegen.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldvarpage%2FFldVarPage a1 Somt de beschikbare veldtypes op. Klik op een veldtype, klik op een veld in de lijst Selectie  en klik dan op Invoegen om een veld aan uw document toe te voegen.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldvarpage%2Fvalue 4b Voer de inhoud in die u aan het gebruikergedefinieerde veld wilt toevoegen.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldvarpage%2Finvisible 27 Verbergt de veldinhoud in het document.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddocumentpage%2Fselect a5 Geeft de beschikbare velden weer voor het veldtype dat in de lijst Type geselecteerd is. Als u een veld wilt invoegen, klikt u op het veld en vervolgens op Invoegen.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldvarpage%2Flevel 5b Kies het kop- of hoofdstukniveau waarop de nummering in het document opnieuw moet beginnen.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ffldvarpage%2Fseparator 5f Typ het teken dat u als scheidingsteken tussen de kopregel- of hoofdstukniveaus wilt gebruiken.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddbpage%2Fuserdefinedcb 5c Past de notatie toe die u hebt geselecteerd in de lijst met gebruikergedefinieerde notaties.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintmergedialog%2FPrintMergeDialog 126 Wanneer u een document met databasevelden afdrukt, verschijnt er een dialoogvenster waarin u gevraagd wordt of u een standaardbrief wilt afdrukken. Antwoordt u met 'Ja', dan wordt het dialoogvenster Standaardbrief geopend waarin u de databaserecords kunt selecteren die afgedrukt moeten worden.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddbpage%2Fformat 35 Toont de beschikbare gebruikergedefinieerde notaties.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddbpage%2Fbrowse a8 Opent een dialoogvenster Bestand openen waarin u een databasebestand (*.odb) kunt selecteren. Het geselecteerde bestand wordt aan de lijst Selectie database toegevoegd.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddbpage%2Ffromdatabasecb 45 Gebruikt de notatie die is gedefinieerd in de geselecteerde database.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddbpage%2Frecnumber 60 Voer het nummer in van de record die u wilt invoegen als aan de opgegeven voorwaarde is voldaan.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddbpage%2FFldDbPage a1 Somt de beschikbare veldtypes op. Klik op een veldtype, klik op een veld in de lijst Selectie  en klik dan op Invoegen om een veld aan uw document toe te voegen.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddbpage%2Fselect 58 Selecteer de gegevensbrontabel of de gegevensbronquery waarnaar het veld moet verwijzen.
29 modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddbpage%2Ftype a1 Somt de beschikbare veldtypes op. Klik op een veldtype, klik op een veld in de lijst Selectie  en klik dan op Invoegen om een veld aan uw document toe te voegen.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fflddbpage%2Fcondition 4d Voer, voor velden die gekoppeld zijn aan een voorwaarde, hier de criteria in.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Finputfielddialog%2Ftext ce Het bovenste vak geeft de tekst weer die u ingevoerd hebt in het vak Verwijzing van het Invoerveld op het tabblad Functies  van het dialoogvenster Velden. Het onderste vak geeft de inhoud van het veld weer.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Finputfielddialog%2Fnext 35 Springt naar het volgende invoerveld in het document.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Finputfielddialog%2FInputFieldDialog 5b Voegt een tekstveld in dat u kunt openen en bewerken door er op te klikken in het document.
29 modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Fnew 63 Opent het dialoogvenster Nieuwe gebruikersindex definiëren waar u een aangepaste index kunt maken.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Finsert 23 Markeert een indexitem in uw tekst.
3a modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Fsearchcasewordonlycb 46 Zoeken naar hele woorden of cellen die identiek zijn aan de zoektekst.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Ftypecb 38 Selecteer de index waaraan u het gegeven wilt toevoegen.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Fentryed b4 Geeft de tekst weer die in het document geselecteerd is. U kunt desgewenst een ander woord voor het indexitem invoeren. De geselecteerde tekst in het document wordt niet gewijzigd.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Fkey2cb bf Maakt de huidige selectie een subitem van de 1e sleutel. Als u bijvoorbeeld 'koud' selecteert en 'weer' als de 1e en 'winter' als de 2e sleutel invoert, is het indexitem 'weer, winter, koud'.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Fclose 19 Sluit het dialoogvenster.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Fmainentrycb 49 Maakt van de geselecteerde tekst het hoofditem in een alfabetische index.
19 .uno%3AInsertIndexesEntry 48 Markeert de geselecteerde tekst als item voor de index of inhoudsopgave.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Fphonetic0ed 114 Voer de fonetische leeswijze voor het overeenkomstige item in. Als een Japanse Kanji bijvoorbeeld op meer dan een manier uitgesproken kan worden, voert u de juiste uitspraak als een Katakana-woord in. Het Kanji-woord wordt dan volgens het item voor fonetisch lezen gesorteerd.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Fkey1cb b0 Maakt de huidige selectie een subitem van het woord dat u hier invoert. Als u bijvoorbeeld 'koud' selecteert en 'weer' invoert als de 1e sleutel, is het indexitem 'weer, koud'.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Flevelnf c8 Ingaven met het alinea-opmaakprofiel "Kop X" (X = 1-10) kunnen automatisch worden toegevoegd aan de inhoudsopgave. Het niveau van de vermelding in de index komt overeen met het niveau van de kopstijl.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Fapplytoallcb aa Markeert automatisch alle andere keren dat de geselecteerde tekst in het document voorkomt. Tekst in kopteksten, voetteksten, frames en bijschriften wordt niet opgenomen.
40 modules%2Fswriter%2Fui%2Fnewuserindexdialog%2FNewUserIndexDialog 91 Voer een naam in voor de nieuwe gebruikergedefinieerde index. De nieuwe index wordt aan de lijst met beschikbare indices en registers toegevoegd.
3b modules%2Fswriter%2Fui%2Findexentry%2Fsearchcasesensitivecb 38 Onderscheid maken tussen hoofdletters en kleine letters.
17 .uno%3AInsertMultiIndex 41 Voegt een index of inhoudsopgave in bij de huidige cursorpositie.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocstylespage%2Fedit 6a Opent het dialoogvenster Alinea-opmaakprofiel waar u het geselecteerde alinea-opmaakprofiel kunt wijzigen.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocstylespage%2Flevels 3d Selecteer het indexniveau waarvoor u de opmaak wilt wijzigen.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocstylespage%2Fstyles 80 Selecteer het alinea-opmaakprofiel dat u op het geselecteerde indexniveau wilt toepassen, en klik dan op de knop Toewijzen (<) .
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocstylespage%2Fassign 52 Maakt het geselecteerde indexniveau op met het geselecteerde alinea-opmaakprofiel.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocstylespage%2Fdefault 5b Stelt de opmaak van het geselecteerde niveau weer op het standaard alinea-opmaakprofiel in.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Findexmarks 69 Neemt de indexitems die u ingevoegd hebt met Invoegen - Inhoudsopgave en registers - Item op in de index.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Faddstylescb f3 Neemt de alinea-opmaakprofielen die u opgeeft in het dialoogvenster Opmaakprofielen toewijzen op als indexitems. Klik op de knop (...) rechts van het vak Extra opmaakprofielen om de opmaakprofielen te selecteren die u wilt opnemen in de index.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Fstyles 8f Opent het dialoogvenster Opmaakprofielen toewijzen, waarin u de alinea-opmaakprofielen kunt selecteren die in de index opgenomen moeten worden.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Ffromheadings bd Maakt de index uit overzichtsniveaus, wat betekent dat de alinea's die zijn opgemaakt met één van de vooraf gedefinieerde alinea-opmaakprofielen (Kop 1-10) aan de index worden toegevoegd.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Flevel 44 Voer het aantal kopniveaus in dat moet worden opgenomen in de index.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Ftype 2c Selecteer het indextype dat u wilt invoegen.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Fscope 64 Selecteer of de index voor het volledige document of voor het huidige hoofdstuk moet worden gemaakt.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Ftitle 2e Voer een titel in voor de geselecteerde index.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Freadonly 39 Voorkomt dat de inhoud van de index gewijzigd kan worden.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Fkeytype af Selecteer 'Numeriek' wanneer u nummers op waarde wilt sorteren, zoals in 1, 2, 12. Selecteer 'Alfanumeriek' wanneer u de nummers op tekencode wilt sorteren, zoals in 1, 12, 2.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Ffromfile 88 Markeert indexitems automatisch met behulp van een concordantiebestand - een lijst met woorden die in een index opgenomen moeten worden.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Finitcaps 49 Maakt automatisch van de eerste letter van een indexitem een hoofdletter.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Fkeyasentry 2d Voegt indexsleutels als aparte indexitems in.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Fcombinesame ce Vervangt identieke indexitems door één item dat de paginanummers weergeeft waar het item in het document voorkomt. De items Weergave 10, Weergave 43 worden bijvoorbeeld gecombineerd tot 'Weergave 10, 43'.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Fcasesens 85 Maakt een onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters in identieke indexitems. Voor Aziatische talen geldt een speciale aanpak.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Flang 57 Selecteer de taalregels die gebruikt moeten worden voor het sorteren van de indexitems.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Ffile 32 Selecteer, maak of bewerk een concordantiebestand.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Fuseff 135 Vervangt identieke indexitems die op dezelfde pagina of opeenvolgende pagina's staan, door één item dat het paginanummer en een "p" of "pp"weergeeft. Bijvoorbeeld de items "Weergave 10, Weergave 11, Weergave 12" worden  gecombineerd als "Weergave 10 e.v.", en "Weergave 10, Weergave 11" als Weergave 10 e.v.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Fusedash ea Vervangt identieke indexitems die op opeenvolgende pagina's voorkomen, door één item en het paginabereik waar het item voorkomt. De items Weergave 10, Weergave 11 en Weergave 12 worden bijvoorbeeld gecombineerd als 'Weergave 10-12'.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Fobjnames 24 Maakt indexitems van de objectnamen.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Fcategory 3f Selecteer de categorie die u wilt gebruiken voor de indexitems.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Fdisplay 4e Selecteer het deel van het bijschrift dat u wilt gebruiken voor de indexitems.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Fcaptions 2b Maakt indexitems van de objectbijschriften.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Fuselevel 8d Laat indexitems voor tabellen, afbeeldingen, tekstframes en OLE-objecten inspringen volgens hun plaats in de hiërarchie van hoofdstuktitels.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Ffromtables 1e Neemt tabellen in de index op.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Ffromgraphics 22 Neemt afbeeldingen in de index op.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Ffromframes 21 Neemt tekstframes in de index op.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Ffromoles 22 Neemt OLE-objecten in de index op.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Fobjects 5b Kies in deze keuzelijst de objecttypes die in het objectenregister opgenomen moeten worden.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Fbrackets 43 Selecteer de haakjes waartussen u literatuurlijstitems wilt zetten.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocindexpage%2Fnumberentries 2c Nummert de literatuurlijstitems automatisch.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fassignstylesdialog%2Fright 5c Verplaatst het geselecteerde alinea-opmaakprofiel één niveau lager in de indexhiërarchie.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fassignstylesdialog%2Fleft 5c Verplaatst het geselecteerde alinea-opmaakprofiel één niveau hoger in de indexhiërarchie.
40 modules%2Fswriter%2Fui%2Fassignstylesdialog%2FAssignStylesDialog 37 Maakt indexitems van specifieke alinea-opmaakprofielen.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2FTocEntriesPage ba Specificeer de opmaak van de index- of inhoudsopgave-items. Het uiterlijk van deze tab verandert om het type index te weerspiegelen dat u op de tab Index/inhoudsopgave geselecteerd hebt.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Freltostyle f9 Positioneert de tabstop relatief aan de waarde voor 'vanaf links inspringen' die gedefinieerd is in het alinea-opmaakprofiel dat op het tabblad Opmaakprofielen geselecteerd is. Anders wordt de tabstop relatief aan de linkertekstmarge gepositioneerd.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Ftabstoppos 35 Voer de afstand in van de linkermarge tot de tabstop.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Ftabstop 109 Voegt een tabstop in. Wilt u punten als opvultekens aan de tabstop toevoegen, dan selecteert u een teken in het vak Opvulteken. Als u de positie van de tabstop wilt wijzigen, typt u een waarde in het vak Tabstoppositie of kiest u het selectievakje Rechts uitlijnen.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fentrytext 28 Voegt de tekst van de hoofdstuktitel in.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fchapterno 47 Voegt het nummer van het hoofdstuk in. Kies Extra - Hoofdstuknummering.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fpageno 27 Voegt het paginanummer van het item in.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Ffillchar 36 Selecteer het te gebruiken opvulteken voor de tabstop.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Ftoken 25 Toont de rest van de regel Structuur.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fcharstyle 52 Specificeer het opmaakprofiel voor het geselecteerde gedeelte op de Structuurlijn.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Falignright 28 Lijnt de tabstop op de rechtermarge uit.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fhyperlink 1ab Maakt een hyperlink voor het deel dat u insluit tussen de hyperlinktag openen (LS) en de hyperlinktag sluiten (LE). Klik in de Structuur -regel op het lege vakje voor het deel waarvoor u een hyperlink wilt maken, en klik dan op deze knop. Klik op het lege vakje achter het deel waarvoor u een hyperlink wilt maken, en klik dan nogmaals op deze knop. Alle hyperlinks moeten uniek zijn. Alleen beschikbaar voor een inhoudsopgave.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fnumberformat 90 Alleen zichtbaar als u klikt op de knop I# in de Structuur-regel. Selecteren om het hoofdstuknummer met of zonder scheidingsteken weer te geven.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fall 46 Past de huidige instellingen toe zonder het dialoogvenster te sluiten.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fedit 55 Opent een dialoogvenster waarin u het geselecteerde tekenopmaakprofiel kunt bewerken.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fcommasep 40 Ordent de indexitems op dezelfde regel, gescheiden door komma's.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Falphadelim 54 Gebruikt de eerste letters van de alfabetisch geordende indexitems als sectiekoppen.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fchapterinfo 87 Voegt hoofdstukinformatie in, zoals titel en nummer van hoofdstukken. Selecteer de informatie die u wilt zien in de lijstHoofdstukitem.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fmainstyle c6 Specificeer het opmaakprofiel voor de hoofditems in het trefwoordenregister. Klik, om een indexitem naar een hoofditem converteren, vóór het indexveld in het document en kies Bewerken - Indexitem.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fchapterentry 45 Selecteer de hoofdstukinformatie die u wilt opnemen in het indexitem.
3b modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fentryoutlinelevel 6e Voer het maximale hiërarchische niveau in tot waarop de objecten worden weergegeven in de gegenereerde index.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fsortcontents 77 Sorteert de literatuurlijstitems op de sorteersleutels die u specificeert, bijvoorbeeld op auteur of op publicatiejaar.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fauthfield 8b Wilt u een item aan de Structuurregel toevoegen, klik dan op het item, klik in een leeg vakje op de Structuurregel, en klik dan opInvoegen.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fup3cb 45 Sorteert de literatuurlijstitems in oplopende alfanumerieke volgorde.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fremove 42 Verwijdert de geselecteerde verwijzingscode uit de structuurregel.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fdown3cb 45 Sorteert de literatuurlijstitems in aflopende alfanumerieke volgorde.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fkey3lb af Selecteer het item waarop de literatuurlijstitems gesorteerd moeten worden. Deze optie is alleen beschikbaar als u het keuzerondje Inhoud in het gebied Sorteren op selecteert.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Finsert b0 Voegt de verwijzingscode voor het geselecteerde literatuurlijstitem aan de structuurregel toe. Selecteer een item in de lijst, klik in een leeg vakje, en klik dan op deze knop.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftocentriespage%2Fsortpos 59 Sorteert de literatuurlijstitems volgens de positie van hun verwijzingen in het document.
1d HID_AUTH_FIELD_AUTHORITY_TYPE 2f Selecteer de bron voor het literatuurlijstitem.
16 HID_AUTH_FIELD_CUSTOM4 43 Hier selecteert u de gewenste itemgegevens voor uw literatuurlijst.
19 HID_AUTH_FIELD_IDENTIFIER 8a Toont de beknopte aanduiding voor het literatuurlijstitem. U kunt hier alleen een naam invoeren als u een nieuw literatuurlijstitem maakt.
44 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcreateauthorentry%2FCreateAuthorEntryDialog 2d Wijzig de inhoud van een literatuurlijstitem.
44 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcreateautomarkdialog%2FCreateAutomarkDialog 4f Maak of bewerk een lijst met woorden om in een trefwoordenregister op te nemen.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fbibliographyentry%2Fedit 7c Opent het dialoogvenster Item voor literatuurlijst definiëren, waar u de geselecteerde literatuurlijstrecord kunt bewerken.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fbibliographyentry%2Fnew 111 Opent het dialoogvenster Item voor literatuurlijst definiëren, waar u een nieuwe literatuurlijstrecord kunt maken. Deze record wordt alleen in het document opgeslagen. Wilt u een record aan de literatuurlijstdatabase toevoegen, dan kiest u Extra - Literatuurlijstdatabase.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fbibliographyentry%2Fclose 19 Sluit het dialoogvenster.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fbibliographyentry%2Finsert b7 Voegt de literatuurverwijzing in het document in. Als u een nieuwe record hebt gemaakt, moet u deze ook als item invoegen, anders gaat de record verloren wanneer u het document sluit.
1d .uno%3AInsertAuthoritiesEntry 2a Voegt een item voor de literatuurlijst in.
3d modules%2Fswriter%2Fui%2Fbibliographyentry%2Ffrombibliography 3b Voegt een verwijzing in vanuit de bibliografische database.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Fbibliographyentry%2Ffromdocument 62 Voegt een verwijzing in uit de literatuurlijstrecords die in het huidige document zijn opgeslagen.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fbibliographyentry%2Fentrylb 4a Selecteer de korte naam uit de literatuurlijstrecords die u wilt invoegen.
1a .uno%3AInsertFrameInteract 88 Tekent een frame waar u sleept in het document. Klik op de pijl naast het pictogram om het aantal kolommen voor het frame te selecteren.
12 .uno%3AInsertFrame 6d Voegt een frame in dat u kunt gebruiken om een lay-out te maken van één of meer kolommen tekst en objecten.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Finserttable%2Fautoformat 69 Opent het dialoogvenster AutoOpmaak, waarin u een vooraf gedefinieerde lay-out voor uw tabel kunt kiezen.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Finserttable%2Fdontsplitcb 41 Voorkomt dat de tabel verspreid wordt over meer dan één pagina.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Finserttable%2Fheadercb 22 Voegt een koprij toe aan de tabel.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Finserttable%2Fbordercb 2e Voegt een rand toe aan de cellen van de tabel.
12 .uno%3AInsertTable a8 Voegt een tabel in het document in. U kunt ook op de pijl klikken, slepen om het aantal rijen en kolommen voor de tabel te selecteren, en dan in de laatste cel klikken.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Finserttable%2Fnameedit 15 Voer de tabelnaam in.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Finserttable%2Fcolspin 33 Voer het aantal kolommen in die u in de tabel wilt.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Finserttable%2Frepeatheaderspin 37 Kies het aantal rijen dat u wilt gebruiken voor de kop.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Finserttable%2Frepeatcb 69 Herhaalt de kopregel van de tabel bovenaan de volgende pagina als de tabel meer dan één pagina beslaat.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Finserttable%2Frowspin 30 Voer het aantal rijen in die u in de tabel wilt.
1a .uno%3AChangeDatabaseField 34 Wijzig de gegevensbronnen voor het huidige document.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fexchangedatabases%2Fdefine 6f Vervangt de huidige gegevensbron met de gegevensbron die u in de lijst Beschikbare databases geselecteerd hebt.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fexchangedatabases%2Finuselb 36 Geeft de databases weer die momenteel in gebruik zijn.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Fexchangedatabases%2Favailablelb 46 Geeft een lijst van databases die zijn geregistreerd in %PRODUCTNAME .
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fexchangedatabases%2Fbrowse ac Opent een dialoogvenster Bestand openen waarin u een databasebestand (*.odb) kunt selecteren. Het geselecteerde bestand wordt aan de lijst Beschikbare databases toegevoegd.
10 .uno%3AInsertDoc 37 Voegt een tekstbestand bij de huidige cursorpositie in.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertscript%2Ftext 26 Typ de scriptcode die u wilt invoegen.
13 .uno%3AInsertScript 4f Voegt een script in bij de huidige cursorpositie in een HTML- of tekstdocument.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertscript%2Fbrowse 54 Zoek het scriptbestand waarnaar u een koppeling wilt maken, en klik dan op Invoegen.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertscript%2Fnext 1c Spring naar Volgende script.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertscript%2Furlentry d5 Voegt een koppeling aan een scriptbestand toe. Klik op het keuzerondje URL en voer dan de koppeling in het vak in. U kunt ook op de bladerknop (...) klikken, het bestand opzoeken en vervolgens op Invoegen klikken.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertscript%2Fprevious 1a Spring naar Vorige script.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertscript%2Fscripttype 2c Voer het type script in dat u wilt invoegen.
17 .uno%3AInsertPageHeader c8 Verwijdert een koptekst uit of voegt deze toe aan het pagina-opmaakprofiel dat u selecteert in het submenu. De koptekst wordt toegevoegd aan alle pagina's die hetzelfde pagina-opmaakprofiel gebruiken.
17 .uno%3AInsertPageFooter ca Verwijdert een voettekst uit of voegt deze toe aan het pagina-opmaakprofiel dat u selecteert in het submenu. De voettekst wordt toegevoegd aan alle pagina's die hetzelfde pagina-opmaakprofiel gebruiken.
23 cui%2Fui%2Ftextflowpage%2FspinWidow 9c Specificeert het minimumaantal regels in een alinea op de eerste pagina na het pagina-einde. Kies dit selectievakje, en typ dan een getal in het vak Regels.
24 cui%2Fui%2Ftextflowpage%2FspinOrphan 8c Specificeert het minimumaantal regels in een alinea vóór een pagina-einde. Kies dit selectievakje, en typ dan een getal in het vak Regels.
28 cui%2Fui%2Ftextflowpage%2FcheckSplitPara 62 Verplaatst de hele alinea naar de volgende pagina of kolom nadat er een pagina-einde is ingevoegd.
25 cui%2Fui%2Ftextflowpage%2FspinLineEnd 79 Voer het minimumaantal tekens in dat aan het einde van de regel moet staan vóórdat een afbreekstreepje wordt ingevoegd.
27 cui%2Fui%2Ftextflowpage%2FcheckKeepPara 6a Houdt de huidige alinea en de volgende alinea bijeen wanneer er een pagina- of kolomeinde ingevoegd wordt.
26 cui%2Fui%2Ftextflowpage%2FTextFlowPage 1e Kies afbreek-en pagina-opties.
27 cui%2Fui%2Ftextflowpage%2FspinLineBegin 68 Voer het minimumaantal tekens in dat aan het begin van de regel na het afbreekstreepje moet verschijnen.
28 cui%2Fui%2Ftextflowpage%2FcheckPageStyle 76 Kies dit selectievakje en dan het pagina-opmaakprofiel dat u wilt gebruiken voor de eerste pagina na het pagina-einde.
2c cui%2Fui%2Ftextflowpage%2FcomboBreakPosition 30 Selecteer waar u het pagina-einde wilt invoegen.
23 cui%2Fui%2Ftextflowpage%2FcheckAuto 3f Voegt automatisch afbreekstreepjes in waar nodig in een alinea.
24 cui%2Fui%2Ftextflowpage%2FspinMaxNum 49 Voer het maximumaantal opeenvolgende regels in dat afgebroken mag worden.
25 cui%2Fui%2Ftextflowpage%2FcheckInsert 46 Kies dit selectievakje en dan het type afbreking dat u wilt gebruiken.
28 cui%2Fui%2Ftextflowpage%2FcomboBreakType 31 Selecteer het type afbreking dat u wilt invoegen.
28 cui%2Fui%2Ftextflowpage%2FspinPageNumber 99 Voer het paginanummer in dat op de eerste pagina na het pagina-einde moet verschijnen. Als u de huidige paginanummering wilt gebruiken, selecteert u '0'.
28 cui%2Fui%2Ftextflowpage%2FcomboPageStyle 58 Selecteer het opmaakprofiel dat gebruikt moet worden voor de eerste pagina na het einde.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Fdropcapspage%2FcomboBOX_TEMPLATE 41 Selecteer het opmaakprofiel dat u op de initialen wilt toepassen.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fdropcapspage%2FentryEDT_TEXT 69 Voer de tekst in die weergegeven moet worden als initialen in plaats van de eerste letters van de alinea.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fdropcapspage%2FspinFLD_LINES 71 Voer het aantal regels in waarmee u de initiaal vanaf de eerste regel van de alinea naar beneden wilt uitbreiden.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Fdropcapspage%2FspinFLD_DISTANCE 5c Bepaal hoeveel ruimte er moet zijn tussen de initialen en de rest van de tekst in de alinea.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fdropcapspage%2FDropCapPage c3 Hiermee wordt de eerste letter van een alinea opgemaakt met een grote hoofdletter, die meerdere regels in beslag kan nemen. U kunt ook het eerste woord van de alinea opmaken met groot lettertype.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fdropcapspage%2FcheckCB_WORD 80 Toont de eerste letter van het eerste woord in de alinea als initiaal, en de overige letters van het woord als groot lettertype.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fdropcapspage%2FcheckCB_SWITCH 3c Past de initiaalinstellingen op de geselecteerde alinea toe.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Fdropcapspage%2FspinFLD_DROPCAPS 47 Voer het aantal tekens in dat naar initialen geconverteerd moet worden.
30 SW%3ANUMERICFIELD%3ATP_NUMPARA%3ANF_RESTART_PARA 48 Voer het nummer in waarmee de regelnummering opnieuw gestart moet worden
34 SW%3ATRISTATEBOX%3ATP_NUMPARA%3ACB_RESTART_PARACOUNT 57 Start de regelnummering opnieuw bij de huidige alinea, of bij het nummer dat u invoert.
2d SW%3ATRISTATEBOX%3ATP_NUMPARA%3ACB_COUNT_PARA 30 Neemt de huidige alinea in de regelnummering op.
2d SW%3ANUMERICFIELD%3ATP_NUMPARA%3ANF_NEW_START 36 Voer het nummer in dat u aan de alinea wilt toewijzen.
2d SW_TRISTATEBOX_TP_NUMPARA_CB_NUMBER_NEW_START 5a Schakel dit selectievakje in en voer dan het nummer in dat u aan de alinea wilt toewijzen.
2b SW%3ALISTBOX%3ATP_NUMPARA%3ALB_NUMBER_STYLE 4d Selecteer het Opmaakprofiel voor nummering dat u op de alinea wilt toepassen.
b HID_NUMPARA d9 Voegt overzichtsniveau, nummering of opsommingstekens aan de alinea toe of verwijdert die. U kunt ook het te gebruiken opmaakprofiel voor nummering selecteren en de nummering in een genummerde lijst opnieuw instellen.
26 SW_LISTBOX_TP_NUMPARA_LB_OUTLINE_LEVEL 69 Wijst een overzichtsniveau van 1 tot en met 10 toe aan de geselecteerde alinea's of Alinea-opmaakprofiel.
2c SW%3ATRISTATEBOX%3ATP_NUMPARA%3ACB_NEW_START 31 Start de nummering opnieuw bij de huidige alinea.
11 .uno%3APageDialog 88 Bepaal de opmaak en lay-out voor het huidige pagina-opmaakprofiel, inclusief de paginamarges, kop- en voetteksten en pagina-achtergrond.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fcolumnpage%2Flineposlb 8f Selecteer de verticale uitlijning van de scheidingslijn. Deze optie is alleen beschikbaar als de waarde Hoogte van de lijn kleiner is dan 100%.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Fcolumnpage%2Fback 33 Verplaatst de kolomweergave één kolom naar links.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcolumnpage%2FColumnPage 54 Bepaal het aantal kolommen en de kolom-layout voor een paginastijl, frame of sectie.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcolumnpage%2Fspacing2mf 36 Bepaal hoeveel ruimte er tussen de kolommen moet zijn.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Fcolumnpage%2Fcolsnf 49 Voer in hoeveel kolommen de pagina, het frame of de sectie moet bevatten.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fcolumnpage%2Fapplytolb 40 Selecteer het item waarop de kolom-layout toegepast moet worden.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fcolumnpage%2Fwidth3mf 20 Voer de breedte van de kolom in.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fcolumnpage%2Fbalance a3 Verdeelt de tekst in secties met meerdere kolommen. De tekst vloeit binnen de kolommen tot dezelfde hoogte. De hoogte van de tekstsectie past zich automatisch aan.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fcolumnpage%2Fautowidth 1a Maakt kolommen even breed.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Fcolumnpage%2Fnext 34 Verplaatst de kolomweergave één kolom naar rechts.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcolumnpage%2Flinestylelb 68 Selecteer de opmaakstijl voor de kolomscheidingslijn. Als u geen scheidingslijn wilt, klikt u op 'Geen'.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcolumnpage%2Flineheightmf 5d Voer de lengte van de scheidingslijn in als een percentage van de hoogte van het kolomgebied.
31 SW%3AMETRICFIELD%3ATP_FOOTNOTE_PAGE%3AED_LINEDIST 71 Voer de afstand in die open moet blijven tussen de scheidingslijn en de eerste tekstregel in het voetnotengebied.
2e SW%3ALISTBOX%3ATP_FOOTNOTE_PAGE%3ADLB_LINETYPE 62 Selecteer de opmaakstijl voor de scheidingslijn. Als u geen scheidingslijn wilt, kiest u "0,0 pt".
32 SW%3AMETRICFIELD%3ATP_FOOTNOTE_PAGE%3AED_LINEWIDTH 4c Voer de lengte van de scheidingslijn in als percentage van de paginabreedte.
2d SW%3AMETRICFIELD%3ATP_FOOTNOTE_PAGE%3AED_DIST 77 Voer de afstand in die open moet blijven tussen de onderste paginamarge en de eerste tekstregel in het voetnotengebied.
37 SW%3ARADIOBUTTON%3ATP_FOOTNOTE_PAGE%3ARB_MAXHEIGHT_PAGE 5d Past de hoogte van het voetnotengebied automatisch aan, afhankelijk van het aantal voetnoten.
11 HID_FOOTNOTE_PAGE 7f Specificeert de layout-opties voor voetnoten, inclusief de lijn die de voetnoot scheidt van het hoofdgedeelte van het document.
32 sw%3ARadioButton%3ATP_FOOTNOTE_PAGE%3ARB_MAXHEIGHT 6d Stelt een maximale hoogte in voor het gebied van de voetnoot. Schakel deze optie in en voer dan de hoogte in.
2d SW%3ALISTBOX%3ATP_FOOTNOTE_PAGE%3ADLB_LINEPOS 66 Selecteer de horizontale positie van de scheidingslijn tussen het voetnotengebied en de normale tekst.
32 SW%3AMETRICFIELD%3ATP_FOOTNOTE_PAGE%3AED_MAXHEIGHT 34 Voer de maximale hoogte voor het voetnotengebied in.
41 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotesendnotestabpage%2Fendnumviewbox 2f Selecteer de nummeringsstijl voor de eindnoten.
3d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotesendnotestabpage%2Fendprefix 3f Voer de tekst in die u vóór het eindnootnummer wilt weergeven
3d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotesendnotestabpage%2Fendsuffix 3c Voer de tekst in die u na het eindnootnummer wilt weergeven.
3d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotesendnotestabpage%2Fendoffset 3f Voer het nummer in dat u aan het eindnootnummer wilt toewijzen.
3f modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotesendnotestabpage%2Fendntnumfmt 35 Specificeert een aangepaste nummering voor eindnoten.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotesendnotestabpage%2Fftnntnum 49 Start een nieuwe nummering van de voetnoten bij het nummer dat u opgeeft.
3d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotesendnotestabpage%2Fftnoffset 38 Voer het nummer in dat u aan de voetnoot wilt toewijzen.
4c modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotesendnotestabpage%2FFootnotesEndnotesTabPage 53 Specificeert waar voetnoten en eindnoten weergegeven worden, evenals hun nummering.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotesendnotestabpage%2Fendntnum 49 Start een nieuwe nummering van de eindnoten bij het nummer dat u opgeeft.
3f modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotesendnotestabpage%2Fftnntnumfmt 35 Specificeert een aangepaste nummering voor voetnoten.
42 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotesendnotestabpage%2Fftnntattextend b2 Voegt voetnoten aan het einde van de sectie toe. Als de sectie meer dan een pagina omvat, worden de voetnoten toegevoegd onder aan de pagina waarop de voetnootankers verschijnen.
41 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotesendnotestabpage%2Fftnnumviewbox 2f Selecteer de nummeringsstijl voor de voetnoten.
3d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotesendnotestabpage%2Fftnprefix 40 Voer de tekst in die u vóór het voetnootnummer wilt weergeven.
3d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotesendnotestabpage%2Fftnsuffix 3c Voer de tekst in die u na het voetnootnummer wilt weergeven.
42 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotesendnotestabpage%2Fendntattextend 30 Voegt eindnoten aan het einde van de sectie toe.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftextgridpage%2FlistLB_COLOR 3b Specificeert de afdruk- en kleuropties van het tekstraster.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftextgridpage%2FspinMF_RUBYSIZE 2b Voer de tekengrootte in voor de Ruby-tekst.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftextgridpage%2FTextGridPage d3 Voegt een tekstraster aan het huidige pagina-opmaakprofiel toe. Deze optie is alleen beschikbaar als ondersteuning voor Aziatische talen is ingeschakeld via Taalinstellingen - Talen in het dialoogvenster Opties.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftextgridpage%2FradioRB_CHARSGRID 6e Voegt een tekstraster voor regels of tekens aan het huidige pagina-opmaakprofiel toe of verwijdert dit raster.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftextgridpage%2FcheckCB_RUBYBELOW 37 Geeft Ruby-tekst weer links van of onder de basistekst.
3b modules%2Fswriter%2Fui%2Ftextgridpage%2FspinNF_LINESPERPAGE 31 Voer het maximumaantal regels voor een pagina in.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftextgridpage%2FspinMF_TEXTSIZE 64 Voer de maximumgrootte voor de basistekst in. Een hoge waarde resulteert in minder tekens per regel.
3b modules%2Fswriter%2Fui%2Ftextgridpage%2FspinNF_CHARSPERLINE 30 Voer het maximumaantal tekens voor een regel in.
14 .uno%3AGraphicDialog 55 Maakt de grootte, positie en andere eigenschappen van de geselecteerde afbeelding op.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Fbyvert 92 Bepaal hoeveel ruimte er moet zijn tussen de bovenrand van het geselecteerde object en het referentiepunt dat u in het vak naar hebt geselecteerd.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Fvertpos 3d Selecteer de optie voor verticale uitlijning voor het object.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Fhorianchor 50 Selecteer het referentiepunt voor de geselecteerde horizontale uitlijningsoptie.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Fhoripos 3f Selecteer de optie voor horizontale uitlijning voor het object.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Faschar 6e Verankert de selectie als teken. De hoogte van de huidige regel wordt aan de hoogte van de selectie aangepast.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Ftochar 24 Verankert de selectie aan een teken.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Ftopara 2c Verankert de selectie aan de huidige alinea.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Ffollowtextflow dd Houdt het geselecteerde object binnen de layout-grenzen van de tekst waaraan het object verankerd is. Selecteer deze optie niet als u het geselecteerde object op een willekeurige plaats in het document wilt kunnen zetten.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Fvertanchor 4e Selecteer het referentiepunt voor de geselecteerde verticale uitlijningsoptie.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Frelwidth 69 Berekent de breedte van het geselecteerde object als percentage van de breedte van het paginatekstgebied.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Fwidth 3a Voer de gewenste breedte in voor het geselecteerde object.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Forigsize 5d Zet de grootte-instellingen van het geselecteerde object op de oorspronkelijke waarden terug.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2FFrmTypePage 57 Specificeert de grootte en positie van het geselecteerde object of frame op een pagina.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Fheight 39 Voer de gewenste hoogte in voor het geselecteerde object.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Fbyhori 93 Bepaal hoeveel ruimte er moet zijn tussen de linkerrand van het geselecteerde object en het referentiepunt dat u in het vak naar hebt geselecteerd.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Ftopage 2c Verankert de selectie aan de huidige pagina.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Frelwidthrelation 6d Beslist wat 100% breedte betekent: ofwel tekstgebied (exclusief marges) of de hele pagina (inclusief marges).
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Fratio 5b Behoudt de hoogte- en breedteverhouding wanneer u de breedte- of hoogte-instelling wijzigt.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Frelheight 67 Berekent de hoogte van het geselecteerde object als percentage van de hoogte van het paginatekstgebied.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Frelheightrelation 6c Beslist wat 100% hoogte betekent: ofwel tekstgebied (exclusief marges) of de hele pagina (inclusief marges).
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Fmirror 49 Keert de huidige horizontale uitlijningsinstellingen op even pagina's om.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmtypepage%2Fautoheight a1 Past automatisch de breedte of hoogte van een frame aan de inhoud van het frame aan. U kunt desgewenst een minimumbreedte of -hoogte voor het frame specificeren.
27 modules%2Fswriter%2Fui%2Fwrappage%2Ftop 52 Bepaal hoeveel ruimte er tussen de bovenrand van het object en de tekst moet zijn.
28 modules%2Fswriter%2Fui%2Fwrappage%2Fleft 53 Bepaal hoeveel ruimte er tussen de linkerrand van het object en de tekst moet zijn.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fwrappage%2Foutside 6a Laat tekst alleen rond de contour van het object omlopen, maar niet in open gebieden binnen de objectvorm.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Fwrappage%2Fbefore 4d Laat tekst aan de linkerkant van het object omlopen, als er genoeg ruimte is.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Fwrappage%2Fbottom 52 Bepaal hoeveel ruimte er tussen de onderrand van het object en de tekst moet zijn.
28 modules%2Fswriter%2Fui%2Fwrappage%2Fnone 98 Plaatst het object op een aparte regel in het document. De tekst in het document verschijnt boven en onder het object, maar niet aan de zijkanten ervan.
29 modules%2Fswriter%2Fui%2Fwrappage%2Fafter 4e Laat tekst aan de rechterkant van het object omlopen, als er genoeg ruimte is.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Fwrappage%2Fparallel 48 Laat tekst aan alle vier kanten van de framerand van het object omlopen.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fwrappage%2Fthrough 23 Plaatst het object vóór de tekst.
10 .uno%3AWrapIdeal d1 Laat tekst automatisch naar links, rechts, of aan alle vier de kanten van het randframe van het object omlopen. Als de afstand tussen het object en de paginamarge minder dan 2 cm is, zal de tekst niet omlopen.
29 modules%2Fswriter%2Fui%2Fwrappage%2Fright 54 Bepaal hoeveel ruimte er tussen de rechterrand van het object en de tekst moet zijn.
f .uno%3ATextWrap 48 Specificeer de manier waarop u tekst rond een object wilt laten omlopen.
15 .uno%3AWrapAnchorOnly 48 Begint een nieuwe alinea onder het object nadat u op Enter hebt gedrukt.
1d .uno%3AWrapThroughTransparent 8a Verplaatst het geselecteerde object naar de achtergrond. Deze optie is alleen beschikbaar als u het omlooptype Doorloop hebt geselecteerd.
12 .uno%3AWrapContour 7b Laat tekst rond de vorm van het object omlopen. Deze optie is niet beschikbaar voor het omlooptype Doorloop of voor frames.
2c svx%2Fui%2Ffloatingcontour%2FTBI_AUTOCONTOUR 47 Tekent automatisch een contour rond het object die u dan kunt bewerken.
2b svx%2Fui%2Ffloatingcontour%2FTBI_POLYDELETE 6f Verwijdert een punt van de buitenrand van de contour. Klik hier en klik dan op het punt dat u wilt verwijderen.
2b svx%2Fui%2Ffloatingcontour%2FTBI_POLYINSERT 89 Voegt een handgreep in die u kunt verslepen om de vorm van de contour te wijzigen. Klik hier en klik dan op de buitenrand van de contour.
27 svx%2Fui%2Ffloatingcontour%2Fspinbutton 96 Voer de kleurtolerantie voor de pipet als een percentage in. Voer een hoger percentage in om te zorgen dat de pipet een groter kleurbereik selecteert.
2a svx%2Fui%2Ffloatingcontour%2FTBI_WORKPLACE 4f Verwijdert de aangepaste contour. Klik hier en klik dan in het voorbeeldgebied.
26 svx%2Fui%2Ffloatingcontour%2FTBI_APPLY 30 Past de contour toe op het geselecteerde object.
27 svx%2Fui%2Ffloatingcontour%2FTBI_CIRCLE 3e Tekent een ovale contour waar u sleept in het voorbeeldobject.
27 svx%2Fui%2Ffloatingcontour%2FTBI_SELECT 42 Schakelt naar de selectiemodus zodat u de contour kunt selecteren.
28 svx%2Fui%2Ffloatingcontour%2FTBI_PIPETTE ce Selecteert delen van de afbeelding die dezelfde kleur hebben. Klik hier en klik dan op een kleur in de afbeelding. Verhoog de waarde in het vak Kleurtolerantie om het geselecteerde kleurbereik te vergroten.
25 svx%2Fui%2Ffloatingcontour%2FTBI_REDO 39 Herstelt de actie van de laatste opdracht Ongedaan maken.
25 svx%2Fui%2Ffloatingcontour%2FTBI_UNDO 20 Maakt de laatste actie ongedaan.
25 svx%2Fui%2Ffloatingcontour%2FTBI_RECT 8c Tekent een rechthoekige contour waar u sleept in het voorbeeldobject. Houd de Shift-toets ingedrukt om een vierkant te tekenen als u sleept.
25 svx%2Fui%2Ffloatingcontour%2FTBI_POLY 197 Tekent een gesloten contour, bestaande uit rechte lijnen. Klik op de plaats waar u de veelhoek wilt beginnen en sleep om een lijn te tekenen. Klik opnieuw om het einde van de lijn te definiëren en blijf klikken om de resterende lijnen van de veelhoek te definiëren. Dubbelklik om het tekenen van de veelhoek te voltooien. Houd de Shift-toets ingedrukt om de veelhoek te begrenzen tot hoeken van 45 graden.
26 svx%2Fui%2Ffloatingcontour%2Fcontainer 28 Geeft een voorbeeld van de contour weer.
29 svx%2Fui%2Ffloatingcontour%2FTBI_POLYEDIT 60 Laat u de vorm van de contour wijzigen. Klik hier en sleep dan aan de handgrepen van de contour.
14 .uno%3AContourDialog 8c Wijzigt de omtrek van het geselecteerde object. $[officename] gebruikt de omtrek voor het bepalen van de tekstomloop-opties voor het object.
29 svx%2Fui%2Ffloatingcontour%2FTBI_POLYMOVE 54 Laat u de handgrepen van de contour verslepen om de vorm van de contour te wijzigen.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Fpicturepage%2Fentry bd Toont het pad naar het gekoppelde afbeeldingsbestand. Als u de koppeling wilt wijzigen, klikt u op de bladerknop (...) en zoekt u vervolgens het bestand waarnaar u een koppeling wilt maken.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fpicturepage%2Frightpages 4b Spiegel de geselecteerde afbeelding horizontaal, alleen op oneven pagina's.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fpicturepage%2FPicturePage 4f Specificeer de spiegeling- en koppelingopties voor de geselecteerde afbeelding.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fpicturepage%2Fallpages 42 Spiegelt de geselecteerde afbeelding horizontaal op alle pagina's.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fpicturepage%2Fbrowse 51 Zoek het nieuwe afbeeldingsbestand waarmee u wilt koppelen en klik dan op Openen.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fpicturepage%2Fvert 2f Spiegelt de geselecteerde afbeelding verticaal.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fpicturepage%2Fleftpages 49 Spiegel de geselecteerde afbeelding horizontaal, alleen op even pagina's.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fpicturepage%2Fhori 31 Spiegelt de geselecteerde afbeelding horizontaal.
3b SFX2%3APUSHBUTTON%3ARID_SFX_SMALLTP_MACROASSIGN%3APB_ASSIGN 42 Wijst de geselecteerde macro aan de geselecteerde gebeurtenis toe.
26 cui%2Fui%2Feventassignpage%2Flibraries 63 Specificeer de macro die uitgevoerd moet worden wanneer de geselecteerde gebeurtenis zich voordoet.
3b SFX2%3APUSHBUTTON%3ARID_SFX_SMALLTP_MACROASSIGN%3APB_DELETE 39 Verwijdert de macrotoewijzing van het geselecteerde item.
2c cui%2Fui%2Feventassignpage%2FEventAssignPage 81 Toont de beschikbare macro's. Selecteer de macro die u aan de geselecteerde gebeurtenis wilt toewijzen, en klik dan op Toewijzen.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmurlpage%2Fclient 47 Gebruikt de Image Map die u voor het geselecteerde object hebt gemaakt.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmurlpage%2Fserver 23 Gebruikt een Server-side Image Map.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmurlpage%2Fframe 47 Specificeer de naam van het frame waarin u het doelbestand wilt openen.
29 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmurlpage%2Furl 3d Voer het volledige pad in naar het bestand dat u wilt openen.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmurlpage%2FFrmURLPage 69 Specificeer de eigenschappen van de hyperlink voor de geselecteerde afbeeldingen, frames of OLE-objecten.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmurlpage%2Fsearch 52 Zoek het bestand dat door de hyperlink geopend moet worden, en klik dan op Openen.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmurlpage%2Fname 23 Voer een naam voor de hyperlink in.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmaddpage%2Fvertalign 116 Specificeert de verticale uitlijning van de inhoud van het frame. Voornamelijk voor tekst, maar het beïnvloed ook tabellen en andere objecten die verankerd zijn aan het tekstgebied (verankerd als teken, aan teken of aan alinea), bijvoorbeeld frames, afbeeldingen of tekeningen.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmaddpage%2Ftextflow d9 Specificeert de gewenste richting voor het tekstverloop in een frame. Selecteer Instellingen van het object op het bovenliggende niveau gebruiken in de lijst om de standaardinstellingen voor tekstverloop te gebruiken.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmaddpage%2Fprotectsize 32 Vergrendelt de grootte van het geselecteerde item.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmaddpage%2Feditinreadonly 66 Hier kunt u de inhoud bewerken van een frame in een alleen-lezen document (tegen schrijven beveiligd).
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmaddpage%2Faltname c4 Voer de tekst in die in een webbrowser weergegeven moet worden, wanneer het geselecteerde item niet beschikbaar is. Vervangende tekst wordt ook gebruikt om mensen met een handicap te ondersteunen.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmaddpage%2Fprintframe 3e Neem het geselecteerde item op wanneer u het document afdrukt.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmaddpage%2Fname 2d Voer een naam voor het geselecteerde item in.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmaddpage%2Fnext f2 Toont het item (object, afbeelding of frame) dat volgt op het huidige item in een gekoppelde reeks. Wilt u de volgende koppeling toevoegen of wijzigen, dan selecteert u een naam in de lijst. Als u frames koppelt, moet het doelframe leeg zijn.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmaddpage%2Fprev 10a Toont het item (object, afbeelding of frame) dat vóór het huidige item komt in een gekoppelde reeks. Wilt u de vorige koppeling toevoegen of wijzigen, dan selecteert u een naam in de lijst. Als u frames koppelt, moeten het huidige frame en het doelframe leeg zijn.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmaddpage%2FFrmAddPage 4f Specificeert eigenschappen voor geselecteerde objecten, afbeeldingen of frames.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmaddpage%2Fprotectcontent 42 Voorkomt dat de inhoud van het geselecteerde item gewijzigd wordt.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffrmaddpage%2Fprotectframe 4a Vergrendelt de positie van het geselecteerde item in het huidige document.
12 .uno%3AFrameDialog 82 Opent een dialoogvenster waarin u de eigenschappen van het geselecteerde object kunt wijzigen, bijvoorbeeld de grootte en de naam.
12 .uno%3ATableDialog 7a Specificeert de eigenschappen van een tabel, bijvoorbeeld: naam, uitlijning, afstand, kolombreedte, randen en achtergrond.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fformattablepage%2Frightmf 52 Bepaal hoeveel ruimte er moet zijn tussen de rechtermarge en de rand van de tabel.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fformattablepage%2Fbelowmf 58 Bepaal hoeveel ruimte er moet zijn tussen de onderkant van de tabel en de tekst eronder.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fformattablepage%2Fabovemf 58 Bepaal hoeveel ruimte er moet zijn tussen de bovenkant van de tabel en de tekst erboven.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fformattablepage%2Fleftmf 51 Bepaal hoeveel ruimte er moet zijn tussen de linkermarge en de rand van de tabel.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fformattablepage%2Fwidthmf 20 Voer de breedte van de tabel in.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fformattablepage%2Frelwidth 4b Geeft de breedte van de tabel weer als een percentage van de paginabreedte.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fformattablepage%2Fname 75 Voer een interne naam voor de tabel in. U kunt deze naam gebruiken om de tabel snel in de Navigator te kunnen vinden.
3a modules%2Fswriter%2Fui%2Fformattablepage%2FFormatTablePage 5f Specificeer de opties voor grootte, positie, afstand en uitlijning voor de geselecteerde tabel.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fformattablepage%2Ffull 41 Breidt de tabel horizontaal naar de linker- en rechtermarges uit.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fformattablepage%2Fleft 37 Lijnt de linkerrand van de tabel op de linkermarge uit.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fformattablepage%2Fright 39 Lijnt de rechterrand van de tabel op de rechtermarge uit.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fformattablepage%2Ffree 7f Lijnt de tabel horizontaal uit op basis van de ingevoerde waarden in de vakjes Naar links en Naar rechts in het gebied Afstand.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fformattablepage%2Ffromleft 71 Lijnt de linkerrand van de tabel uit op de inspringing die u in het vak Naar links in het gebied Afstand invoert.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fformattablepage%2Fcenter 2c Centreert de tabel horizontaal op de pagina.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ftablecolumnpage%2Fnext 42 Geeft de tabelkolommen weer die rechts van de huidige kolom staan.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Ftablecolumnpage%2Fback 41 Geeft de tabelkolommen weer die links van de huidige kolom staan.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftablecolumnpage%2Fadaptwidth 4e Verkleint of vergroot de breedte van de tabel met de gewijzigde kolom breedte.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftablecolumnpage%2Fadaptcolumns 54 Indien mogelijk, zullen de wijzigingen in kolom breedte gelijk zijn voor elke kolom.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftablecolumnpage%2Fspace-nospin a5 Geeft de hoeveelheid ruimte weer die beschikbaar is voor het aanpassen van de breedte van de kolommen. Klik op de tab Tabel om de breedte van de tabel in te stellen.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftablecolumnpage%2Fwidth6 29 Voer de gewenste breedte van de kolom in.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftabletextflowpage%2Fvertorient 41 Specificeer verticale tekstuitlijning voor de cellen in de tabel.
3b modules%2Fswriter%2Fui%2Ftabletextflowpage%2Frepeatheadernf 3d Voer het aantal rijen in dat in de kop moet worden opgenomen.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftabletextflowpage%2Fheadline 5d Herhaalt de tabelkop op een nieuwe pagina wanneer de tabel uit meer dan één pagina bestaat.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftabletextflowpage%2Fkeep 53 Houdt de tabel en de alinea die erop volgt, bij elkaar wanneer u een einde invoegt.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftabletextflowpage%2Fsplitrow 54 Hiermee kan een pagina-einde of kolomeinde in een rij van de tabel ingevoegd worden.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftabletextflowpage%2Fcolumn 52 Voegt een kolomeinde in vóór of na de tabel op een pagina met meerdere kolommen.
3e modules%2Fswriter%2Fui%2Ftabletextflowpage%2FTableTextFlowPage 42 Stel de tekstverloopopties in voor de tekst vóór en na de tabel.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftabletextflowpage%2Fpage 30 Voegt een pagina-einde in vóór of na de tabel.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftabletextflowpage%2Fbreak 52 Selecteer dit vakje en vervolgens het type einde dat u aan de tabel wilt koppelen.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftabletextflowpage%2Fbefore 33 Voegt een pagina- of kolomeinde in vóór de tabel.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftabletextflowpage%2Fsplit 5b Hiermee kan een pagina-einde of kolom-einde tussen de rijen van een tabel ingevoegd worden.
3a modules%2Fswriter%2Fui%2Ftabletextflowpage%2Ftextdirection 34 De oriëntatie van de tekst in de cellen selecteren.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftabletextflowpage%2Fafter 2f Voegt een pagina- of kolomeinde in na de tabel.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftabletextflowpage%2Fpagestyle 5a Past het gespecificeerde pagina-opmaakprofiel op de eerste pagina na het pagina-einde toe.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftabletextflowpage%2Fpagestylelb 59 Selecteer het pagina-opmaakprofiel dat u op de eerste pagina na het einde wilt toepassen.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftabletextflowpage%2Fpagenonf 3c Voer het paginanummer in voor de eerste pagina na het einde.
e .uno%3AProtect 43 Voorkomt dat de inhoud van de geselecteerde cellen gewijzigd wordt.
19 .uno%3AUnsetCellsReadOnly 42 Verwijdert de celbeveiliging voor alle cellen in de huidige tabel.
28 modules%2Fswriter%2Fui%2Frowheight%2Ffit 3b Past de rijhoogte automatisch aan de inhoud van de cel aan.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Frowheight%2Fheightmf 39 Voer de gewenste hoogte in voor de geselecteerde rij(en).
13 .uno%3ASetRowHeight 3c Gebruik deze opdracht om een vaste rijhoogte te definiëren.
1a .uno%3ASetOptimalRowHeight 3f Past de rijhoogten automatisch aan de inhoud van de cellen aan.
10 .uno%3AEntireRow 30 Selecteert de rij waarin de cursor zich bevindt.
11 .uno%3ADeleteRows 31 Verwijdert de geselecteerde rij(en) uit de tabel.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Fcolumnwidth%2Fwidth 49 Voer de breedte in die u wilt gebruiken voor de geselecteerde kolom(men).
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fcolumnwidth%2Fcolumn 49 Voer het kolomnummer in van de kolom waarvoor u de breedte wilt wijzigen.
15 .uno%3ASetColumnWidth 33 Wijzigt de breedte van de geselecteerde kolom(men).
1c .uno%3ASetOptimalColumnWidth 42 Past de kolombreedtes automatisch aan de inhoud van de cellen aan.
13 .uno%3AEntireColumn 32 Selecteert de kolom waarin de cursor zich bevindt.
31 SW%3ARADIOBUTTON%3ADLG_INS_ROW_COL%3ACB_POS_AFTER 63 Voegt nieuwe kolommen rechts van de huidige kolom in of voegt nieuwe rijen onder de huidige rij in.
32 SW%3ARADIOBUTTON%3ADLG_INS_ROW_COL%3ACB_POS_BEFORE 62 Voegt nieuwe kolommen links van de huidige kolom in of voegt nieuwe rijen boven de huidige rij in.
16 .uno%3AInsertRowDialog 1d Voegt een rij in de tabel in.
19 .uno%3AInsertColumnDialog 1f Voegt een kolom in de tabel in.
22 SW%3AMODALDIALOG%3ADLG_INS_ROW_COL 27 Voegt een kolom of rij in een tabel in.
2e SW%3ANUMERICFIELD%3ADLG_INS_ROW_COL%3AED_COUNT 43 Specificeer het aantal kolommen of rijen dat moet worden ingevoegd.
14 .uno%3ADeleteColumns 34 Verwijdert de geselecteerde kolom(men) uit de tabel.
2b SFX2%3ALISTBOX%3ARID_STYLECATALOG%3ABT_TOOL 3b Dit zijn de verschillende categorieën van opmaakprofielen.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fconditionpage%2Fapply 67 Klik op Toewijzen om het geselecteerde alinea-opmaakprofiel aan de gedefinieerde context toe te wijzen.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fconditionpage%2Fcondstyle 63 Selecteer dit vakje om een nieuw opmaakprofiel als een voorwaardelijk opmaakprofiel te definiëren.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fconditionpage%2Flinks ee Hier ziet u de contexten die vooraf in $[officename] gedefinieerd zijn, met inbegrip van overzichtniveaus 1 t/m 10, nummering/opsommingstekens niveaus 1 t/m 10, koptekst tabel, inhoud tabel, sectie, frame, voetnoot, koptekst en voettekst.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fconditionpage%2Fstyles 69 Alle alinea-opmaakprofielen die kunnen worden toegewezen aan een context zijn opgenomen in de keuzelijst.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fconditionpage%2Fremove 60 Klik hier om de huidige context, toegewezen aan het geselecteerde opmaakprofiel, te verwijderen.
1e SFX2_HID_TEMPLDLG_NEWBYEXAMPLE 5f Maakt een nieuw opmaakprofiel op basis van de opmaak van de huidige alinea, pagina of selectie.
1c HID_TEMPLDLG_UPDATEBYEXAMPLE b5 De handmatig opgemaakte attributen van de tekst op de cursorpositie in het document zal worden toegevoegd aan het opmaakprofiel dat is geselecteerd in het venster Stijlen en opmaak.
10 .uno%3APageStyle 24 Toont opmaakprofielen voor pagina's.
11 .uno%3AFrameStyle 22 Toont opmaakprofielen voor frames.
15 SFX2_HID_TEMPLATE_FMT b3 Gebruik het venster Stijlen en opmaak voor het toepassen, maken, bewerken, toevoegen en verwijderen van opmaakprofielen. Dubbelklik op een item om het opmaakprofiel toe te passen.
10 .uno%3AListStyle 4a Geeft opmaakprofielen weer voor lijsten met nummering en opsommingstekens.
10 .uno%3AEditStyle 8d Kies Alineaopmaakprofiel bewerken in het contextmenu van een alinea om het opmaakprofiel van alle alinea's met dat opmaakprofiel te bewerken.
15 HID_TEMPLDLG_WATERCAN c6 Past het geselecteerde opmaakprofiel toe op de objecten of tekst die u in het document selecteert. Klik op dit pictogram en sleep dan een selectie in het document om het opmaakprofiel toe te passen.
10 .uno%3AParaStyle 24 Toont opmaakprofielen voor alinea's.
10 .uno%3ACharStyle 22 Toont opmaakprofielen voor tekens.
17 .uno%3AOnlineAutoFormat 9e Maakt het document automatisch op terwijl u typt. Als u de opmaakopties wilt instellen, kiest u Extra - Opties voor AutoCorrectie en klikt u op de tab Opties.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fautoformattable%2Fpatterncb 47 Voegt achtergrondstijlen toe aan het geselecteerde tabel-opmaakprofiel.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fautoformattable%2Ffontcb 46 Voegt lettertype opmaak toe aan het geselecteerde tabel-opmaakprofiel.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fautoformattable%2Falignmentcb 4c Voegt uitlijningsinstellingen toe aan het geselecteerde tabel-opmaakprofiel.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fautoformattable%2Fnumformatcb 44 Voegt nummering-stijlen in, in het geselecteerde tabelopmaakprofiel.
40 modules%2Fswriter%2Fui%2Fautoformattable%2FAutoFormatTableDialog 5a Past automatisch opmaak op de huidige tabel toe, inclusief lettertypen, schaduw en randen.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fautoformattable%2Frename 71 Wijzigt de naam van het geselecteerde tabelopmaakprofiel. U kunt het tabelopmaakprofiel Standaard niet hernoemen.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fautoformattable%2Fformatlb 75 Toont de beschikbare opmaakprofielen voor tabellen. Klik op het opmaakprofiel dat u wilt toepassen en klik dan op OK.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fautoformattable%2Fadd 36 Voegt een nieuwe tabel-opmaakprofiel toe aan de lijst.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fautoformattable%2Fbordercb 44 Voegt omrandingstypes toe aan het geselecteerde tabel-opmaakprofiel.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fautoformattable%2Fremove 28 Verwijderd de geselecteerde tabelopmaak.
28 cui%2Fui%2Fpercentdialog%2FPercentDialog 71 Voer de minimumlengte voor het samenvoegen van éénregelige alinea's in als een percentage van de paginabreedte.
16 .uno%3AAutoFormatApply 69 Maakt het bestand automatisch op volgens de opties die u instelt onder Extra - Opties voor AutoCorrectie.
17 HID_AUTOFORMAT_EDIT_CHG c9 Opent een dialoogvenster waarin u wijzigingen van AutoCorrectie kunt accepteren of afwijzen. U kunt ook de wijzigingen bekijken die door een bepaalde auteur of op een specifieke datum aangebracht zijn.
15 HID_AUTOFORMAT_REJECT 20 Wijst alle opmaakwijzigingen af.
15 HID_AUTOFORMAT_ACCEPT 20 Past alle opmaakwijzigingen toe.
1d .uno%3AAutoFormatRedlineApply c1 Maakt het bestand automatisch op aan de hand van de opties die u via Extra - Opties voor AutoCorrectie instelt. U wordt in een dialoogvenster gevraagd de wijzigingen te accepteren of verwerpen.
28 sfx%2Fui%2Floadtemplatedialog%2Ffromfile 56 Zoek het bestand dat de opmaakprofielen bevat die u wilt laden, en klik dan op Openen.
29 sfx%2Fui%2Floadtemplatedialog%2Foverwrite 70 Vervangt de opmaakprofielen in het huidige document die dezelfde naam hebben als de opmaakprofielen die u laadt.
29 sfx%2Fui%2Floadtemplatedialog%2Fnumbering 55 Laadt de lijstopmaakprofielen uit het geselecteerde document in het huidige document.
25 sfx%2Fui%2Floadtemplatedialog%2Fframe 55 Laadt de frameopmaakprofielen uit het geselecteerde document in het huidige document.
2a sfx%2Fui%2Floadtemplatedialog%2Fcategories 6a Toont de beschikbare sjablooncategorieën. Klik op een categorie om de inhoud te bekijken in de Sjablonen.
25 sfx%2Fui%2Floadtemplatedialog%2Fpages 57 Laadt de pagina-opmaakprofielen uit het geselecteerde document in het huidige document.
29 sfx%2Fui%2Floadtemplatedialog%2Ftemplates 3f Toont de beschikbare sjablonen voor de geselecteerde categorie.
11 .uno%3ALoadStyles 5d Importeert opmaakprofielen uit een ander document of andere sjabloon in het huidige document.
24 sfx%2Fui%2Floadtemplatedialog%2Ftext 60 Laadt de alinea- en tekenopmaakprofielen uit het geselecteerde document in het huidige document.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fsplittable%2Fnoheading 34 Splitst de tabel zonder de kolomkoppen te kopiëren.
11 .uno%3ASplitTable 46 Splitst de huidige tabel in twee aparte tabellen bij de cursorpositie.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fsplittable%2Fcustomheading 2f Voegt een extra lege rij in de tweede tabel in.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fsplittable%2Fcopyheading 5b Voegt de eerste rij van de oorspronkelijke tabel toe als de eerste rij van de tweede tabel.
3d modules%2Fswriter%2Fui%2Fsplittable%2Fcustomheadingapplystyle 82 Voegt een lege koprij in de tweede tabel in, die is opgemaakt met het opmaakprofiel van de eerste rij in de oorspronkelijke tabel.
11 .uno%3AMergeTable 9a Voegt twee opeenvolgende tabellen samen tot één enkele tabel. De tabellen moeten direct naast elkaar staan en niet zijn gescheiden door een lege alinea.
1d cui%2Fui%2Fhyphenate%2Fdelete 45 Verwijderd het huidige woordafbrekingspunt van het weergegeven woord.
19 cui%2Fui%2Fhyphenate%2Fok 36 Voegt het afbreekstreepje op de aangegeven positie in.
1c cui%2Fui%2Fhyphenate%2Fright 93 Stel de positie van het afbreekstreepje in. Deze optie is alleen beschikbaar als er meer dan één suggestie voor woordafbreking wordt weergegeven.
1f cui%2Fui%2Fhyphenate%2Fcontinue 5a Negeert de woordafbreking suggestie en zoekt het volgende woord dat kan worden afgebroken.
10 .uno%3AHyphenate 6b Voegt afbreekstreepjes in woorden in die te lang zijn om in hun geheel aan het einde van de regel te passen
26 cui%2Fui%2Fhyphenate%2FHyphenateDialog 6b Voegt afbreekstreepjes in woorden in die te lang zijn om in hun geheel aan het einde van de regel te passen
1d cui%2Fui%2Fhyphenate%2Fworded 42 Toont de woordafbreking suggestie(s) voor het geselecteerde woord.
13 FN_WORDCOUNT_DIALOG a5 Telt de woorden en tekens, met of zonder spaties, in de huidige selectie en in het hele document. De telling wordt bijgehouden terwijl u typt of de selectie wijzigt.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fnumberingnamedialog%2Fform ac Klik op een nummer in de lijst en typ dan een naam in voor dat opmaakprofiel. De nummers komen overeen met het hoofdstukniveau waaraan de opmaakprofielen worden toegewezen.
1d .uno%3AChapterNumberingDialog 62 Specificeert de getalnotatie en de hiërarchie voor de hoofdstuknummering in het huidige document.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinenumbering%2Fuser 76 Slaat een nummeringsopmaak op of laadt die. Een opgeslagen nummeringsnotatie is beschikbaar voor alle tekstdocumenten.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinenumbering%2Fform1 75 Selecteer het vooraf gedefinieerde hoofdstukopmaakprofiel dat u aan het geselecteerde hoofdstukniveau wilt toewijzen.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinenumbering%2Fsaveas aa Opent een dialoogvenster waar u de huidige instellingen voor het geselecteerde hoofdstukniveau kunt opslaan. U kunt deze instellingen dan vanuit een ander document laden.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinenumberingpage%2Fstartat 44 Voer in met welk nummer de hoofdstuknummering opnieuw moet beginnen.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinenumberingpage%2Fsuffix 3d Voer de tekst in die u na het hoofdstuknummer wilt weergeven.
3b modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinenumberingpage%2Fsublevelsnf aa Selecteer het aantal overzichtsniveaus dat in de hoofdstuknummering opgenomen moet worden. Zo selecteert u '3' om hoofdstuknummering met drie niveaus weer te geven: 1.1.1
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinenumberingpage%2Fstyle 5f Selecteer het alinea-opmaakprofiel dat u aan het geselecteerde overzichtsniveau wilt toewijzen.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinenumberingpage%2Fnumbering 66 Selecteer het opmaakprofiel voor nummering dat u op het geselecteerde overzichtsniveau wilt toepassen.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinenumberingpage%2Fprefix 3f Voer de tekst in die u voor het hoofdstuknummer wilt weergeven.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinenumberingpage%2Flevel 65 Klik op het overzichtsniveau dat u wilt wijzigen, en geef dan de nummeringsopties voor het niveau op.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinenumberingpage%2Fcharstyle 29 Selecteer de notatie van het nummerteken.
15 .uno%3AFootnoteDialog 3e Specificeert de weergave-instellingen voor voet- en eindnoten.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotepage%2Fconted d3 Voer de tekst in die u wilt weergeven wanneer de voetnoten op de volgende pagina voortgezet worden, bijvoorbeeld 'Vervolg op pagina '. $[officename] Writer voegt automatisch het nummer van de volgende pagina in.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotepage%2Fcharanchorstylelb 5c Kies het gewenste tekenopmaakprofiel voor voetnootankers in het tekstgebied van uw document.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotepage%2Foffsetnf 97 Voer het nummer in voor de eerste voetnoot in het document. Deze optie is alleen beschikbaar als u 'Per document' hebt geselecteerd in het vak Telling.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotepage%2Fnumberinglb 57 Kies het opmaakprofiel voor nummering dat u wilt gebruiken voor voetnoten of eindnoten.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotepage%2Fprefix 5c Voer de tekst in die u vóór het voetnootnummer in de tekst van de voetnoot wilt weergeven.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotepage%2FFootnotePage 33 Specificeert de opmaak voor voetnoten en eindnoten.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotepage%2Fsuffix 58 Voer de tekst in die u na het voetnootnummer in de tekst van de voetnoot wilt weergeven.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotepage%2Fcontfromed c6 Voer de tekst in die u wilt weergeven op de pagina waar de voetnoten voortgezet worden, bijvoorbeeld 'Vervolg van pagina '. $[officename] Writer voegt automatisch het nummer van de vorige pagina in.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotepage%2Fpospagecb 33 Geeft de voetnoten weer op het einde van de pagina.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotepage%2Fposdoccb 45 Geeft de voetnoten weer als eindnoten aan het einde van het document.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotepage%2Fcharstylelb 5a Kies het gewenste tekenopmaakprofiel voor de voetnootnummers in het gebied voor voetnoten.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotepage%2Fcountinglb 29 Kies de nummeringoptie voor de voetnoten.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotepage%2Fparastylelb 2a Kies de alineastijl voor de voetnoottekst.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Ffootnotepage%2Fpagestylelb 38 Kies de paginastijl die u wilt gebruiken voor voetnoten.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fendnotepage%2Fcharstylelb 5f Selecteer het gewenste tekenopmaakprofiel voor de eindnootnummers in het gebied voor eindnoten.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fendnotepage%2Fpagestylelb 44 Selecteer het pagina-profiel dat u wilt gebruiken voor de eindnoten.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fendnotepage%2Fparastylelb 39 Selecteer het alinea-opmaakprofiel voor de eindnoottekst.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fendnotepage%2FEndnotePage 21 Bepaalt de opmaak voor eindnoten.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fendnotepage%2Foffsetnf 3b Voer het nummer in voor de eerste eindnoot in het document.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fendnotepage%2Fsuffix 58 Voer de tekst in die u na het eindnootnummer in de tekst van de eindnoot wilt weergeven.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Fendnotepage%2Fcharanchorstylelb 61 Selecteer het gewenste tekenopmaakprofiel voor eindnootankers in het tekstgebied van uw document.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fendnotepage%2Fprefix 5c Voer de tekst in die u vóór het eindnootnummer in de tekst van de eindnoot wilt weergeven.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fconverttexttable%2Fbordercb 32 Voegt een rand toe aan de tabel en de tabelcellen.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Fconverttexttable%2Fdontsplitcb 2e Verdeelt de tabel niet over meerdere pagina's.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fconverttexttable%2Ftabs 40 Converteert de tekst naar een tabel met tabs als kolommarkering.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fconverttexttable%2Fheadingcb 37 Maakt de eerste rij van de nieuwe tabel op als een kop.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fconverttexttable%2Fsemicolons 49 Converteert de tekst naar een tabel met puntkomma (;) als kolommarkering.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Fconverttexttable%2Frepeatheading 3f Herhaalt de tabel-koptekst op elke pagina dat de tabel beslaat.
17 .uno%3AConvertTableText 58 Converteert de geselecteerde tekst naar een tabel, of de geselecteerde tabel naar tekst.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fconverttexttable%2Fparagraph 46 Converteert de tekst naar een tabel met paragrafen als kolommarkering.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fconverttexttable%2Fother 66 Converteert de tekst naar een tabel met behulp van het teken dat u als kolommarkering in het vak typt.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fconverttexttable%2Fothered 3a Typ het teken dat u wilt gebruiken als een kolommarkering.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fconverttexttable%2Fautofmt 6d Opent het dialoogvenster AutoOpmaak, waarin u een vooraf gedefinieerde lay-out voor uw tabel kunt selecteren.
3b modules%2Fswriter%2Fui%2Fconverttexttable%2Frepeatheaderssb 23 Herhaalt de eerste n rijen als kop.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fconverttexttable%2Fkeepcolumn 4e Maak kolommen met dezelfde breedte, ongeacht de positie van de kolommarkering.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fsortdialog%2Fmatchcase 83 Maakt onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters wanneer u een tabel sorteert. Voor Aziatische talen gelden speciale regels.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fsortdialog%2Fdelimpb 6f Opent het dialoogvenster Speciale tekens waar u het teken kunt kiezen dat u als scheidingsteken wilt gebruiken.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fsortdialog%2Ftypelb3 2a Kies de sorteeroptie die u wilt gebruiken.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Fsortdialog%2Fcolsb3 56 Voer hier het nummer in van de kolom die u als basis voor de sortering wilt gebruiken.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Fsortdialog%2Fkey3 50 Specificeert aanvullende sorteercriteria. U kunt ook sorteersleutels combineren.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Fsortdialog%2Frows 51 Sorteert de rijen in de tabel of geselecteerd gebied volgens de huidige sleutels.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Fsortdialog%2Ftabs 66 Als de geselecteerde alinea's overeenkomen met een lijst gescheiden door tabs selecteert u deze optie.
11 .uno%3ASortDialog 49 Sorteert de geselecteerde alinea's of tabelrijen alfabetisch of numeriek.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fsortdialog%2Fdown3 42 Sorteert in aflopende volgorde (bijvoorbeeld: 9, 8, 7 of z, y, x).
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Fsortdialog%2Flanglb 32 Selecteer de taal die de sorteerregels definieert.
29 modules%2Fswriter%2Fui%2Fsortdialog%2Fup3 43 Sorteert in oplopende volgorde, (bijvoorbeeld: 1, 2, 3 of a, b, c).
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fsortdialog%2Fseparator 57 Voer het teken in dat u wilt gebruiken als scheidingsteken in het geselecteerde gebied.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fsortdialog%2Fcolumns 4a Sorteert de kolommen in de tabel volgens de momenteel ingestelde sleutels.
13 .uno%3ACalculateSel 4e Berekent de geselecteerde formule en kopieert het resultaat naar het klembord.
11 .uno%3ARepaginate 80 Werkt de paginaopmaak in het document bij en berekent opnieuw het totale aantal pagina's dat op de Statusbalk weergegeven wordt.
14 .uno%3ARemoveTableOf 2d Verwijdert de huidige index of inhoudsopgave.
13 .uno%3AEditCurIndex 2a Bewerkt de huidige index of inhoudsopgave.
15 .uno%3AUpdateCurIndex 1b Werkt de huidige index bij.
17 .uno%3AUpdateAllIndexes a4 Werkt alle indices en inhoudsopgaven in het huidige document bij. U hoeft de cursor niet in een index of inhoudsopgave te plaatsen voordat u deze opdracht gebruikt.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Flinenumbering%2Frestarteverynewpage 3d Herstart regelnummering bovenaan elke pagina in het document.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Flinenumbering%2Fstyledropdown 40 Kies de opmaakstijl dat u wilt gebruiken voor de regelnummering.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Flinenumbering%2Fformatdropdown 3b Kies het opmaakprofiel voor nummering dat u wilt gebruiken.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Flinenumbering%2Fintervalspin 25 Vul de interval voor regelnummers in.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Flinenumbering%2Fshownumbering 30 Voegt regelnummers toe aan het huidige document.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Flinenumbering%2Fpositiondropdown 2b Kies waar u de regelnummers wilt weergeven.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Flinenumbering%2Fspacingspin 46 Bepaal hoeveel ruimte er tussen de regelnummers en de tekst moet zijn.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Flinenumbering%2Ftextentry 39 Vul de tekst in die u wilt gebruiken als scheidingsteken.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Flinenumbering%2Fblanklines 2c Voegt lege alinea's toe aan de regeltelling.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Flinenumbering%2Flinesspin 43 Voer het aantal leeg te laten lijnen in tussen de scheidingstekens.
3a modules%2Fswriter%2Fui%2Flinenumbering%2Flinesintextframes b6 Voegt regelnummers toe aan de tekst in tekstframes. De nummering begint opnieuw in elk tekstframe en wordt niet opgenomen in de regeltelling in het hoofdtekstgebied van het document.
10 .uno%3AUpdateAll 64 Werkt alle koppelingen, velden, indices, inhoudsopgaven en paginaopmaak in het huidige document bij.
13 .uno%3AUpdateFields 3c Werkt de inhoud van alle velden in het huidige document bij.
15 .uno%3AUpdateAllLinks 31 Werkt de koppelingen in het huidige document bij.
13 .uno%3AUpdateCharts 30 Werkt de diagrammen in het huidige document bij.
16 .uno%3ADrawGraphicMenu 58 Opent een submenu waarmee u de eigenschappen van het geselecteerde object kunt bewerken.
16 .uno%3AMailMergeWizard 6d Start de Assistent Standaardbrief om standaardbrieven te maken of e-mails naar meerdere ontvangers te sturen.
12 .uno%3AMergeDialog 6d Start de Assistent Standaardbrief om standaardbrieven te maken of e-mails naar meerdere ontvangers te sturen.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmselectpage%2Ftemplate 48 Selecteer de sjabloon met behulp waarvan u uw standaardbrief wilt maken.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmselectpage%2Fbrowsedoc 4b Zoek het Writer-document dat u wilt gebruiken en klik vervolgens op Openen.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmselectpage%2Frecentdoclb 17 Selecteer het document.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmselectpage%2Frecentdoc 42 Gebruik een bestaande standaardbrief als de basis voor een nieuwe.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmselectpage%2FMMSelectPage 49 Gebruikt het huidige Writer-document als de basis voor de standaardbrief.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmselectpage%2Fbrowsetemplate 31 Opent het dialoogvenster Sjablonen en documenten.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmselectpage%2Fcurrentdoc 49 Gebruikt het huidige Writer-document als de basis voor de standaardbrief.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmselectpage%2Fnewdoc 4f Maakt een nieuw Writer-document dat voor de standaardbrief gebruikt kan worden.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmselectpage%2Floaddoc 61 Selecteer een bestaand Writer-document dat als basis voor de standaardbrief gebruikt moet worden.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputtypepage%2Femail 5b Maakt mailmerge documenten die u kunt verzenden als een e-mailbericht of een e-mailbijlage.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputtypepage%2Fletter 32 Maakt een standaardbrief die afgedrukt kan worden.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputtypepage%2FMMOutputTypePage 32 Maakt een standaardbrief die afgedrukt kan worden.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmaddressblockpage%2Fprev 5f Gebruik de bladerknoppen om de informatie in het vorige of volgende gegevensrecord te bekijken.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmaddressblockpage%2Fassign 2c Opent het dialoogvenster Velden vergelijken.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmaddressblockpage%2Fsettings 2e Opent het dialoogvenster Adresblok selecteren.
40 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmaddressblockpage%2FMMAddressBlockPage a9 Opent het dialoogvenster Adressenlijst selecteren, hier kunt u een gegevensbron voor de adressen selecteren, nieuwe adressen toevoegen of een nieuwe adressenlijst typen.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmaddressblockpage%2Fnext 5f Gebruik de bladerknoppen om de informatie in het vorige of volgende gegevensrecord te bekijken.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmaddressblockpage%2Fhideempty 3c Schakel deze optie in om lege regels uit het adres te laten.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmaddressblockpage%2Faddresslist a9 Opent het dialoogvenster Adressenlijst selecteren, hier kunt u een gegevensbron voor de adressen selecteren, nieuwe adressen toevoegen of een nieuwe adressenlijst typen.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmaddressblockpage%2Faddress 2e Voegt een adresblok aan de standaardbrief toe.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmsalutationpage%2Fnext 5f Gebruik de bladerknoppen om de informatie in het vorige of volgende gegevensrecord te bekijken.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmsalutationpage%2Fprev 5f Gebruik de bladerknoppen om de informatie in het vorige of volgende gegevensrecord te bekijken.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmsalutationpage%2Fassign 2c Opent het dialoogvenster Velden vergelijken.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmsalutationpage%2Fgreeting 15 Voegt een aanhef toe.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmlayoutpage%2Fleft 69 Bepaal hoeveel ruimte er tussen de linkerrand van de pagina en de linkerrand van het adresblok moet zijn.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmlayoutpage%2Fdown 22 Verplaatst de aanhef naar beneden.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmlayoutpage%2Ftop 67 Bepaal hoeveel ruimte er tussen de bovenrand van de pagina en de bovenrand van het adresblok moet zijn.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmlayoutpage%2Fzoom 32 Selecteer een vergroting voor het afdrukvoorbeeld.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmlayoutpage%2Falign 38 Lijnt het frame met het adresblok op de linkermarge uit.
2a modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmlayoutpage%2Fup 20 Verplaatst de aanhef naar boven.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmpreparepage%2Fexclude 37 Sluit de huidige ontvanger uit van deze standaardbrief.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmpreparepage%2Fedit 6e Minimaliseert de Assistent zodat u het hoofddocument van de standaardbrief voor alle ontvangers kunt bewerken.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmpreparepage%2Flast 3d Gebruik de bladerknoppen om door de adresrecords te bladeren.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmpreparepage%2Fnext 3d Gebruik de bladerknoppen om door de adresrecords te bladeren.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmpreparepage%2FMMPreparePage 6a Voer het adresrecordnummer van een ontvanger in om de standaardbrief voor de ontvanger vooraf te bekijken.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmpreparepage%2Fprev 3d Gebruik de bladerknoppen om door de adresrecords te bladeren.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmpreparepage%2Frecord-nospin 6a Voer het adresrecordnummer van een ontvanger in om de standaardbrief voor de ontvanger vooraf te bekijken.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmpreparepage%2Ffirst 3d Gebruik de bladerknoppen om door de adresrecords te bladeren.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmmergepage%2Fmatchcase 43 Maakt onderscheid tussen kleine en hoofdletters in de zoekopdracht.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmmergepage%2FMMMergePage 58 Minimaliseert de Assistent zodat u de standaardbrief voor één ontvanger kunt bewerken.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmmergepage%2Fwholewords 46 Zoekt alleen naar hele woorden en niet naar delen van langere woorden.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmmergepage%2Fedit 58 Minimaliseert de Assistent zodat u de standaardbrief voor één ontvanger kunt bewerken.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmmergepage%2Fbackwards 45 Zoekt vanaf de huidige cursorpositie naar het begin van het document.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmmergepage%2Fentry 67 Voer de tekst in waarnaar u in het samengevoegde document wilt zoeken, zoals de naam van een ontvanger.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmmergepage%2Ffind 23 Klik om de zoekopdracht te starten.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fsavenow 17 Slaat de documenten op.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Ffrom-nospin 57 Voer het nummer in van de eerste record die in de standaardbrief moet worden opgenomen.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fprintmerged 33 Drukt de uitvoer voor alle of enkele ontvangers af.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fto-nospin 58 Voer het nummer in van de laatste record die in de standaardbrief moet worden opgenomen.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Findividualrb f3 Slaat het samengevoegde document op als een afzonderlijk bestand voor iedere ontvanger. De bestandsnamen van de documenten worden samengesteld uit de naam die u invoert, gevolgd door een onderstrepingsteken en het nummer van de huidige record.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2FMMOutputPage 37 Slaat het begindocument op dat de databasevelden bevat.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fmailto 40 Selecteer het databaseveld met het e-mailadres van de ontvanger.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fsavestartingdoc 1e Slaat het huidige document op.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fsinglerb 36 Slaat het samengevoegde document als één bestand op.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fprintersettings 20 Wijzigt de printereigenschappen.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fsavemerged 24 Slaat het samengevoegde document op.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fprinters 15 Selecteer de printer.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fsendas 2b Selecteer het mail-formaat voor de e-mails.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fsendassettings 92 Opent het dialoogvenster E-mailbericht waarin u het e-mailbericht kunt invoeren voor de standaardbriefbestanden die als bijlagen worden verzonden.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fprintallrb 29 Drukt documenten voor alle ontvangers af.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fattach 22 Geeft de naam van de bijlage weer.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fprintnow 1d Drukt de standaardbrieven af.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fsendmerged 3b Stuurt de uitvoer als e-mailberichten naar alle ontvangers.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fsendnow 1d Klik om e-mails te versturen.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Ffromrb 80 Selecteert een bereik van records dat begint met het recordnummer in het vak Van en eindigt met het recordnummer in het vak t/m.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fcopyto 5f Opent het dialoogvenster Kopiëren naar waarin u een of meer CC- of BCC-adressen op kunt geven.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fsendallrb 36 Selecteer om e-mails aan alle ontvangers te verzenden.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fsavestarting 37 Slaat het begindocument op dat de databasevelden bevat.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmoutputpage%2Fsubject 29 Vul de onderwerpregel voor de e-mails in.
27 modules%2Fswriter%2Fui%2Fccdialog%2Fbcc 53 Voer de ontvangers van blinde e-mailkopieën in, gescheiden door een puntkomma (;).
26 modules%2Fswriter%2Fui%2Fccdialog%2Fcc 4c Voer de ontvangers van e-mailkopieën in, gescheiden door een puntkomma (;).
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Fccdialog%2FCCDialog 4c Voer de ontvangers van e-mailkopieën in, gescheiden door een puntkomma (;).
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Faddressblockdialog%2Fright 56 Selecteer een item in de lijst en klik op een pijltjesknop om het item te verplaatsen.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Faddressblockdialog%2Fdown 56 Selecteer een item in de lijst en klik op een pijltjesknop om het item te verplaatsen.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Faddressblockdialog%2Fup 56 Selecteer een item in de lijst en klik op een pijltjesknop om het item te verplaatsen.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Faddressblockdialog%2Fcustom 48 Selecteer een waarde uit de lijst voor de aanhef- en de leestekenvelden.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Faddressblockdialog%2Faddressdest 53 Schik de velden met behulp van slepen en neerzetten, of gebruik de pijltjesknoppen.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Faddressblockdialog%2Faddresses 35 Selecteer een veld en sleep het naar de andere lijst.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Faddressblockdialog%2Fleft 56 Selecteer een item in de lijst en klik op een pijltjesknop om het item te verplaatsen.
40 modules%2Fswriter%2Fui%2Faddressblockdialog%2FAddressBlockDialog 35 Selecteer een veld en sleep het naar de andere lijst.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Faddressblockdialog%2Ftoaddr 77 Voegt het geselecteerde veld uit de lijst Aanhefelementen aan de andere lijst toe. U kunt een veld meermaals toevoegen.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Faddressblockdialog%2Ffromaddr 36 Verwijdert het geselecteerde veld uit de andere lijst.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmmailbody%2Fbodymle 25 Voer de hoofdtekst voor de e-mail in.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmmailbody%2Fgreeting 23 Voegt een aanhef aan de e-mail toe.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmmmailbody%2FMailBodyDialog 23 Voegt een aanhef aan de e-mail toe.
40 modules%2Fswriter%2Fui%2Fassignfieldsdialog%2FAssignFieldsDialog 43 Selecteer een veldnaam in uw database voor elk logisch veldelement.
3e modules%2Fswriter%2Fui%2Fcreateaddresslist%2FCreateAddressList 54 Voer de veldinhoud voor elke ontvanger van de standaardbrief in of wijzig de inhoud.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fselectblockdialog%2Fdelete 2d Verwijdert de geselecteerde adresblok-layout.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fselectblockdialog%2Fnew 5c Opent het dialoogvenster Nieuw adresblok waarin u een nieuwe adresblok-layout kunt bewerken.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fselectblockdialog%2Fcountry 45 Voer de tekenreeks voor land/gebied in die niet afgedrukt zal worden.
3e modules%2Fswriter%2Fui%2Fselectblockdialog%2FSelectBlockDialog 63 Selecteer het blok in de lijst dat u voor standaardbriefadressen wilt gebruiken, en klik dan op OK.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fselectblockdialog%2Fedit 62 Opent het dialoogvenster Nieuw adresblok waarin u de geselecteerde adresblok-layout kunt bewerken.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fselectblockdialog%2Fnever 37 Sluit land- of gebiedsinformatie van het adresblok uit.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fselectblockdialog%2Falways 35 Neemt land- of gebiedsinformatie in het adresblok op.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fselectblockdialog%2Fdependent 80 Neemt alleen land- of gebiedsinformatie in het adresblok op als de waarde verschilt van de waarde die u in het tekstvak invoert.
3a modules%2Fswriter%2Fui%2Fselectaddressdialog%2Fchangetable 6b Opent het dialoogvenster Tabel selecteren waarin u een andere tabel voor de standaardbrief kunt selecteren.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fselectaddressdialog%2Fedit 5e Opent het dialoogvenster Nieuwe adreslijst waarin u de geselecteerde adreslijst kunt bewerken.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fselectaddressdialog%2Fadd 56 Selecteer het databasebestand met de adressen die u als een adreslijst wilt gebruiken.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fselectaddressdialog%2Ffilter 90 Opent het dialoogvenster Standaardfilter waar u filters op de adreslijst kunt toepassen, zodat alleen de gewenste ontvangers weergegeven worden.
42 modules%2Fswriter%2Fui%2Fselectaddressdialog%2FSelectAddressDialog 56 Selecteer het databasebestand met de adressen die u als een adreslijst wilt gebruiken.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fselectaddressdialog%2Fcreate 55 Opent het dialoogvenster Nieuwe adreslijst waarin u een nieuwe adreslijst kunt maken.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fselecttabledialog%2Fpreview 37 Opent het dialoogvenster Ontvangers van standaardbrief.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fselecttabledialog%2Ftable 44 Selecteer de tabel die u wilt gebruiken voor standaardbriefadressen.
3e modules%2Fswriter%2Fui%2Fselecttabledialog%2FSelectTableDialog 44 Selecteer de tabel die u wilt gebruiken voor standaardbriefadressen.
17 .uno%3ADefaultNumbering 54 Hiermee kunt u nummering toevoegen aan of verwijderen van de geselecteerde alinea's.
12 .uno%3AChainFrames 37 Koppelt het geselecteerde frame aan het volgende frame.
13 .uno%3AUnhainFrames 2a Verbreekt de koppeling tussen twee frames.
11 .uno%3AInsertRows d8 Voegt een of meer rijen in de tabel in, onder de selectie. U kunt meerdere rijen invoegen via het dialoogvenster (kies Extra - Invoegen - Rijen), of door meerdere rijen te selecteren voordat u op het pictogram klikt.
14 .uno%3AInsertColumns f4 Voegt een of meer kolommen in de tabel in, na de selectie. U kunt verschillende kolommen tegelijk invoegen via het dialoogvenster (kies Tabel - Invoegen - Kolommen), of door verschillende kolommen te selecteren voordat u op het pictogram klikt.
13 .uno%3ATableModeFix 73 Als deze modus actief is beïnvloeden wijzigingen aan een rij en/of kolom alleen de aangrenzende rijen of kolommen.
17 .uno%3ATableModeFixProp 57 Als deze modus actief is beïnvloeden wijzigingen aan de rij en/of kolom de hele tabel.
18 .uno%3ATableModeVariable 62 Als deze modus actief is beïnvloeden wijzigingen aan een rij en/of kolom de grootte van de tabel.
e .uno%3AAutoSum 70 Schakelt de functie SOM in. Let er op dat de cursor zich in de cel bevindt waar u de som wilt laten verschijnen.
14 .uno%3ARemoveBullets 56 Schakelt de nummering of opsommingstekens in de huidige of geselecteerde alinea's uit.
19 .uno%3ADecrementSubLevels 3d Verplaatst alinea's met subniveaus één niveau naar beneden.
19 .uno%3AIncrementSubLevels 3b Verplaatst alinea's met subniveaus één niveau naar boven.
1d .uno%3AInsertNeutralParagraph 58 Voegt een alinea zonder nummering in. De bestaande nummering zal niet worden beïnvloed.
15 .uno%3AMoveUpSubItems 39 Zet een alinea met subniveaus boven de voorgaande alinea.
17 .uno%3AMoveDownSubItems 3f Zet een alinea met al zijn subniveaus onder de volgende alinea.
15 .uno%3ANumberingStart 28 Start de nummering van de tekst opnieuw.
16 .uno%3AStatePageNumber 134 Het huidige paginanummer wordt in dit veld van de statusbalk weergegeven. Dubbelklik om de Navigator te openen waarmee u in het document kunt navigeren. Klik met de rechtermuisknop om alle bladwijzers in het document weer te geven. Klik op een bladwijzer om de tekstcursor bij de bladwijzerlocatie te zetten.
14 .uno%3AStatusBarFunc 33 Toont actuele informatie over het actieve document.
f .uno%3AZoomPlus 2c Zoomt in voor een close-up van het document.
10 .uno%3AZoomMinus 4b Zoomt uit zodat er meer van het document te zien is in een kleiner formaat.
d .uno%3AZoomIn 4b Zoomt uit zodat er meer van het document te zien is in een kleiner formaat.
11 HID_PVIEW_ZOOM_LB 2f Bepaalt het zoomniveau van het afdrukvoorbeeld.
13 .uno%3AShowTwoPages 32 Toont twee pagina's in het Afdrukvoorbeeldvenster.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fpreviewzoomdialog%2Fcols 41 Definieert het aantal pagina's dat in kolommen wordt weergegeven.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fpreviewzoomdialog%2Frows 29 Definieert het aantal rijen van pagina's.
12 .uno%3APreviewZoom f5 Definieert het aantal pagina's dat op het scherm wordt weergegeven. Klik op de pijl naast het pictogram om een raster te openen. Hierin kunt u selecteren hoeveel pagina's er als rijen en kolommen in het afdrukvoorbeeld weergegeven moeten worden.
10 FN_SHOW_BOOKVIEW 59 Bepaal dat de eerste pagina aan de rechterkant van het afdrukvoorbeeld wordt weergegeven.
3c SW%3APUSHBUTTON%3ADLG_PAGEPREVIEW_PRINTOPTIONS%3APB_STANDARD a5 Specificeert dat het systeem geen vast aantal rijen en kolommen gebruikt tijdens het afdrukken, maar gebruikt wat oorspronkelijk in het afdrukvoorbeeld werd getoond.
3c SW%3AMETRICFIELD%3ADLG_PAGEPREVIEW_PRINTOPTIONS%3AMF_LMARGIN 28 Voer de linkermarge in het waardevak in.
3a SW%3ANUMERICFIELD%3ADLG_PAGEPREVIEW_PRINTOPTIONS%3ANF_ROWS 4f Definieer in dit waardevak het aantal rijen (het aantal pagina's onder elkaar).
3a SW%3ANUMERICFIELD%3ADLG_PAGEPREVIEW_PRINTOPTIONS%3ANF_COLS 41 Definieer het aantal kolommen (het aantal pagina's naast elkaar).
3e SW%3ARADIOBUTTON%3ADLG_PAGEPREVIEW_PRINTOPTIONS%3ARB_LANDSCAPE 1b Drukt de pagina liggend af.
1a .uno%3APreviewPrintOptions 60 Opent een dialoogvenster waar instellingen voor de afdruk van uw document kunnen worden gemaakt.
3c SW%3AMETRICFIELD%3ADLG_PAGEPREVIEW_PRINTOPTIONS%3AMF_RMARGIN 29 Voer de rechtermarge in het waardevak in.
3d SW%3ARADIOBUTTON%3ADLG_PAGEPREVIEW_PRINTOPTIONS%3ARB_PORTRAIT 1a Drukt de pagina staand af.
3c SW%3AMETRICFIELD%3ADLG_PAGEPREVIEW_PRINTOPTIONS%3AMF_BMARGIN 27 Voer de ondermarge in het waardevak in.
3c SW%3AMETRICFIELD%3ADLG_PAGEPREVIEW_PRINTOPTIONS%3AMF_TMARGIN 27 Voer de bovenmarge in het waardevak in.
3c SW%3AMETRICFIELD%3ADLG_PAGEPREVIEW_PRINTOPTIONS%3AMF_HMARGIN 3a Bepaalt de horizontale afstand tussen de documentpagina's.
3c SW%3AMETRICFIELD%3ADLG_PAGEPREVIEW_PRINTOPTIONS%3AMF_VMARGIN 38 Bepaalt de verticale afstand tussen de documentpagina's.
f HID_MN_CALC_TAN 20 Berekent de tangens in radialen.
f HID_MN_CALC_COS 20 Berekent de cosinus in radialen.
f HID_MN_POP_FUNC 38 U kunt kiezen uit de volgende trigonometrische functies:
e HID_MN_CALC_EQ 31 Controleert of geselecteerde waarden gelijk zijn.
f FN_FORMULA_CALC 52 Opent een submenu vanwaaruit u een formule in een cel van een tabel kunt invoegen.
f HID_MN_CALC_SIN 1e Berekent de sinus in radialen.
e HID_MN_POP_OPS 36 U kunt verscheidene operatoren in uw formule invoegen.
f HID_MN_CALC_LES 36 Test op waarden kleiner dan een gespecificeerde waarde
10 HID_MN_CALC_SQRT 1c Berekent de vierkantswortel.
f HID_MN_CALC_SUM 2c Berekent de som van de geselecteerde cellen.
11 HID_MN_CALC_ROUND 3b Rondt een getal af op het gespecificeerde aantal decimalen.
f HID_MN_CALC_NEQ 2f Test op ongelijkheid van geselecteerde waarden.
f HID_MN_CALC_POW 20 Berekent de macht van een getal.
f HID_MN_CALC_PHD 17 Berekent een percentage
13 HID_MN_CALC_LISTSEP 22 Scheidt de elementen in een lijst.
10 HID_MN_CALC_ACOS 24 Berekent de boogcosinus in radialen.
f HID_MN_CALC_LEQ 4a Test of waarden kleiner dan of gelijk zijn aan een gespecificeerde waarde.
10 HID_MN_CALC_ATAN 24 Berekent de boogtangens in radialen.
f HID_MN_CALC_AND 27 Test op waarden volgens de logische AND
f HID_MN_CALC_GEQ 48 Test of waarden groter dan of gelijk zijn aan een gespecificeerde waarde
f HID_MN_CALC_GRE 35 Test op waarden groter dan een gespecificeerde waarde
e HID_MN_CALC_OR 23 Test op waarden volgens logische OR
f HID_MN_CALC_XOR 2e Test op waarden volgens logische exclusieve OR
10 HID_MN_CALC_ASIN 22 Berekent de boogsinus in radialen.
10 HID_MN_CALC_MEAN 4f Berekent het rekenkundige gemiddelde van de waarden in een bereik of een lijst.
15 HID_MN_POP_STATISTICS 34 U kunt kiezen uit de volgende statistische functies:
f HID_MN_CALC_MIN 35 Berekent de minimumwaarde in een bereik of een lijst.
f HID_MN_CALC_NOT 32 Test of waarden overeenkomen met de Booleaanse NOT
f HID_MN_CALC_MAX 35 Berekent de maximumwaarde in een bereik of een lijst.
11 FN_FORMULA_CANCEL 40 Verwijdert de inhoud van de invoerregel en sluit de formulebalk.
10 FN_FORMULA_APPLY a3 Verplaatst de inhoud van de invoerregel naar uw document en sluit de formulebalk. De inhoud van de invoerregel wordt ingevoegd op de cursorpositie in het document.
10 HID_EDIT_FORMULA 77 Hier kunt u direct een formule in de invoerregel typen of op het pictogram Formule klikken om het submenu op te roepen.
11 .uno%3AInsertCtrl 71 De werkbalk bevat verschillende functies voor het invoegen van frames, afbeeldingen, tabellen en andere objecten.
16 .uno%3AInsertFieldCtrl 6a Klik om het dialoogvenster Velden te openen. Klik op de pijl naast het pictogram om een submenu te openen.
15 HID_INSERT_FIELD_CTRL 6a Klik om het dialoogvenster Velden te openen. Klik op de pijl naast het pictogram om een submenu te openen.
16 .uno%3AInsertDateField 27 Voegt de huidige datum als een veld in.
16 .uno%3AInsertTimeField 75 Voegt de huidige tijd in als een veld. De tijd wordt direct uit de instellingen van uw besturingssysteem overgenomen.
1c .uno%3AInsertPageNumberField 43 Voegt het actuele paginanummer in als een veld op de cursorpositie.
1b .uno%3AInsertPageCountField 40 Voegt het totaalaantal pagina's in het document als een veld in.
17 .uno%3AInsertTopicField 5e Voegt het onderwerp, zoals dat gespecificeerd is in de documenteigenschappen, als een veld in.
17 .uno%3AInsertTitleField 59 Voegt de titel, zoals die gespecificeerd is in de documenteigenschappen, als een veld in.
18 .uno%3AInsertAuthorField 51 Voegt hier als een veld de naam in van de persoon die het document gemaakt heeft.
e .uno%3AGraphic ad Als het pictogram Afbeeldingen verbergen op de werkbalk Extra wordt geactiveerd, worden er geen afbeeldingen weergegeven maar alleen lege frames als tijdelijke aanduidingen.
13 .uno%3AShadowCursor 29 Activeert of deactiveert de directcursor.
10 FN_INSERT_HEADER 76 Toont de koptekst van een HTML-document als de kopteksten ingeschakeld zijn op het tabblad Opmaak - Pagina - Koptekst.
10 FN_INSERT_FOOTER 76 Toont de voettekst van een HTML-document als voetteksten ingeschakeld zijn op het tabblad Opmaak - Pagina - Voettekst.
15 .uno%3AStateWordCount cc Het aantal woorden in het document en de selectie wordt weergegeven op dit veld van de statusbalk. Een dubbel-klik opent het  dialoogvenster Woorden tellen , die extra statistieken van het document toont.
f .uno%3AFileMenu 78 Deze opdrachten zijn van toepassing op het huidige document, openen van een nieuw document of sluiten van de toepassing.
f .uno%3AEditMenu 53 Dit menu bevat opdrachten voor het bewerken van de inhoud van het huidige document.
f .uno%3AViewMenu 5a Dit menu bevat opdrachten voor het beheren van de weergave van het document op het scherm.
11 .uno%3AInsertMenu cf Het menu Invoegen bevat opdrachten voor het invoegen van nieuwe elementen in uw document. Dit omvat onder meer secties, voetnoten, notities, speciale tekens, afbeeldingen en objecten uit andere toepassingen.
11 .uno%3AFormatMenu 4f Dit menu bevat opdrachten voor opmaak van de lay-out en inhoud van uw document.
10 .uno%3AToolsMenu c5 Bevat functies voor spellingcontrole, een galerij van kunstobjecten die u aan uw document kunt toevoegen, als ook functies voor het configureren van menu's en het instellen van programmavoorkeuren.
11 .uno%3AWindowList 48 Bevat opdrachten voor het manipuleren en weergeven van documentvensters.
19 .uno%3AConvertTableToText 4f Opent een dialoogvenster waarin u de huidige tabel naar tekst kunt converteren.
19 .uno%3AConvertTextToTable 59 Opent een dialoogvenster waarin u de geselecteerde tekst naar een tabel kunt converteren.
10 .uno%3ATableMenu 68 Geeft opdrachten weer om een tabel binnen een tekstdocument in te voegen, te bewerken en te verwijderen.
12 .uno%3ASelectTable 1c Selecteert de huidige tabel.
5 20520 58 Herhaalt de tabelkopteksten op volgende pagina's als de tabel meerdere pagina's beslaat.
5 21753 2d Staat een pagina-einde in de huidige rij toe.
5 20529 1c Verwijdert de huidige tabel.
5 20530 1a Selecteert de huidige cel.
17 .uno%3AFormatStylesMenu 80 Bevat opdrachten om opmaakprofielen in een document in te stellen, te maken, te bewerken, bij te werken, te laden en te beheren.
16 .uno%3AParaRightToLeft 66 De tekst die in een taal met complexe-tekstlayout is opgemaakt, wordt van rechts naar links ingevoerd.
10 HID_TEXT_TOOLBOX 37 De balk Opmaak bevat verschillende tekstopmaakfuncties.
d .uno%3AShrink 43 Verkleint de grootte van het lettertype van de geselecteerde tekst.
b .uno%3AGrow 42 Vergroot de grootte van het lettertype van de geselecteerde tekst.
16 .uno%3AParaLeftToRight 2f De tekst wordt van links naar rechts ingevoerd.
12 HID_GRAFIK_TOOLBOX 6d De werkbalk Afbeelding bevat functies voor het opmaken en positioneren van geselecteerde bitmap-afbeeldingen.
11 HID_TABLE_TOOLBOX a1 De werkbalk Tabelbevat functies die u kunt gebruiken wanneer u met tabellen werkt. Deze werkbalk verschijnt wanneer u de cursor in een cel van een tabel plaatst.
10 HID_DRAW_TOOLBOX 16b U kunt de werkbalk Eigenschappen tekenobjecten zien in Writer en Calc. Selecteer het menu Beeld - Werkbalken - Eigenschappen tekenobjecten. De besturingselementen worden ingeschakeld als een tekenobject is geselecteerd. U zult standaard enkele verschillende pictogrammen zien, afhankelijk van het feit of het huidige document een tekstdocument is of een werkblad.
f HID_NUM_TOOLBOX d6 De werkbalk Nummering/opsommingstekens bevat functies voor het wijzigen van de structuur van genummerde alinea's, waaronder het wijzigen van de volgorde van deze alinea's en het instellen van verschillende niveaus.
11 .uno%3AZoomSlider a9 Sleep de schuifbalk In-/uitzoomen naar links om meer pagina's te zien en sleep naar rechts om in te zoomen op een pagina en een kleiner gedeelte van die pagina te tonen.
11 .uno%3AViewLayout ab De pictogrammen Afdrukvoorbeeld tonen van links naar rechts: Twee pagina's. Weergavemodus met pagina's naast elkaar. Boekmodus met twee pagina's zoals in een geopend boek.
15 .uno%3ALanguageStatus 1ab Geeft de taal van de geselecteerde tekst weer. Erop klikken opent een menu, waarmee u een andere taal kunt kiezen voor de geselecteerde tekst of voor de huidige alinea. Kies Geen om de tekst uit te sluiten van spellingcontrole en automatische woordafbreking. Kies Herstellen naar standaard taal om de standaard taal opnieuw toe te passen voor de selectie of de alinea. Kies Meer om een dialoogvenster te openen met meer opties.
14 .uno%3AInsertFormula 59 Met behulp van de Formulebalk kunt u berekeningen maken en invoegen in een tekstdocument.
11 HID_FRAME_TOOLBOX 84 Wanneer een frame geselecteerd is, biedt de werkbalk Frame  de belangrijkste functies voor de opmaak en positionering van het frame.
f HID_OLE_TOOLBOX 95 De werkbalk OLE-object  verschijnt als er objecten zijn geselecteerd en bevat de belangrijkste functies voor de opmaak en positionering van objecten.
15 HID_DRAW_TEXT_TOOLBOX 50 Bevat opdrachten voor het opmaken van tekst die is opgenomen in een tekenobject.
20 CHART2_HID_SCH_DATA_SERIES_LABEL 26 Voer namen in voor de gegevensreeksen.
34 modules%2Fschart%2Fui%2Fchartdatadialog%2FSwapColumn 36 Wisselt de huidige kolom met de kolom er rechts naast.
36 modules%2Fschart%2Fui%2Fchartdatadialog%2FRemoveColumn 5c Verwijdert de huidige reeks of tekstkolom. De eerste tekstkolom  kan niet verwijderd worden.
33 modules%2Fschart%2Fui%2Fchartdatadialog%2FRemoveRow 4b Verwijdert de huidige rij. De rij met veldnamen kan niet verwijderd worden.
12 .uno%3ADiagramData 4d Opent het dialoogvenster Gegevenstabel  waarin u deze gegevens kunt wijzigen.
31 modules%2Fschart%2Fui%2Fchartdatadialog%2FSwapRow 31 Schakelt tussen de huidige rij en de rij eronder.
36 modules%2Fschart%2Fui%2Fchartdatadialog%2FInsertColumn 36 Voegt een nieuwe gegevensreeks in na de huidige kolom.
3a modules%2Fschart%2Fui%2Fchartdatadialog%2FInsertTextColumn 63 Voegt een nieuwe tekstkolom in na de huidige kolom voor hiërarchische beschrijvingen van de assen.
33 modules%2Fschart%2Fui%2Fchartdatadialog%2FInsertRow 2d Voegt een nieuwe rij in onder de huidige rij.
16 .uno%3AToggleAxisTitle 5c Klik op Astitels aan/uit op de werkbalk Opmaak om de aslabels weer te geven of te verbergen.
23 SCH%3AEDIT%3ADLG_TITLE%3AEDT_Z_AXIS 81 Wanneer u de optie Z-as selecteert, wordt de Z-astitel geactiveerd. Voer de gewenste titel in het daarvoor bestemde tekstveld in.
23 SCH%3AEDIT%3ADLG_TITLE%3AEDT_Y_AXIS 81 Wanneer u de optie Y-as selecteert, wordt de Y-astitel geactiveerd. Voer de gewenste titel in het daarvoor bestemde tekstveld in.
23 SCH%3AEDIT%3ADLG_TITLE%3AEDT_X_AXIS 81 Wanneer u de optie X-as selecteert, wordt de X-astitel geactiveerd. Voer de gewenste titel in het daarvoor bestemde tekstveld in.
17 .uno%3AInsertMenuTitles 51 Opent een dialoogvenster om de titels in een diagram in te voeren of te wijzigen.
26 SCH%3AEDIT%3ADLG_TITLE%3AEDT_MAINTITLE 88 Wanneer u de optie Hoofdtitel selecteert, wordt de hoofdtitel geactiveerd. Voer de gewenste titel in het daarvoor bestemde tekstveld in.
12 .uno%3AToggleTitle 5e Klik op Titel aan/uit op de balk Opmaak om de titel en subtitel weer te geven of te verbergen.
25 SCH%3AEDIT%3ADLG_TITLE%3AEDT_SUBTITLE 84 Wanneer u de optie Subtitel selecteert, wordt de subtitel geactiveerd. Voer de gewenste titel in het daarvoor bestemde tekstveld in.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_LegendPosition%2Fbottom 34 Plaatst de legenda aan de onderkant van het diagram.
31 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_LegendPosition%2Fright 36 Plaatst de legenda aan de rechterkant van het diagram.
3d modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_LegendPosition%2FLB_LEGEND_TEXTDIR b6 Specificeer de tekstrichting voor een alinea die complexe tekstlayout (CTL) gebruikt. Deze mogelijkheid is alleen beschikbaar als ondersteuning voor complexe scripts is ingeschakeld.
17 .uno%3AInsertMenuLegend 85 Opent het dialoogvenster Legenda hier verandert u de plaatsing van legenda's in het diagram en of de legenda moet worden weergegeven.
13 .uno%3AToggleLegend 5b Om een legenda weer te geven of te verbergen, klikt u op Legenda aan/uit op de balk Opmaak.
2e modules%2Fschart%2Fui%2Fwizelementspage%2Fshow 42 Specificeert of er een legenda voor het diagram wordt weergegeven.
2f modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_LegendPosition%2Ftop 34 Plaatst de legenda aan de bovenkant van het diagram.
30 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_LegendPosition%2Fleft 35 Plaatst de legenda aan de linkerkant van het diagram.
38 modules%2Fschart%2Fui%2Fdlg_DataLabel%2FNF_LABEL_DEGREES 32 Voer de draaihoek linksom in voor de gevenslabels.
38 modules%2Fschart%2Fui%2Fdlg_DataLabel%2FLB_LABEL_TEXTDIR b6 Specificeer de tekstrichting voor een alinea die complexe tekstlayout (CTL) gebruikt. Deze mogelijkheid is alleen beschikbaar als ondersteuning voor complexe scripts is ingeschakeld.
37 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataLabel%2FLB_LABEL_TEXTDIR b6 Specificeer de tekstrichting voor een alinea die complexe tekstlayout (CTL) gebruikt. Deze mogelijkheid is alleen beschikbaar als ondersteuning voor complexe scripts is ingeschakeld.
36 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataLabel%2FPB_NUMBERFORMAT 3d Opent een dialoogvenster voor het kiezen van de getalnotatie.
37 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataLabel%2FNF_LABEL_DEGREES 32 Voer de draaihoek linksom in voor de gevenslabels.
2f modules%2Fschart%2Fui%2Fdlg_DataLabel%2FCT_DIAL 50 Klik in de draaischijf om de tekstrichting voor de gegevenslabels in te stellen.
3e modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataLabel%2FPB_PERCENT_NUMBERFORMAT 3f Opent een dialoogvenster voor het kiezen van de procentnotatie.
39 modules%2Fschart%2Fui%2Fdlg_DataLabel%2FLB_TEXT_SEPARATOR 4d Kiest het scheidingsteken tussen meerdere tekenreeksen voor hetzelfde object.
38 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataLabel%2FLB_TEXT_SEPARATOR 4d Kiest het scheidingsteken tussen meerdere tekenreeksen voor hetzelfde object.
37 modules%2Fschart%2Fui%2Fdlg_DataLabel%2FPB_NUMBERFORMAT 3d Opent een dialoogvenster voor het kiezen van de getalnotatie.
3d %2Fmodules%2Fschart%2Fui%2Fdlg_DataLabel%2FLB_LABEL_PLACEMENT 41 Stelt de plaatsing van de labels, in relatie tot de objecten, in.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataLabel%2FCB_CATEGORY 3b Klik hier om de labels van de gegevenspunten weer te geven.
3d modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataLabel%2FCB_VALUE_AS_PERCENTAGE 54 Kies deze optie om het percentage van de gegevenspunten in elke kolom weer te geven.
39 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataLabel%2FCB_VALUE_AS_NUMBER 4e Selecteer dit veld om de absolute waarden van de gegevenspunten weer te geven.
39 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataLabel%2FLB_LABEL_PLACEMENT 41 Stelt de plaatsing van de labels, in relatie tot de objecten, in.
1b .uno%3AInsertMenuDataLabels 4a Opent het dialoogvenster Gegevenslabels waarin u de labels kunt instellen.
2e modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataLabel%2FCT_DIAL 50 Klik in de draaischijf om de tekstrichting voor de gegevenslabels in te stellen.
3f modules%2Fschart%2Fui%2Fdlg_DataLabel%2FPB_PERCENT_NUMBERFORMAT 3f Opent een dialoogvenster voor het kiezen van de procentnotatie.
30 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataLabel%2FCB_SYMBOL 35 Toont de legendasymbolen naast elk gegevenspuntlabel.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Finsertaxisdlg%2FsecondaryY 83 De hoofdas en de secundaire as kunnen verschillende schalen hebben. Zo kunt u de ene as naar 2 cm en de andere naar 1,5 cm schalen.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Finsertaxisdlg%2FsecondaryX 2e Geeft een secundaire X-as in het diagram weer.
15 .uno%3AInsertMenuAxes 43 Specificeert de assen die in het diagram weergegeven moeten worden.
30 modules%2Fschart%2Fui%2Finsertaxisdlg%2FprimaryY 35 Geeft de Y-as als een lijn met onderverdelingen weer.
30 modules%2Fschart%2Fui%2Finsertaxisdlg%2FprimaryZ 35 Geeft de Z-as als een lijn met onderverdelingen weer.
30 modules%2Fschart%2Fui%2Finsertaxisdlg%2FprimaryX 35 Geeft de Y-as als een lijn met onderverdelingen weer.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ErrorBars%2FRB_NEGATIVE 27 Geeft alleen negatieve foutbalken weer.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ErrorBars%2FRB_POSITIVE 27 Geeft alleen positieve foutbalken weer.
2e modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ErrorBars%2FRB_BOTH 2d Geeft positieve en negatieve foutbalken weer.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ErrorBars%2FLB_FUNCTION 34 Selecteer een functie om de foutbalken te berekenen.
33 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ErrorBars%2Ftp_ErrorBars 60 Gebruik het dialoogvenster X- of Y-foutbalken om de foutbalken voor 2D-diagrammen weer te geven.
41 modules%2Fschart%2Fui%2Fdlg_InsertErrorBars%2Fdlg_InsertErrorBars 60 Gebruik het dialoogvenster X- of Y-foutbalken om de foutbalken voor 2D-diagrammen weer te geven.
39 modules%2Fschart%2Fui%2Fdlg_InsertErrorBars%2FRB_NEGATIVE 27 Geeft alleen negatieve foutbalken weer.
31 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ErrorBars%2FRB_PERCENT 8d Geeft een percentage weer. De weergave heeft betrekking op het overeenkomstige gegevenspunt. Stel het percentage in in het gebied Parameters.
39 modules%2Fschart%2Fui%2Fdlg_InsertErrorBars%2FRB_POSITIVE 27 Geeft alleen positieve foutbalken weer.
2e modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ErrorBars%2FRB_NONE 1b Geeft geen foutbalken weer.
39 modules%2Fschart%2Fui%2Fdlg_InsertErrorBars%2FRB_FUNCTION 34 Selecteer een functie om de foutbalken te berekenen.
35 modules%2Fschart%2Fui%2Fdlg_InsertErrorBars%2FRB_BOTH 2d Geeft positieve en negatieve foutbalken weer.
1b .uno%3AInsertMenuYErrorBars 60 Gebruik het dialoogvenster X- of Y-foutbalken om de foutbalken voor 2D-diagrammen weer te geven.
2f modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ErrorBars%2FRB_CONST 44 Geeft constante waarden weer die u opgeeft in het gebied Parameters.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ErrorBars%2FRB_FUNCTION 34 Selecteer een functie om de foutbalken te berekenen.
39 modules%2Fschart%2Fui%2Fdlg_InsertErrorBars%2FLB_FUNCTION 34 Selecteer een functie om de foutbalken te berekenen.
1e .uno%3AInsertTrendlineEquation 9d Selecteer de trendlijn in het diagram, klik rechts om het contextmenu te openen en kies Trendlijnvergelijking invoegen om de trendlijn-vergelijking te tonen.
1b .uno%3AInsertMenuMeanValues c1 Gemiddelde waarde-lijnen zijn speciale trendlijnen die de gemiddelde waarde weergeven. Gebruik Invoegen - Gemiddelde waarde-lijnen om gemiddelde waarde-lijnen in te voeren voor gegevensreeksen.
41 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Trendline%2FshowCorrelationCoefficient 38 Geeft de trendlijn vergelijking naast de trendlijn weer.
33 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Trendline%2FshowEquation 38 Geeft de trendlijn vergelijking naast de trendlijn weer.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Trendline%2Fexponential 2e Een exponentiële trendlijn wordt weergegeven.
2c modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Trendline%2Fpower 26 Een macht-trendlijn wordt weergegeven.
33 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Trendline%2FTP_TRENDLINE 69 Trendlijnen kunnen worden toegevoegd aan alle types 2D-diagrammen, behalve aan taart- en koersdiagrammen.
2d modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Trendline%2Flinear 29 Een lineaire trendlijn wordt weergegeven.
1b .uno%3AInsertMenuTrendlines 69 Trendlijnen kunnen worden toegevoegd aan alle types 2D-diagrammen, behalve aan taart- en koersdiagrammen.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Trendline%2Flogarithmic 2e Een logaritmische trendlijn wordt weergegeven.
38 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_SeriesToAxis%2FRB_ASSUME_ZERO 73 Voor een ontbrekende waarde wordt de y-waarde als nul weergegeven. Dit is de standaard voor het diagramtype Gebied.
3a modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_SeriesToAxis%2FRB_CONTINUE_LINE 8c Voor een ontbrekende waarde zal de interpolatie van de nabijgelegen waarden worden weergegeven. Dit is de standaard voor het diagramtype XY.
38 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_SeriesToAxis%2FRBT_OPT_AXIS_2 a4 Wijzigt de schaalverdeling van de Y-as. Deze as is alleen zichtbaar als er ten minste één gegevensreeks aan is toegewezen en de weergave van de as geactiveerd is.
34 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_SeriesToAxis%2FMT_OVERLAP 53 Hier definieert u de instellingen die nodig zijn voor overlappende gegevensreeksen.
41 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_SeriesToAxis%2FCB_INCLUDE_HIDDEN_CELLS 66 Vink dit aan om ook de waarden van momenteel verborgen cellen binnen het bron-celbereik weer te geven.
37 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_SeriesToAxis%2FRB_DONT_PAINT 7e Voor een ontbrekende waarde worden geen gegevens weergegeven. Dit is de standaard voor de diagramtypen Kolom, Balk, Lijn, Net.
38 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_SeriesToAxis%2FRBT_OPT_AXIS_1 61 Deze optie is standaard geactiveerd. Alle gegevensreeksen worden uitgelijnd aan de primaire Y-as.
3b modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_PolarOptions%2FNF_STARTING_ANGLE 73 Voer eens starthoek tussen 0 en 359 graden in. U kunt ook op de pijlen klikken om de getoonde waarde te veranderen.
36 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_SeriesToAxis%2FCB_CONNECTOR a5 Voor "gestapelde" en "procentuele" kolomdiagrammen (verticale staafdiagrammen) markeert u dit keuzevak om de kolomlagen die bij elkaar horen met lijnen te verbinden.
3e modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_SeriesToAxis%2FCB_BARS_SIDE_BY_SIDE 64 De staven van verschillende gegevensseries worden getoond alsof ze maar aan één as zijn verbonden.
30 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_SeriesToAxis%2FMT_GAP 3d Hier definieert u de afstand tussen de kolommen in procenten.
36 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_PolarOptions%2FCB_CLOCKWISE bc De standaardrichting waarin de punten van de taart geordend zijn, is tegen de klok in. Zet een vink in het keuzevak Met de klok mee om de delen in de tegenovergestelde richting te tekenen.
37 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_PolarOptions%2FCT_ANGLE_DIAL 158 Sleep het puntje langs de cirkel of klik op een willekeurige plaats op de cirkel om de starthoek van een taart- of ringdiagram in te stellen. De starthoek is de wiskundige positie van de hoek waar het eerste deel wordt getekend. De waarde 90 graden tekent het eerste deel op de positie 12 uur. Een waarde van 0 graden start op de positie 3 uur.
16 .uno%3AInsertMenuGrids ab U kunt de assen van een maatverdeling voorzien door er rasterlijnen aan toe te voegen. Op deze manier houdt u een beter overzicht, vooral als u met grote diagrammen werkt.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Finsertgriddlg%2FsecondaryZ 47 Voegt rasterlijnen toe die de Z-as onderverdelen in kleinere gedeelten.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Finsertgriddlg%2FsecondaryY 47 Voegt rasterlijnen toe die de Y-as onderverdelen in kleinere gedeelten.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Finsertgriddlg%2FsecondaryX 47 Voegt rasterlijnen toe die de X-as onderverdelen in kleinere gedeelten.
38 modules%2Fschart%2Fui%2Finsertgriddlg%2FInsertGridDialog ab U kunt de assen van een maatverdeling voorzien door er rasterlijnen aan toe te voegen. Op deze manier houdt u een beter overzicht, vooral als u met grote diagrammen werkt.
30 modules%2Fschart%2Fui%2Finsertgriddlg%2FprimaryZ 33 Voegt rasterlijnen aan de Z-as van het diagram toe.
30 modules%2Fschart%2Fui%2Finsertgriddlg%2FprimaryY 33 Voegt rasterlijnen aan de Y-as van het diagram toe.
30 modules%2Fschart%2Fui%2Finsertgriddlg%2FprimaryX 33 Voegt rasterlijnen aan de X-as van het diagram toe.
1b .uno%3AToggleGridHorizontal 83 Het pictogram Horizontale rasterlijnen op de werkbalk Opmaak schakelt de zichtbaarheid van de rasterlijnen voor de y-as aan of uit.
19 .uno%3AToggleGridVertical 81 Het pictogram Verticale rasterlijnen op de werkbalk Opmaak schakelt de zichtbaarheid van de rasterlijnen voor de x-as aan of uit.
16 .uno%3AFormatSelection 3e Wijst bepaalde eigenschappen toe aan het geselecteerde object.
d .uno%3AZTitle 34 Wijzigt de eigenschappen van de geselecteerde titel.
d .uno%3AYTitle 4e Past de eigenschappen aan van de geselecteerde titel of van alle titels samen.
38 modules%2Fschart%2Fui%2Ftitlerotationtabpage%2FtextdirLB b6 Specificeer de tekstrichting voor een alinea die complexe tekstlayout (CTL) gebruikt. Deze mogelijkheid is alleen beschikbaar als ondersteuning voor complexe scripts is ingeschakeld.
2b modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_axisLabel%2Fauto 26 Plaatst getallen automatisch op de as.
37 modules%2Fschart%2Fui%2Ftitlerotationtabpage%2FdialCtrl 49 Klik ergens op het wiel om een variabele tekstoriëntatie te definiëren.
3b modules%2Fschart%2Fui%2Ftitlerotationtabpage%2FOrientDegree 36 Hiermee kunt u de oriëntatiehoek handmatig instellen.
30 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_axisLabel%2FtextdirLB b6 Specificeer de tekstrichting voor een alinea die complexe tekstlayout (CTL) gebruikt. Deze mogelijkheid is alleen beschikbaar als ondersteuning voor complexe scripts is ingeschakeld.
2e modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_axisLabel%2FbreakCB 19 Staat woordafbreking toe.
2a modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_axisLabel%2Fodd 43 Spreidt getallen op de as; even getallen lager dan oneven getallen.
16 .uno%3AToggleAxisDescr 3c Hier kunt u de schrijfrichting van de celinhoud definiëren.
33 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_axisLabel%2FshowlabelsCB 40 Geeft aan of de aslabels moeten worden weergegeven of verborgen.
38 modules%2Fschart%2Fui%2Ftitlerotationtabpage%2FstackedCB 50 Teneinde de tekst van de celinhoud verticaal te zetten, klikt u op de ABCD knop.
30 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_axisLabel%2FoverlapCB 78 Specificeert dat de tekst in cellen andere cellen mag overlappen. Dit kan vooral nuttig zijn als er te weinig ruimte is.
2b modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_axisLabel%2Ftile 2a Plaatst de getallen op de as naast elkaar.
2b modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_axisLabel%2Feven 43 Spreidt getallen op de as; oneven getallen lager dan even getallen.
d .uno%3ALegend 41 Definieert de rand-, gebied- en tekenattributen voor een legenda.
13 .uno%3ADiagramAxisB ac Opent een dialoogvenster waar u de eigenschappen van de secundaire Y-as kunt wijzigen. Een secundaire Y-as voegt u in door Invoegen - Assen te kiezen en Y-as te selecteren.
13 .uno%3ADiagramAxisA ac Opent een dialoogvenster waar u de eigenschappen van de secundaire X-as kunt wijzigen. Een secundaire X-as voegt u in door Invoegen - Assen te kiezen en X-as te selecteren.
15 .uno%3ADiagramAxisAll 5b Opent een dialoogvenster waarin u de eigenschappen van de geselecteerde as kunt veranderen.
13 .uno%3ADiagramAxisY 4c Opent het dialoogvenster Y-as , om de eigenschappen van de Y-as te wijzigen.
34 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Scale%2FLB_HELP_TIME_UNIT 53 Het sibinterval kan ingesteld worden om een aantal dagen, maanden of jaren te zien.
34 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Scale%2FMT_MAIN_DATE_STEP 55 Het hoofdinterval kan ingesteld worden om een aantal dagen, maanden of jaren te zien.
30 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Scale%2FEDT_STEP_MAIN 3b Definieert de interval voor de hoofdverdeling van de assen.
2e modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Scale%2FMT_STEPHELP 3b Definieert de interval voor de onderverdeling van de assen.
34 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Scale%2FLB_MAIN_TIME_UNIT 55 Het hoofdinterval kan ingesteld worden om een aantal dagen, maanden of jaren te zien.
30 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Scale%2FCBX_LOGARITHM 36 Geeft aan dat u de as logaritmisch wilt onderverdelen.
2a modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Scale%2FEDT_MAX 35 Definieert de maximumwaarde voor het einde van de as.
2a modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Scale%2FEDT_MIN 34 Definieert de minimumwaarde aan het begin van de as.
2d modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Scale%2FEDT_ORIGIN 43 Geeft aan op welke posities de waarden op de as worden weergegeven.
2e modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Scale%2FCBX_REVERSE 9a Definieert waar de laagste en waar de hoogste waarden worden weergegeven op de as. Als het keuzevakje niet gemarkeerd is, is dit de rekenkundige richting.
35 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Scale%2FLB_TIME_RESOLUTION 5f Resolutie kan ingesteld worden zodat dagen, maanden of jaren als interval kunnen gezien worden.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Scale%2FCBX_AUTO_ORIGIN 4f U moet eerst de optieAutomatisch uitschakelen om de waarden te kunnen wijzigen.
2f modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_Scale%2FLB_AXIS_TYPE 97 Voor sommige types van assen, kunt u er voor kiezen om een as als tekst of als een datum op temaken,of om het automatisch het type te laten detecteren.
39 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_AxisPositions%2FLB_PLACE_TICKS 6b Selecteer waar de markeringen moeten worden geplaatst: bij de labels, bij de as, of bij de as en de labels.
39 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_AxisPositions%2FCB_MINOR_OUTER 48 Klik hier om de hulpmarkeringen aan de buitenkant van de as te plaatsen.
39 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_AxisPositions%2FCB_MINOR_INNER 48 Klik hier om de hulpmarkeringen aan de binnenkant van de as te plaatsen.
39 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_AxisPositions%2FCB_TICKS_INNER 48 Geeft aan dat markeringen aan de binnenzijde van de as worden geplaatst.
39 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_AxisPositions%2FCB_TICKS_OUTER 48 Bepaalt dat de markeringen aan de buitenkant van de as geplaatst worden.
43 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_AxisPositions%2FLB_CROSSES_OTHER_AXIS_AT 85 Selecteer waar de andere as moet worden gekruist: aan het begin, aan het einde, bij een gespecificeerde waarde, of bij een categorie.
44 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_AxisPositions%2FEDT_CROSSES_OTHER_AXIS_AT 41 Voer de waarde in waar de aslijn de andere as zou moeten kruisen.
4d modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_AxisPositions%2FEDT_CROSSES_OTHER_AXIS_AT_CATEGORY 46 Selecteer de categorie waar de aslijn de andere as zou moeten kruisen.
3a modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_AxisPositions%2FLB_PLACE_LABELS 81 Selecteer waar de labels moeten worden geplaatst: nabij de as, nabij de as (andere zijde), buiten het begin, of buiten het einde.
15 .uno%3ADiagramGridAll 4f Opent het dialoogvenster Raster waar u de rastereigenschappen kunt definiëren.
12 .uno%3ADiagramWall b7 Opent het dialoogvenster Diagramwand waar u de eigenschappen van de diagramwand kunt aanpassen. De diagramwand is de "verticale" achtergrond achter het gegevensgebied van het diagram.
13 .uno%3ADiagramFloor d0 Opent het dialoogvenster Diagrambodem, waar u de eigenschappen van de diagrambodem kunt aanpassen. De diagrambodem is het onderste gebied in 3D-diagrammen. Deze optie is alleen beschikbaar voor 3D-diagrammen.
12 .uno%3ADiagramArea b0 Opent het dialoogvenster Diagramgebied, waar u de eigenschappen van het diagramgebied kunt aanpassen. Het diagramgebied is de achtergrond achter alle elementen van het diagram.
f .uno%3ABackward 42 Plaatst de geselecteerde gegevensreeks naar achteren (naar links).
e .uno%3AForward 40 Plaatst de geselecteerde gegevensreeks naar voren (naar rechts).
3e modules%2Fschart%2Fui%2Fsmoothlinesdlg%2FPolynomialsSpinButton 28 Instellen van de graad van de polynomen.
3d modules%2Fschart%2Fui%2Fsmoothlinesdlg%2FResolutionSpinbutton 1b Instellen van de resolutie.
3b modules%2Fschart%2Fui%2Fsmoothlinesdlg%2FSplineTypeComboBox 1d Een B-spline model toepassen.
3a modules%2Fschart%2Fui%2Fsmoothlinesdlg%2FSmoothLinesDialog 1d Een B-spline model toepassen.
3a modules%2Fschart%2Fui%2Fsteppedlinesdlg%2Fstep_center_y_rb 93 Begin met verticaal te stijgen naar het midden van de Y-waarden, trek een horizontale lijn en maak het af door verticaal naar het einde te stappen.
35 modules%2Fschart%2Fui%2Fsteppedlinesdlg%2Fstep_end_rb 74 Start met een horizontale lijn, ga verticaal omhoog in het midden van de X-waarden en eindig met een verticale lijn.
3a modules%2Fschart%2Fui%2Fsteppedlinesdlg%2Fstep_center_x_rb 3a Start verticaal omhoog en eindig met een horizontale lijn.
37 modules%2Fschart%2Fui%2Fsteppedlinesdlg%2Fstep_start_rb 43 Start met een horizontale lijn en ga op het einde verticaal omhoog.
39 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneAppearance%2FLB_SCHEME 55 Selecteer een ontwerp uit de keuzelijst of klik op één van de keuzevakken er onder.
3d schart%2Fui%2Ftp_3D_SceneIllumination%2FBTN_LIGHTSOURCE_COLOR 3e Selecteer een kleur met behulp van het dialoogvenster Kleuren.
3d modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneGeometry%2FCBX_PERSPECTIVE f1 Selecteer het keuzevakje Perspectief om het diagram als door een cameralens te bekijken Gebruik de draaiknop om het percentage in te stellen. Bij een hoog percentage zien dichtbijzijnde objecten er groter uit dan objecten op grotere afstand.
d .uno%3AView3D 98 Schakelt een driedimensionale weergave in voor kolom-, balk-, taart- en gebieddiagrammen. Voor lijn- en XY (verspreid)-diagrammen kunt u 3D-lijnen zien.
3a modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneAppearance%2FCB_SHADING 53 Past Gouraudschaduw toe indien gemarkeerd of vlakke schaduw indien niet gemarkeerd.
41 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneGeometry%2FMTR_FLD_PERSPECTIVE f1 Selecteer het keuzevakje Perspectief om het diagram als door een cameralens te bekijken Gebruik de draaiknop om het percentage in te stellen. Bij een hoog percentage zien dichtbijzijnde objecten er groter uit dan objecten op grotere afstand.
43 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneGeometry%2FCBX_RIGHT_ANGLED_AXES 127 Als assen met rechte hoek is ingeschakeld, kunt u de diagraminhoud alleen in de X- en Y-richting roteren, dat is, evenwijdig aan de diagramranden. Assen met rechte hoek is standaard ingeschakeld bij nieuw gemaakte 3D-diagrammen. Cirkel- en Ringdiagrammen ondersteunen geen assen met rechte hoek.
43 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneIllumination%2FBTN_AMBIENT_COLOR 3e Selecteer een kleur met behulp van het dialoogvenster Kleuren.
40 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneGeometry%2FMTR_FLD_Z_ROTATION 6b Stelt de rotatie van het diagram langs de Z-as in. Het voorbeeldvenster reageert op de nieuwe instellingen.
3e modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneAppearance%2FCB_OBJECTLINES 47 Toont randen om de gebieden door de lijnstijl op Continu in te stellen.
40 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneGeometry%2FMTR_FLD_X_ROTATION 6b Stelt de rotatie van het diagram langs de X-as in. Het voorbeeldvenster reageert op de nieuwe instellingen.
40 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneGeometry%2FMTR_FLD_Y_ROTATION 6b Stelt de rotatie van het diagram langs de Y-as in. Het voorbeeldvenster reageert op de nieuwe instellingen.
3d modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneIllumination%2FBTN_LIGHT_3 3f Klik om de gelijksoortige lichtbronnen in- of uit te schakelen.
3e modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneAppearance%2FCB_ROUNDEDEDGE 1e Hoeken worden met 5% afgerond.
49 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneIllumination%2Ftp_3D_SceneIllumination 6f Sleep met de rechterschuifbalk om de verticale hoogte en richting van de geselecteerde lichtbron in te stellen.
41 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneIllumination%2FLB_AMBIENTLIGHT 2c Selecteer een kleur voor het omgevingslicht.
3d modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneIllumination%2FBTN_LIGHT_1 39 Klik hier om de hooglicht-lichtbron aan of uit te zetten.
3d modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneIllumination%2FBTN_LIGHT_6 3f Klik om de gelijksoortige lichtbronnen in- of uit te schakelen.
3d modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneIllumination%2FBTN_LIGHT_2 3f Klik om de gelijksoortige lichtbronnen in- of uit te schakelen.
3d modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneIllumination%2FBTN_LIGHT_5 3f Klik om de gelijksoortige lichtbronnen in- of uit te schakelen.
3d modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneIllumination%2FBTN_LIGHT_4 3f Klik om de gelijksoortige lichtbronnen in- of uit te schakelen.
3d modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneIllumination%2FBTN_LIGHT_7 3f Klik om de gelijksoortige lichtbronnen in- of uit te schakelen.
3d modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneIllumination%2FBTN_LIGHT_8 3f Klik om de gelijksoortige lichtbronnen in- of uit te schakelen.
40 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_3D_SceneIllumination%2FLB_LIGHTSOURCE 34 Selecteer een kleur voor de geselecteerde lichtbron.
38 modules%2Fschart%2Fui%2Fwizelementspage%2FsecondaryXaxis 81 Voer een label in voor de secundaire y-as. Deze keuze is alleen beschikbaar voor diagrammen die een secundaire y-as ondersteunen.
36 modules%2Fschart%2Fui%2Fwizelementspage%2FprimaryYaxis 2b Voer een label in voor de Y-as (verticaal).
2e modules%2Fschart%2Fui%2Fwizelementspage%2Fshow 25 Geeft een legenda in uw diagram weer.
2b modules%2Fschart%2Fui%2Fwizelementspage%2Fz 73 Toont rasterlijnen die loodrecht op de Z-as staan. Deze optie is alleen beschikbaar in driedimensionale diagrammen.
36 modules%2Fschart%2Fui%2Fwizelementspage%2FprimaryXaxis 2d Voer een label in voor de X-as (horizontaal).
33 modules%2Fschart%2Fui%2Fwizelementspage%2Fmaintitle 22 Voer een titel voor uw diagram in.
2b modules%2Fschart%2Fui%2Fwizelementspage%2Fy 32 Toont rasterlijnen die loodrecht op de Y-as staan.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Fwizelementspage%2Fsubtitle 25 Voer een subtitel in voor uw diagram.
36 modules%2Fschart%2Fui%2Fwizelementspage%2FprimaryZaxis 60 Voer een label in voor de Z-as. Deze optie is alleen beschikbaar in driedimensionale diagrammen.
2d modules%2Fschart%2Fui%2Fwizelementspage%2Ftop 35 Plaatst de legenda aan de bovenzijde van het diagram.
2f modules%2Fschart%2Fui%2Fwizelementspage%2Fright 37 Plaatst de legenda aan de rechterzijde van het diagram.
2b modules%2Fschart%2Fui%2Fwizelementspage%2Fx 32 Toont rasterlijnen die loodrecht op de X-as staan.
2e modules%2Fschart%2Fui%2Fwizelementspage%2Fleft 36 Plaatst de legenda aan de linkerzijde van het diagram.
30 modules%2Fschart%2Fui%2Fwizelementspage%2Fbottom 35 Plaatst de legenda aan de onderzijde van het diagram.
2e modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ChartType%2Fnolines 3d Stel het aantal lijnen in voor het diagramtype Kolom en Lijn.
2b modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ChartType%2Fsort 7f Verbindt in een XY (verspreid)-diagram de punten met oplopende X-waarden, zelfs als de volgorde van de waarden verschillend is.
12 .uno%3ADiagramType 25 Opent het dialoogvenster Diagramtype.
2e modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ChartType%2Fsubtype 2f Selecteer een subtype van het basisdiagramtype.
31 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ChartType%2Fproperties 47 Opent een dialoogvenster om de eigenschappen van de boog in te stellen.
30 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ChartType%2Fcharttype 1f Selecteer een basisdiagramtype.
2f modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ChartType%2F3dscheme 20 Selecteer het type 3D-uiterlijk.
2c modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ChartType%2Fontop 35 Gestapelde series geven waarden boven op elkaar weer.
33 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ChartType%2Ftp_ChartType 41 Klik hier om naar de betreffende pagina van de Assistent te gaan.
2d modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ChartType%2F3dlook 35 Maakt een 3D-uiterlijk voor gegevenswaarden mogelijk.
1d CHART2_HID_SCH_WIZARD_ROADMAP 41 Klik hier om naar de betreffende pagina van de Assistent te gaan.
2c modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ChartType%2Fshape 20 Selecteer een vorm uit de lijst.
2f modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ChartType%2Flinetype 24 Kies het lijntype om mee te tekenen.
2c modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ChartType%2Fstack 32 Geeft gestapelde reeksen voor lijndiagrammen weer.
2e modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_ChartType%2Fpercent 38 Gestapelde series geven waarden weer als een percentage.
3f modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_RangeChooser%2FCB_FIRST_ROW_ASLABELS 13e Voor gegevensreeksen in kolommen: De eerste rij in het bereik wordt gebruikt als naam voor de gegevensreeks. Voor gegevensreeksen in rijen: De eerste rij in het bereik wordt gebruikt als categorie. De resterende rijen bevatten de gegevensreeksen. Als dit keuzevak niet geselecteerd is, zijn alle rijen gegevensreeksen.
11 .uno%3ADataRanges 65 Opent het dialoogvenster Gegevensbereiken waar u het Gegevensbereik en Gegevensreeksen kunt bewerken.
42 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_RangeChooser%2FCB_FIRST_COLUMN_ASLABELS 149 Voor gegevensreeksen in kolommen: De eerste kolom in het bereik wordt gebruikt als naam voor gegevensreeksen. Voor gegevensreeksen in rijen: De eerste kolom in het bereik wordt gebruikt als categorie. De resterende kolommen bevatten de gegevenskolommen. Als dit keuzevak niet geselecteerd is, zijn alle kolommen gegevenskolommen.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_RangeChooser%2FED_RANGE bd Voer het gegevensbereik in dat u wilt opnemen in uw diagram. Klik op de knop Selecteer gegevensbereik om dit dialoogvenster te minimaliseren terwijl u het gegevensbereik in Calc selecteert.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_RangeChooser%2FIB_RANGE bd Voer het gegevensbereik in dat u wilt opnemen in uw diagram. Klik op de knop Selecteer gegevensbereik om dit dialoogvenster te minimaliseren terwijl u het gegevensbereik in Calc selecteert.
35 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_RangeChooser%2FRB_DATACOLS 105 Gegevensreeksen krijgen hun gegevens uit opeenvolgende kolommen uit het geselecteerde bereik. Voor gespreide diagrammen bevat de eerste gegevenskolom X-waarden voor alle reeksen. Alle andere gegevenskolommen worden gebruikt als Y-waarden, één voor elke reeks.
35 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_RangeChooser%2FRB_DATAROWS 10a Gegevensreeksen krijgen hun gegevens uit opeenvolgende rijen in het geselecteerde bereik. Voor gespreide diagrammen zal de eerste gegevensreeks de X-waarden bevatten voor alle reeksen. Alle andere gegevensreeksen worden gebruikt als Y-waarden, één voor elke reeks.
30 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataSource%2FBTN_DOWN 4b Verplaatst het geselecteerde item naar beneden in de lijst Gegevensreeksen.
31 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataSource%2FEDT_RANGE 130 Geeft het adres van het bronbereik van de tweede kolom van de keuzelijst Gegevensbereik weer. U kunt het bereik wijzigen in het tekstvak of door het te slepen in het document. Klik op de knop Selecteer gegevensbereik om dit dialoogvenster te minimaliseren terwijl u het gegevensbereik in Calc selecteert.
35 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataSource%2Ftp_DataSource d6 Toont een lijst met alle gegevensreeksen in het diagram. Klik op een item om die gegevensreeks weer te geven en te bewerken. Klik op Toevoegen om een nieuwe reeks in de lijst in te voegen na het geselecteerde item.
2f modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataSource%2FLB_ROLE c1 Toont alle gegevensbereiken die gebruikt worden door de gegevensreeksen die geselecteerd zijn in de keuzelijst Gegevensreeksen. Elk gegevensbereik toont de naam en het adres van het bronbereik.
31 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataSource%2FLB_SERIES d6 Toont een lijst met alle gegevensreeksen in het diagram. Klik op een item om die gegevensreeks weer te geven en te bewerken. Klik op Toevoegen om een nieuwe reeks in de lijst in te voegen na het geselecteerde item.
36 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataSource%2FEDT_CATEGORIES 183 Geeft het adres van de categorieën van het bronbereik weer (de teksten die u kunt vinden op de x-as van een categoriediagram). Bij een XY-diagram bevat het tekstvak het bronbereik van de gegevenslabels die weergegeven worden als gegevenspunten. U kunt dit dialoogvenster minimaliseren terwijl u het gegevensbereik in Calc selecteert door op de knop Gegevensbereik selecteren te klikken.
2e modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataSource%2FBTN_UP 49 Verplaatst het geselecteerde item naar boven in de lijst Gegevensreeksen.
35 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataSource%2FIMB_RANGE_CAT 183 Geeft het adres van de categorieën van het bronbereik weer (de teksten die u kunt vinden op de x-as van een categoriediagram). Bij een XY-diagram bevat het tekstvak het bronbereik van de gegevenslabels die weergegeven worden als gegevenspunten. U kunt dit dialoogvenster minimaliseren terwijl u het gegevensbereik in Calc selecteert door op de knop Gegevensbereik selecteren te klikken.
36 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataSource%2FIMB_RANGE_MAIN 130 Geeft het adres van het bronbereik van de tweede kolom van de keuzelijst Gegevensbereik weer. U kunt het bereik wijzigen in het tekstvak of door het te slepen in het document. Klik op de knop Selecteer gegevensbereik om dit dialoogvenster te minimaliseren terwijl u het gegevensbereik in Calc selecteert.
2f modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataSource%2FBTN_ADD 9a Voegt een nieuw item toe onder de huidige in de lijst Gegevensreeksen. Als een item geselecteerd is, krijgt de nieuwe gegevensreeks hetzelfde diagramtype.
32 modules%2Fschart%2Fui%2Ftp_DataSource%2FBTN_REMOVE 3f Verwijdert het geselecteerde item uit de lijst Gegevensreeksen.
11 .uno%3ADataInRows 2c Wijzigt de schikking van de diagramgegevens.
14 .uno%3ADataInColumns 2c Wijzigt de schikking van de diagramgegevens.
10 .uno%3AScaleText 5c Brengt de tekst in het diagram op schaal wanneer de grootte van het diagram wordt veranderd.
15 .uno%3ANewArrangement a3 Verplaatst alle diagramobjecten naar hun standaardpositie. Deze functie is niet van invloed op het diagramtype of enig ander attribuut dan de positie van objecten.
12 .uno%3AContextType 2f Geeft de naam van het huidige diagramtype weer.
19 .uno%3AResetAllDataPoints 34 Stelt alle gegevenspunten in op de standaard opmaak.
15 .uno%3AResetDataPoint 3f Stelt het geselecteerde gegevenspunt in op de standaard opmaak.
17 .uno%3ADeleteYErrorBars 1d Verwijdert de Y foutenbalken.
14 .uno%3ADeleteR2Value 1d Verwijdert de waarde van R².
16 .uno%3ADeleteMeanValue 2d Verwijdert de lijn voor de gemiddelde waarde.
17 .uno%3ADeleteDataLabels 1f Verwijdert alle gegevenslabels.
16 .uno%3ADeleteDataLabel 2b Verwijdert het geselecteerde gegevenslabel.
16 .uno%3ADeleteMajorGrid 1b Verwijdert het hoofdraster.
13 .uno%3ADeleteLegend 26 Verwijdert de legenda van het diagram.
14 .uno%3AInsertR2Value 40 Voegt de coëfficiënt van de bepaling van de waarde van R² in.
17 .uno%3AInsertDataLabels 18 Voegt gegevenslabels in.
1e .uno%3ADeleteTrendlineEquation 2d Verwijdert de vergelijking voor de trendlijn.
16 .uno%3AInsertMajorGrid 19 Voegt een hoofdraster in.
16 .uno%3AInsertMinorGrid 18 Voegt een hulpraster in.
11 .uno%3AInsertAxis 30 Opent een dialoogvenster om een as in te voegen.
17 .uno%3AInsertRemoveAxes 41 Opent een dialoogvenster om assen in te voegen of te verwijderen.
11 .uno%3ADeleteAxis 1f Verwijdert de geselecteerde as.
16 .uno%3AInsertAxisTitle 35 Opent een dialoogvenster om een astitel in te voegen.
17 .uno%3AFormatDataLabels 1b Maakt de gegevenslabels op.
11 .uno%3AFormatAxis 1d Maakt de geselecteerde as op.
1e .uno%3AFormatTrendlineEquation 2b Maakt de vergelijking voor de trendlijn op.
13 .uno%3AInsertTitles 40 Opent een dialoogvenster om titels voor diagrammen in te voegen.
16 .uno%3AFormatChartArea 1b Maakt het diagramgebied op.
12 .uno%3AFormatTitle 20 Maakt de geselecteerde titel op.
16 .uno%3ADeleteMinorGrid 1a Verwijdert het hulpraster.
13 .uno%3AFormatLegend 24 Maakt de legenda van het diagram op.
18 .uno%3AInsertObjectChart 123 Maakt een diagram in het huidige document. Klik in het celbereik en kies dan deze opdracht om een aaneensluitend celbereik als gegevensbron voor uw diagram te gebruiken. Selecteer, als alternatief, enkele cellen en kies dan deze opdracht om een diagram van die geselecteerde cellen te maken.
10 .uno%3ADrawChart 123 Maakt een diagram in het huidige document. Klik in het celbereik en kies dan deze opdracht om een aaneensluitend celbereik als gegevensbron voor uw diagram te gebruiken. Selecteer, als alternatief, enkele cellen en kies dan deze opdracht om een diagram van die geselecteerde cellen te maken.
16 .uno%3AStarChartDialog 123 Maakt een diagram in het huidige document. Klik in het celbereik en kies dan deze opdracht om een aaneensluitend celbereik als gegevensbron voor uw diagram te gebruiken. Selecteer, als alternatief, enkele cellen en kies dan deze opdracht om een diagram van die geselecteerde cellen te maken.
16 .uno%3AFormatDataPoint 28 Maakt het geselecteerde gegevenspunt op.
13 SW_HID_INSERT_CHART 123 Maakt een diagram in het huidige document. Klik in het celbereik en kies dan deze opdracht om een aaneensluitend celbereik als gegevensbron voor uw diagram te gebruiken. Selecteer, als alternatief, enkele cellen en kies dan deze opdracht om een diagram van die geselecteerde cellen te maken.
16 .uno%3AInsertDataLabel 23 Voegt één enkel gegevenslabel in.
16 .uno%3AFormatMajorGrid 19 Maakt het hoofdraster op.
16 .uno%3AFormatMeanValue 2b Maakt de lijn voor de gemiddelde waarde op.
17 .uno%3AFormatDataSeries 1c Maakt de gegevensreeksen op.
16 .uno%3AFormatDataLabel 29 Maakt het geselecteerde gegevenslabel op.
16 .uno%3AFormatStockLoss 31 Maakt de indicatoren voor het aandelenverlies op.
12 .uno%3AFormatFloor 22 Maakt de bodem van het diagram op.
16 .uno%3AFormatMinorGrid 18 Maakt het hulpraster op.
16 .uno%3AFormatStockGain 2e Maakt de indicatoren voor de aandelenwinst op.
11 .uno%3AFormatWall 21 Maakt de wand van het diagram op.
17 .uno%3AFormatYErrorBars 1b Maakt de Y foutenbalken op.
23 .uno%3AInsertTrendlineEquationAndR2 57 Voegt de vergelijking voor de trendlijn en de coëfficiënt van de bepaling van R² in.
16 .uno%3AFormatTrendline 16 Maakt de trendlijn op.
1b .uno%3AChartElementSelector e9 Selecteer het element in het diagram dat u wilt opmaken. Het element wordt geselecteerd in het voorbeeld van het diagram. Klik op Selectie voor opmaak om het dialoogvenster voor eigenschappen voor het geselecteerde element te openen.
17 HID_TABDLG_STANDARD_BTN 98 Klik op de knop Meer om het dialoogvenster uit te breiden en de overige opties weer te geven. Klik nogmaals om de oorspronkelijke grootte te herstellen.
14 HID_TABDLG_RESET_BTN 3c Gewijzigde waarden opnieuw instellen op de standaardwaarden.
21 cui%2Fui%2Foptionsdialog%2Frevert 4e Gewijzigde waarden opnieuw instellen op de standaardwaarden van $[officename].
1e EXTENSIONS_HID_LISTWIZARD_NEXT dc Klik op de knop Volgende, waarna de huidige instellingen in het dialoogvenster in de Assistent worden gebruikt en wordt doorgegaan met de volgende stap. Als u bij de laatste stap bent, wordt deze knop gewijzigd in Maken.
11 WIZARDS_HID0_NEXT dc Klik op de knop Volgende, waarna de huidige instellingen in het dialoogvenster in de Assistent worden gebruikt en wordt doorgegaan met de volgende stap. Als u bij de laatste stap bent, wordt deze knop gewijzigd in Maken.
17 DBACCESS_HID_DBWIZ_NEXT dc Klik op de knop Volgende, waarna de huidige instellingen in het dialoogvenster in de Assistent worden gebruikt en wordt doorgegaan met de volgende stap. Als u bij de laatste stap bent, wordt deze knop gewijzigd in Maken.
17 SVX_HID_GALLERY_PREVIEW 2f Een voorbeeld bekijken van de huidige selectie.
38 modules%2Fscalc%2Fui%2Fadvancedfilterdialog%2Frbcopyarea 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
1b CUI_HID_MEASURE_CTL_PREVIEW 2f Een voorbeeld bekijken van de huidige selectie.
38 modules%2Fscalc%2Fui%2Fstandardfilterdialog%2Frbcopyarea 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
3b modules%2Fscalc%2Fui%2Fdefinedatabaserangedialog%2Fassignrb 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
39 modules%2Fscalc%2Fui%2Fconditionalformatdialog%2Frbassign 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
35 modules%2Fscalc%2Fui%2Fprintareasdialog%2Frbrepeatcol 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
1c WIZARDS_HID_DLGTABLE_CMDNEXT dc Klik op de knop Volgende, waarna de huidige instellingen in het dialoogvenster in de Assistent worden gebruikt en wordt doorgegaan met de volgende stap. Als u bij de laatste stap bent, wordt deze knop gewijzigd in Maken.
35 modules%2Fscalc%2Fui%2Fprintareasdialog%2Frbrepeatrow 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
35 modules%2Fscalc%2Fui%2Fprintareasdialog%2Frbprintarea 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
1d cui%2Fui%2Fcolorpage%2Fdelete 38 De geselecteerde elementen verwijderen (na bevestiging).
1f EXTENSIONS_HID_GROUPWIZARD_NEXT dc Klik op de knop Volgende, waarna de huidige instellingen in het dialoogvenster in de Assistent worden gebruikt en wordt doorgegaan met de volgende stap. Als u bij de laatste stap bent, wordt deze knop gewijzigd in Maken.
3a modules%2Fscalc%2Fui%2Fadvancedfilterdialog%2Frbfilterarea 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
31 modules%2Fscalc%2Fui%2Fmanagenamesdialog%2Fassign 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
31 modules%2Fscalc%2Fui%2Fconsolidatedialog%2Fdelete 48 De geselecteerde elementen verwijderen zonder een bevestiging te vragen.
2c modules%2Fscalc%2Fui%2Foptsortslist%2Fdelete 38 De geselecteerde elementen verwijderen (na bevestiging).
21 WIZARDS_HID_DLGREPORT_0_CMDCANCEL 68 Als u op Annuleren klikt, wordt het dialoogvenster gesloten zonder dat de wijzigingen worden opgeslagen.
39 modules%2Fscalc%2Fui%2Fdefinedatabaserangedialog%2Fdelete 38 De geselecteerde elementen verwijderen (na bevestiging).
42 modules%2Fscalc%2Fui%2Fpivottablelayoutdialog%2Fdestination-button 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
32 modules%2Fscalc%2Fui%2Fnamerangesdialog%2Frbassign 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
27 cui%2Fui%2Flineendstabpage%2FBTN_DELETE 38 De geselecteerde elementen verwijderen (na bevestiging).
2f modules%2Fscalc%2Fui%2Fautoformattable%2Fremove 38 De geselecteerde elementen verwijderen (na bevestiging).
30 modules%2Fscalc%2Fui%2Fnamerangesdialog%2Fdelete 38 De geselecteerde elementen verwijderen (na bevestiging).
1e WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_CREATE 30 Past alle wijzigingen toe en sluit de assistent.
23 hid%2Fcui%2Fui%2Fhatchpage%2Fdelete 38 De geselecteerde elementen verwijderen (na bevestiging).
28 cui%2Fui%2Flinestyletabpage%2FBTN_DELETE 38 De geselecteerde elementen verwijderen (na bevestiging).
20 EXTENSIONS_HID_LISTWIZARD_CANCEL 68 Als u op Annuleren klikt, wordt het dialoogvenster gesloten zonder dat de wijzigingen worden opgeslagen.
1c WIZARDS_HID_FAXWIZARD_CANCEL 68 Als u op Annuleren klikt, wordt het dialoogvenster gesloten zonder dat de wijzigingen worden opgeslagen.
21 EXTENSIONS_HID_GROUPWIZARD_CANCEL 68 Als u op Annuleren klikt, wordt het dialoogvenster gesloten zonder dat de wijzigingen worden opgeslagen.
35 modules%2Fscalc%2Fui%2Fconsolidatedialog%2Frbdataarea 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
25 cui%2Fui%2Fbitmaptabpage%2FBTN_DELETE 38 De geselecteerde elementen verwijderen (na bevestiging).
1e WIZARDS_HID_DLGTABLE_CMDCANCEL 68 Als u op Annuleren klikt, wordt het dialoogvenster gesloten zonder dat de wijzigingen worden opgeslagen.
1b WIZARDS_HID_DLGFORM_CMDNEXT dc Klik op de knop Volgende, waarna de huidige instellingen in het dialoogvenster in de Assistent worden gebruikt en wordt doorgegaan met de volgende stap. Als u bij de laatste stap bent, wordt deze knop gewijzigd in Maken.
13 WIZARDS_HID0_CANCEL 68 Als u op Annuleren klikt, wordt het dialoogvenster gesloten zonder dat de wijzigingen worden opgeslagen.
25 cui%2Fui%2Facorexceptpage%2Fdeldouble 48 De geselecteerde elementen verwijderen zonder een bevestiging te vragen.
33 modules%2Fscalc%2Fui%2Fnamerangesdialog%2Frbassign2 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
1d WIZARDS_HID_DLGFORM_CMDCANCEL 68 Als u op Annuleren klikt, wordt het dialoogvenster gesloten zonder dat de wijzigingen worden opgeslagen.
2d modules%2Fsmath%2Fui%2Fcatalogdialog%2Finsert 56 De gewijzigde of geselecteerde waarden toepassen zonder het dialoogvenster te sluiten.
1a ui%2Fgradientpage%2Fdelete 38 De geselecteerde elementen verwijderen (na bevestiging).
1e WIZARDS_HID_DLGTABLE_CMDFINISH 30 Past alle wijzigingen toe en sluit de assistent.
1e WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_CANCEL 68 Als u op Annuleren klikt, wordt het dialoogvenster gesloten zonder dat de wijzigingen worden opgeslagen.
27 cui%2Fui%2Fparatabspage%2FbuttonBTN_DEL 38 De geselecteerde elementen verwijderen (na bevestiging).
2a modules%2FBasicIDE%2Fui%2Flibpage%2Fdelete 38 De geselecteerde elementen verwijderen (na bevestiging).
2c modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fmacropage%2Fdelete 38 De geselecteerde elementen verwijderen (na bevestiging).
24 cui%2Fui%2Fselectpathdialog%2Fdelete 48 De geselecteerde elementen verwijderen zonder een bevestiging te vragen.
32 modules%2Fscalc%2Fui%2Fgoalseekdlg%2Fformulabutton 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
2e modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fdialogpage%2Flibrary 38 De geselecteerde elementen verwijderen (na bevestiging).
33 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fcustomslideshows%2Fdelete 48 De geselecteerde elementen verwijderen zonder een bevestiging te vragen.
2a sw%3APushButton%3ADLG_BIB_BASE%3APB_DELETE 48 De geselecteerde elementen verwijderen zonder een bevestiging te vragen.
23 cui%2Fui%2Fmultipathdialog%2Fdelete 48 De geselecteerde elementen verwijderen zonder een bevestiging te vragen.
31 modules%2Fscalc%2Fui%2Fmanagenamesdialog%2Fdelete 38 De geselecteerde elementen verwijderen (na bevestiging).
23 cui%2Fui%2Facorreplacepage%2Fdelete 48 De geselecteerde elementen verwijderen zonder een bevestiging te vragen.
21 WIZARDS_HID_DLGIMPORT_0_CMDCANCEL 68 Als u op Annuleren klikt, wordt het dialoogvenster gesloten zonder dat de wijzigingen worden opgeslagen.
3d modules%2Fscalc%2Fui%2Fmultipleoperationsdialog%2Fformulasref 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
38 modules%2Fscalc%2Fui%2Fmultipleoperationsdialog%2Frowref 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
2e modules%2Fscalc%2Fui%2Fgoalseekdlg%2Fvarbutton 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
38 modules%2Fscalc%2Fui%2Fmultipleoperationsdialog%2Fcolref 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
1c WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_NEXT dc Klik op de knop Volgende, waarna de huidige instellingen in het dialoogvenster in de Assistent worden gebruikt en wordt doorgegaan met de volgende stap. Als u bij de laatste stap bent, wordt deze knop gewijzigd in Maken.
15 SW_HID_MD_GLOS_DELETE 38 De geselecteerde elementen verwijderen (na bevestiging).
25 cui%2Fui%2Facorexceptpage%2Fdelabbrev 48 De geselecteerde elementen verwijderen zonder een bevestiging te vragen.
35 modules%2Fscalc%2Fui%2Fconsolidatedialog%2Frbdestarea 16f Klik op het pictogram Verkleinen om de grootte van het dialoogvenster aan te passen aan de grootte van het invoerveld. U kunt dan de benodigde verwijzing in het blad gemakkelijker markeren. De pictogrammen worden vervolgens automatisch omgezet naar het pictogram Maximaliseren. Klik op dit pictogram om de oorspronkelijke grootte van het dialoogvenster te herstellen.
1f SID_EXPLORERCONTENT_OPEN_OBJECT 54 Gebruik de opdracht Openen om het geselecteerde object in een nieuwe taak te openen.
19 SID_EXPLORERCONTENT_PASTE 4e Voegt het element dat u naar het klembord hebt verplaatst, in het document in.
18 SID_EXPLORERCONTENT_COPY 35 Kopieert het geselecteerde element naar het klembord.
38 cui%2Fui%2Fgalleryupdateprogress%2FGalleryUpdateProgress 44 Werkt de weergave in het venster of in het geselecteerde object bij.
1a SID_EXPLORERCONTENT_RENAME 3c Hiermee kunt u de naam van een geselecteerd object wijzigen.
19 HID_GALLERY_MN_BACKGROUND 3f Voegt het geselecteerde beeld als een achtergrondafbeelding in.
1b SID_EXPLORERCONTENT_DESTROY ca Verwijdert de huidige selectie. Als er meerdere objecten zijn geselecteerd, worden deze allemaal verwijderd. In de meeste gevallen verschijnt er een beveiligingsquery voordat objecten worden verwijderd.
17 HID_DID_SAVE_PACKED_XML 66 Bestanden worden in $[officename] standaard in de OpenDocument-bestandsindeling geladen en opgeslagen.
11 .uno%3AActiveHelp 63 Schakelt de weergave van een korte beschrijving van menu's en pictogrammen bij de muisaanwijzer in.
e .uno%3AHelpTip 56 Schakelt de weergave van pictogramnamen bij de muisaanwijzer en andere Help-inhoud in.
23 svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Flevel2rb 83 Selecteer de optie Niveau 2 als uw uitvoerapparaat gekleurde bitmaps, paletafbeeldingen en gecomprimeerde afbeeldingen ondersteunt.
27 svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Fcompressnone 32 Specificeert dat u geen compressie wilt gebruiken.
23 svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Flevel1rb 8d Compressie is niet op dit niveau beschikbaar. Selecteer de optie Niveau 1 als uw PostScript-printer niet de mogelijkheden van Niveau 2 biedt.
28 svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Fepsipreviewcb c0 Specificeert of een monochrome voorbeeldafbeelding in EPSI-indeling samen met het PostScript-bestand wordt geëxporteerd. Deze indeling bevat alleen afdrukbare tekens uit de 7-bits ASCII-code.
26 svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Fcompresslzw 8c De compressie LZW is de compressie van een bestand naar een kleiner bestand door gebruik te maken van een op een tabel gebaseerd algorithme.
28 svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Ftiffpreviewcb 82 Specificeert of een voorbeeldafbeelding in de TIFF-indeling samen met het feitelijke PostScript-bestand moet worden geëxporteerd.
2d svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Fsavetransparencycb de Specificeert of de achtergrond van de afbeelding als transparant moet worden opgeslagen. Alleen objecten zullen in de GIF-afbeelding zichtbaar zijn. Gebruik de Pipet om de transparante kleur in de afbeelding in te stellen.
27 svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Finterlacedcb 4c Specificeert of de afbeelding wordt opgeslagen wordt in de interlaced modus.
21 svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Ftextcb 6c Exporteert het bestand in de ASCII-tekstopmaak. Het verkregen bestandstype is groter dan een binair bestand.
23 svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Fcolor1rb 20 Exporteert het bestand in kleur.
2e svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Fresolutionmf-nospin 45 Geef de beeldresolutie op. Selecteer de maateenheid in de keuzelijst.
2a svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Fheightmf-nospin 17 Specificeert de hoogte.
22 svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Fwidthlb 18 Specificeert de breedte.
29 svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Fwidthmf-nospin 1a Specificeert maateenheden.
27 svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Fresolutionlb 45 Geef de beeldresolutie op. Selecteer de maateenheid in de keuzelijst.
27 svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Fcolordepthlb 57 Selecteer de kleurdiepte, uit een 8 bit grijsschaal of een 24 bit ware kleuren schaal .
2b svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Fcompressionjpgnf 8a Stelt de exportkwaliteit in. Kies een lage kwaliteit met een minimale bestandsgrootte; tot een hoge kwaliteit en een grote bestandsgrootte
23 svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Fcolor2rb 27 Exporteert het bestand in grijswaarden.
2b svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Fcompressionpngnf 67 Stel de exportcompressie in. Een hoge compressie betekent een kleinere maar trager te laden afbeelding.
20 svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Frlecb 3a Past RLE (Run Length Encoding) toe op de BMP afbeeldingen.
23 svt%2Fui%2Fgraphicexport%2Fbinarycb 60 Exporteert het bestand in binaire opmaak. Het verkregen bestand is kleiner dan een tekstbestand.
30 modules%2Fscalc%2Fui%2Fimoptdialog%2Fcharsetlist 59 Selecteer uit de keuzelijst de tekenset van de opties om voor import/export te gebruiken.
2f modules%2Fscalc%2Fui%2Fimoptdialog%2Ffixedwidth 35 Exporteert alle gegevensvelden met een vaste breedte.
2a modules%2Fscalc%2Fui%2Fimoptdialog%2Ffield 48 Kies het veldscheidingsteken dat gegevensvelden scheidt, of voer het in.
2c modules%2Fscalc%2Fui%2Fimoptdialog%2Fasshown e7 Standaard ingeschakeld, gegevens worden opgeslagen als weergegeven, inclusief de toegepaste getalopmaak. Als dit keuzevakje niet gemarkeerd is, worden de oorspronkelijke gegevens opgeslagen, zoals in oudere versies van de software.
34 modules%2Fscalc%2Fui%2Fimoptdialog%2Fcharsetdropdown 37 Specificeert de tekenset voor het exporteren van tekst.
29 modules%2Fscalc%2Fui%2Fimoptdialog%2Ftext 4a Kies het veldscheidingsteken dat elk gegevensveld omgeeft, of voer het in.
2d modules%2Fscalc%2Fui%2Fimoptdialog%2Fquoteall f4 Exporteert alle cellen met tekst met aanhalingstekens vóór en na de tekens, zoals bepaald in het dialoogvenster Tekstbegrenzer. Indien niet aangevinkt, zullen slechts de cellen met tekst geciteerd worden die een Tekstbegrenzer teken bevatten.
36 modules%2Fscalc%2Fui%2Ftextimportcsv%2Fmergedelimiters 4c Combineert opeenvolgende scheidingstekens en verwijdert lege gegevensvelden.
31 modules%2Fscalc%2Fui%2Ftextimportcsv%2Finputother ab Deelt gegevens in kolommen op met behulp van het aangepaste scheidingsteken dat u specificeert. N.B.: Het aangepaste scheidingsteken moet zich ook in uw gegevens bevinden.
2f modules%2Fscalc%2Fui%2Ftextimportcsv%2Flanguage 39 Bepaalt hoe de strings met getallen worden geïmporteerd.
2e modules%2Fscalc%2Fui%2Ftextimportcsv%2Ffromrow 38 Specificeert de rij waar u de import wilt laten starten.
3a modules%2Fscalc%2Fui%2Ftextimportcsv%2FTextImportCsvDialog 3c Stelt de importopties voor gegevens met scheidingstekens in.
2e modules%2Fscalc%2Fui%2Ftextimportcsv%2Fcharset c2 Wanneer deze optie wordt ingeschakeld, worden de waarden van velden of cellen in zijn geheel (het eerste en laatste teken van de waarde is gelijk aan de tekstaanpassing) als tekst geïmporteerd.
33 modules%2Fscalc%2Fui%2Ftextimportcsv%2Ftofixedwidth 4b Deelt gegevens met een vaste breedte (gelijk aantal tekens) in kolommen op.
3b modules%2Fscalc%2Fui%2Ftextimportcsv%2Fdetectspecialnumbers a4 Wanneer deze optie is ingeschakeld, zal Calc automatisch alle getalopmaak, inclusief speciale getalopmaak zoals datums, tijd en wetenschappelijke notatie herkennen.
34 modules%2Fscalc%2Fui%2Ftextimportcsv%2Ftoseparatedby 46 Selecteer het scheidingsteken dat in uw gegevens gebruikt moet worden.
2a modules%2Fscalc%2Fui%2Ftextimportcsv%2Ftab 3f Deelt gegevens die door tabs worden gescheiden, op in kolommen.
30 modules%2Fscalc%2Fui%2Ftextimportcsv%2Fsemicolon 42 Deelt gegevens die door spaties worden gescheiden, op in kolommen.
34 modules%2Fscalc%2Fui%2Ftextimportcsv%2Ftextdelimiter 62 Selecteer een teken om tekstgegevens af te bakenen. U kunt ook een teken in het tekstvak invoeren.
2c modules%2Fscalc%2Fui%2Ftextimportcsv%2Fcomma 42 Deelt gegevens die door komma's worden gescheiden, op in kolommen.
31 modules%2Fscalc%2Fui%2Ftextimportcsv%2Fcolumntype 7f Kies een kolom in het voorbeeldvenster en selecteer het gegevenstype dat op de geïmporteerde gegevens moeten worden toegepast.
2c modules%2Fscalc%2Fui%2Ftextimportcsv%2Fspace 42 Deelt gegevens die door spaties worden gescheiden, op in kolommen.
32 SD%3ARADIOBUTTON%3ADLG_PRINT_WARNINGS%3ARBT_POSTER 40 Specificeert of de afdruk over meerdere pagina's wordt verdeeld.
2f SD%3ARADIOBUTTON%3ADLG_PRINT_WARNINGS%3ARBT_CUT 7e Specificeert dat alles wat zich buiten het maximumafdrukbereik bevindt, wordt afgebroken en niet in de afdruk wordt opgenomen.
25 SD%3AMODALDIALOG%3ADLG_PRINT_WARNINGS 84 Het dialoogvenster Waarschuwing afdrukopties verschijnt wanneer de pagina-setup niet met het gedefinieerde afdrukbereik overeenkomt.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fasciifilterdialog%2Flf 35 Selecteer deze optie om een "Linefeed" te produceren.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fasciifilterdialog%2Fcr 3c Selecteer deze optie om een "Carriage Return" te produceren.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fasciifilterdialog%2Fcharset 43 Kies hier uit de verschillende tekensets, zoals Systeem of Unicode.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fasciifilterdialog%2Flanguage 87 Definieer hier de taal van de tekst in geval deze niet reeds voorgedefinieerd is. Deze instelling is alleen beschikbaar bij importeren.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fasciifilterdialog%2Ffont cc Door een standaardlettertype in te stellen, geeft u aan dat de tekst in een gespecificeerd lettertype moet worden weergegeven. De standaardlettertypen kunnen alleen bij het importeren worden geselecteerd.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fasciifilterdialog%2Fcrlf 64 Deze optie produceert een "Carriage Return" en een "Linefeed". Dit veld wordt standaard geactiveerd.
15 HID_GALLERY_MN_DELETE 36 Verwijdert de geselecteerde afbeelding na bevestiging.
12 HID_GALLERY_MN_ADD 57 Voegt een kopie van het geselecteerde afbeeldingobject rechtstreeks in het document in.
16 HID_GALLERY_MN_ADDMENU 51 Definieert hoe een geselecteerd afbeeldingobject wordt ingevoegd in een document.
16 HID_GALLERY_MN_PREVIEW 38 De opdracht Voorbeeld toont de geselecteerde afbeelding.
32 cui%2Fui%2Fgallerytitledialog%2FGalleryTitleDialog 38 Wijst een titel toe aan een geselecteerd Galerij-object.
17 HID_GALLERY_MN_ADD_LINK 37 Voegt de geselecteerde afbeelding als een koppeling in.
1e HID_MN_READONLY_SAVEBACKGROUND 29 De achtergrond van een webpagina opslaan.
1a HID_MN_READONLY_GRAPHICOFF 3b Stelt alle afbeeldingen in het document als onzichtbaar in.
19 HID_MN_READONLY_PLUGINOFF 29 Ingevoegde invoegtoepassing uitschakelen.
1b HID_MN_READONLY_SAVEGRAPHIC 58 Een dialoogvenster openen waarin de geselecteerde afbeeldingen kunnen worden opgeslagen.
1b HID_MN_READONLY_LOADGRAPHIC 85 Als u de weergave voor afbeeldingen hebt gedeactiveerd, kiest u de opdracht Afbeeldingen laden om de afbeeldingen zichtbaar te maken.
18 HID_MN_READONLY_COPYLINK 3e De koppeling bij de muisaanwijzer naar het klembord kopiëren.
1b HID_MN_READONLY_COPYGRAPHIC 38 De geselecteerde afbeelding naar het klembord kopiëren.
24 cui%2Fui%2Fgallerygeneralpage%2Fname 20 De naam van het thema weergeven.
2c private%3Afactory%2Fswriter%2FGlobalDocument 1e Maakt een nieuw hoofddocument.
1b private%3Afactory%2Fswriter 35 Maakt een nieuw tekstdocument ($[officename] Writer).
d .uno%3ANewDoc 53 Als u een document wilt maken op basis van een sjabloon, kiest u Nieuw - Sjablonen.
28 private%3Afactory%2Fswriter%3Fslot=21053 20 Maakt een nieuw XForms-document.
16 HID_TBXCONTROL_FILENEW 5a Een nieuw $[officename]-document maken. Klik op de pijl om het documenttype te selecteren.
28 private%3Afactory%2Fswriter%3Fslot=21052 aa Opent het dialoogvenster Visitekaartjes waarin de opties kunnen worden ingesteld voor visitekaartjes, waarna een nieuw tekstdocument wordt gemaakt ($[officename] Writer).
10 .uno%3AAddDirect 27 Een nieuw $[officename]-document maken.
19 private%3Afactory%2Fscalc 2e Maakt een nieuw werkblad ($[officename] Calc).
b slot%3A5500 5d Maakt een nieuw document op basis van een bestaande sjabloon, of opent een voorbeelddocument.
28 private%3Afactory%2Fsimpress%3Fslot=6686 8d Maakt een nieuw presentatiedocument ($[officename] Impress). Als u dit hebt geactiveerd, verschijnt het dialoogvenster Assistent Presentatie.
19 private%3Afactory%2Fsmath 35 Maakt een nieuw formuledocument ($[officename] Math).
2b private%3Afactory%2Fsdatabase%3FInteractive 45 Opent de Assistent Database waarmee u een databasebestand kunt maken.
19 private%3Afactory%2Fsdraw 33 Maakt een nieuw tekendocument ($[officename] Draw).
2f service%3Acom.sun.star.sdb.DatabaseWizardDialog 45 Opent de Assistent Database waarmee u een databasebestand kunt maken.
28 private%3Afactory%2Fswriter%3Fslot=21051 b2 Opent het dialoogvenster Etiketten waarin de opties kunnen worden ingesteld voor etiketten, waarna een nieuw tekstdocument voor de etiketten wordt gemaakt ($[officename] Writer).
21 private%3Afactory%2Fswriter%2Fweb 1e Maakt een nieuw HTML-document.
39 SVTOOLS_PUSHBUTTON_DLG_DOCTEMPLATE_BTN_DOCTEMPLATE_MANAGE 4c Sjablonen en voorbeelddocumenten toevoegen, verwijderen of opnieuw schikken.
1a HID_TEMPLATEDLG_TB_DOCINFO 58 De eigenschappen voor de geselecteerde sjabloon of het geselecteerde document weergeven.
1a HID_TEMPLATEDLG_TB_PREVIEW 53 Een voorbeeld bekijken van de geselecteerde sjabloon of het geselecteerde document.
1c SVT_HID_TEMPLATEDLG_ICONCTRL bb De categorieën worden weergegeven in het vak links in het dialoogvenster Sjablonen en documenten. Klik op een categorie om de bestanden voor die categorie weer te geven in het vak Titel.
18 HID_TEMPLATEDLG_TB_PRINT 5c Een voorbeeld bekijken van de sjabloon of het document en de documenteigenschappen bekijken.
17 HID_TEMPLATEDLG_TB_PREV 37 Naar de volgende bovengelegen map (indien beschikbaar).
18 HID_TEMPLATEDLG_FILEVIEW fb Geeft de beschikbare sjablonen of documenten weer voor de geselecteerde categorie. Selecteer een sjabloon of document en klik op Openen. Als u een voorbeeld van het document wilt bekijken, klikt u op de knop Voorbeeld boven het vak aan de rechterkant.
37 SVTOOLS_PUSHBUTTON_DLG_DOCTEMPLATE_BTN_DOCTEMPLATE_EDIT 5f Het geselecteerde document openen of een document maken op basis van de geselecteerde sjabloon.
17 HID_TEMPLATEDLG_TB_BACK 38 Teruggaan naar het vorige venster in het dialoogvenster.
29 modules%2Fswriter%2Fui%2Flabeldialog%2Fok 41 Maakt een nieuw document met de naam "Etiketten1" voor bewerking.
13 .uno%3AInsertLabels 4e Hiermee kunt u etiketten maken. Etiketten worden gemaakt in een tekstdocument.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fcardmediumpage%2Ftype 110 Selecteer het formaat dat u wilt gebruiken. De beschikbare formaten zijn afhankelijk van het merk dat u hebt geselecteerd in de lijst Merk. Als u een eigengemaakt etiketformaat wilt gebruiken, selecteer [Gebruiker] en klik dan de tab Formaat om dat formaat te definiëren.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fcardmediumpage%2Fbrand 2e Selecteer het papiermerk dat u wilt gebruiken.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcardmediumpage%2Finsert 82 Selecteer het gewenste veld en klik op de pijlknop links van het vak om het geselecteerde veld in het tekstvak Label in te voegen.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcardmediumpage%2FCardMediumPage 2a Specificeer de etikettekst en opmaak hier.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcardmediumpage%2Faddress 5e Maakt een etiket met uw retouradres. Tekst die in het tekstvak Label staat wordt overschreven.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fcardmediumpage%2Fsheet 23 Drukt etiketten af op losse vellen.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcardmediumpage%2Fcontinuous 24 Drukt etiketten af op kettingpapier.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fcardmediumpage%2Ftable 51 Selecteer de databasetabel die de velden bevat die u wilt gebruiken in uw etiket.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcardmediumpage%2Ftextview 5a Voer de tekst in die u wilt weergeven op het etiket. U kunt ook een databaseveld invoegen.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcardmediumpage%2Fdatabase 53 Selecteer hier de database die u wilt gebruiken als de gegevensbron voor uw etiket.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fsavelabeldialog%2Ftype 24 Selecteer of voer een etikettype in.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fsavelabeldialog%2Fbrand 2b Selecteer het gewenste merk of voer het in.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Flabelformatpage%2Fhori a0 Geeft de afstand weer tussen de linkerranden van naast elkaar gelegen etiketten of visitekaartjes. Als u een eigen opmaak definieert, vult u hier een waarde in.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Flabelformatpage%2Fleft 70 Definieer de afstand van de linkerrand van de pagina tot de linkerrand van het eerste etiket (of visitekaartje).
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Flabelformatpage%2Frows 5d Voer het aantal etiketten of visitekaartjes in dat van boven naar beneden op de pagina staat.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Flabelformatpage%2Fwidth 75 Geeft de breedte weer voor het etiket of visitekaartje. Als u een eigen opmaak definieert, vult u hier een waarde in.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Flabelformatpage%2Fvert ca Geeft de afstand weer tussen de bovenkant van een etiket of visitekaartje en de bovenkant van het etiket of visitekaartje daar direct onder. Als u een eigen opmaak definieert, vult u hier een waarde in.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Flabelformatpage%2Fsave 3c Slaat de huidige opmaak voor etiketten of visitekaartjes op.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Flabelformatpage%2Fcols 53 Voer het aantal etiketten of visitekaartjes in dat naast elkaar op de pagina staat.
3a modules%2Fswriter%2Fui%2Flabelformatpage%2FLabelFormatPage 23 Opties voor papieropmaak instellen.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Flabelformatpage%2Fheight 74 Geeft de hoogte weer voor het etiket of visitekaartje. Als u een eigen opmaak definieert, vult u hier een waarde in.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Flabelformatpage%2Ftop ab Geeft de afstand weer van de bovenkant van de pagina tot de bovenkant van het eerste etiket of visitekaartje. Als u een eigen opmaak definieert, vult u hier een waarde in.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Ffloatingsync%2Fsync 77 Kopieert de inhoud van het etiket of visitekaartje linksboven naar de overige etiketten of visitekaartjes op de pagina.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Flabeloptionspage%2Frows 5b Voer het aantal rijen met etiketten of visitekaartjes in dat u op één pagina wilt hebben.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Flabeloptionspage%2FLabelOptionsPage 7f Stelt aanvullende opties in voor uw etiketten of visitekaartjes, inclusief het synchroniseren van tekst en printerinstellingen.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Flabeloptionspage%2Fsetup 2b Opent het dialoogvenster Printer instellen.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Flabeloptionspage%2Fentirepage 3b Maakt een volledige pagina met etiketten en visitekaartjes.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Flabeloptionspage%2Fsynchronize bf Hiermee kunt u een enkel etiket of visitekaartje bewerken en daarna de inhoud van de resterende etiketten of visitekaartjes op de pagina aanpassen door te klikken op Etiketten Synchroniseren.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Flabeloptionspage%2Fcols 5b Voer het aantal etiketten of visitekaartjes in dat u op één rij wilt hebben op uw pagina.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Flabeloptionspage%2Fsinglelabel 3b Drukt één enkel etiket of visitekaartje op een pagina af.
19 .uno%3AInsertBusinessCard 28 Ontwerp en maak uw eigen visitekaartjes.
1a HID_BUSINESS_FMT_PAGE_TYPE 111 Selecteer het formaat dat u wilt gebruiken. De beschikbare formaten zijn afhankelijk van wat u hebt geselecteerd in de lijst Merk. Als u een eigengemaakt formaat wilt gebruiken, selecteert u [Gebruiker] en klikt u vervolgens op de tab Formaat om het formaat te definiëren.
1b HID_BUSINESS_FMT_PAGE_BRAND 2e Selecteer het papiermerk dat u wilt gebruiken.
1b HID_BUSINESS_FMT_PAGE_SHEET 28 Drukt visitekaartjes af op losse vellen.
1a HID_BUSINESS_FMT_PAGE_CONT 29 Drukt visitekaartjes af op kettingpapier.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcardformatpage%2Fautotext 5f Selecteer een categorie voor een visitekaartje  en klik dan op een lay-out in de lijst Inhoud .
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcardformatpage%2Ftreeview 7d Selecteer een categorie voor een visitekaartje in het vak AutoText - Section, en klik dan op een lay-out in de lijst Inhoud .
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcardformatpage%2FCardFormatPage 2e Definieer het uiterlijk van uw visitekaartjes.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprivateuserpage%2Fmobile 22 Voer uw mobiele telefoonnummer in.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprivateuserpage%2Fphone 21 Voer uw privé-telefoonnummer in.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprivateuserpage%2Fshortname2 56 Voer de voornaam in van de persoon die u wilt gebruiken als een tweede contactpersoon.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fprivateuserpage%2Furl 3b U kunt het adres van uw privéhomepage in dit vak invoeren.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fprivateuserpage%2Fjob 17 Voer hier uw beroep in.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprivateuserpage%2Ffirstname2 56 Voer de voornaam in van de persoon die u wilt gebruiken als een tweede contactpersoon.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprivateuserpage%2Fcountry 2c Voer de naam van het land waarin u woont in.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprivateuserpage%2Flastname2 58 Voer de achternaam in van de persoon die u wilt gebruiken als een tweede contactpersoon.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fbusinessdatapage%2Furl 32 Voer het adres voor de homepage van uw bedrijf in.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fbusinessdatapage%2Fphone 1f Voer uw zakentelefoonnummer in.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Fbusinessdatapage%2FBusinessDataPage b6 Bevat contactgegevens voor visitekaartjes die een lay-out van een visitekaartje-/werkcategorie gebruiken. Op het tabblad Visitekaartjes kunt u lay-outs van visitekaartjes selecteren.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fbusinessdatapage%2Fstate 30 Voer het land in waarin uw bedrijf zich bevindt.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fbusinessdatapage%2Fcompany2 1e Voer extra bedrijfsdetails in.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fbusinessdatapage%2Fmobile 1f Voer uw zakentelefoonnummer in.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fbusinessdatapage%2Fslogan 21 Voer de slogan van uw bedrijf in.
16 HID_FILEDLG_INSERT_BTN 50 Voegt het geselecteerde bestand in het huidige document bij de cursorpositie in.
2d fpicker%2Fui%2Fexplorerfiledialog%2Ffile_type 85 Selecteer het bestandstype dat u wilt openen of selecteer Alle bestanden (*) om een lijst met alle bestanden in de map weer te geven.
14 HID_FILEOPEN_VERSION 68 Als er meerdere versies van het geselecteerde bestand bestaan, selecteert u de versie die u wilt openen.
14 HID_FILEDLG_STANDARD 45 Geeft de bestanden en submappen in de map weer waarin u zich bevindt.
18 SVT_HID_FILEOPEN_LEVELUP 73 Ga één map in de mapstructuur omhoog. Houd de muisknop lang ingedrukt om de mappen op hogere niveaus te bekijken.
18 HID_FILEVIEW_MENU_RENAME 78 Wanneer u een bestand wilt hernoemen, klikt u met de rechtermuisknop op het bestand en kiest u vervolgens Naam wijzigen.
2e fpicker%2Fui%2Fexplorerfiledialog%2Fnew_folder 19 Maakt een nieuwe map aan.
36 fpicker%2Fui%2Fexplorerfiledialog%2FExplorerFileDialog 20 Opent of importeert een bestand.
15 HID_FILEOPEN_READONLY 29 Opent het document in alleen-lezen modus.
18 HID_FILEVIEW_MENU_DELETE 6f Wanneer u een bestand wilt verwijderen, klikt u er met de rechtermuisknop op en kiest u vervolgens Verwijderen.
22 svt%2Fui%2Fquerydeletedialog%2Fyes 5e Klik hierop om het bestand te verwijderen waarvan de naam in dit dialoogvenster wordt getoond.
28 fpicker%2Fui%2Fexplorerfiledialog%2Fopen 22 Opent de geselecteerde documenten.
22 svt%2Fui%2Fquerydeletedialog%2Fall 3b Klik hierop om alle geselecteerde bestanden te verwijderen.
21 svt%2Fui%2Fquerydeletedialog%2Fno 6e Klik hierop om verwijdering van het bestand waarvan de naam in dit dialoogvenster wordt getoond, te annuleren.
2d fpicker%2Fui%2Fexplorerfiledialog%2Ffile_name 84 Voer een bestandsnaam of een pad voor het bestand in. U kunt ook een URL invoeren dat begint met de protocolnaam ftp, http of https.
19 HID_FILEDLG_PATH_FILENAME 2d Voer het pad in of selecteer het in de lijst.
14 HID_FILEDLG_PATH_BTN 1e Selecteert het aangegeven pad.
33 SFX2%3ALISTBOX%3ADLG_FILTER_SELECT%3ALB_DLG_LISTBOX 3e Selecteer het importfilter voor het bestand dat u wilt openen.
f .uno%3ACloseDoc 3e Sluit het huidige document zonder het programma af te sluiten.
b .uno%3ASave 45 Gebruik deze opdracht om het momenteel geopende document op te slaan.
16 HID_FILESAVE_SELECTION ba Exporteert alleen de geselecteerde afbeeldingsobjecten in %PRODUCTNAME Draw en Impress naar een andere indeling. Als dit vakje niet is afgevinkt, wordt het gehele document geëxporteerd.
13 HID_FILESAVE_DIALOG 69 Slaat het huidige document op een andere locatie op of met een andere bestandsnaam of ander bestandstype.
15 HID_FILESAVE_FILETYPE 3e Selecteer de bestandsindeling voor het document dat u opslaat.
14 HID_FILESAVE_LEVELUP 73 Ga één map in de mapstructuur omhoog. Houd de muisknop lang ingedrukt om de mappen op hogere niveaus te bekijken.
35 fpicker%2Fui%2Fexplorerfiledialog%2Fconnect_to_server 8e Opent een dialoogvenster waar u verbindingen met verschillende type servers kunt instellen, inclusief WebDAV, FTP, SSH, Windows Share en CMIS.
15 HID_FILESAVE_FILEVIEW 43 Geeft de bestanden en mappen van de map weer waarin u zich bevindt.
1f SVT_HID_FILESAVE_PLACES_LISTBOX 53 Toont "favoriete" plaatsen, d.w.z. snelkoppelingen naar lokale of externe locaties.
1c HID_FILESAVE_CREATEDIRECTORY 19 Maakt een nieuwe map aan.
14 HID_FILESAVE_FILEURL 48 Voer een bestandsnaam of een pad voor het bestand in. U kunt ook een URL
1d HID_FILESAVE_SAVEWITHPASSWORD 70 Beschermt het bestand met een wachtwoord dat moet worden ingevoerd voordat een gebruiker het bestand kan openen.
1c HID_FILESAVE_CUSTOMIZEFILTER 5f Hiermee kunt u voor bepaalde typen gegevensbestanden de opslagopties voor werkbladen instellen.
13 HID_FILESAVE_DOSAVE 15 Slaat het bestand op.
f .uno%3AExportTo 5b Slaat het huidige document met een andere naam en opmaak op een gespecificeerde locatie op.
1c .uno%3ASetDocumentProperties 96 Geeft de eigenschappen voor het huidige document weer, inclusief statistieken met het aantal woorden in het bestand en de datum waarop het is gemaakt.
34 sfx%2Fui%2Fdescriptioninfopage%2FDescriptionInfoPage 31 Bevat beschrijvende informatie over het document.
29 sfx%2Fui%2Fdescriptioninfopage%2Fkeywords cc Voer de woorden in die u wilt gebruken om de inhoud van uw document te indexeren. Sleutelwoorden moeten worden gescheiden door komma's. Een sleutelwoord mag tekens voor witruimte of punt-komma's bevatten.
29 sfx%2Fui%2Fdescriptioninfopage%2Fcomments 3c Voer opmerkingen in om het document te kunnen identificeren.
26 sfx%2Fui%2Fdescriptioninfopage%2Ftitle 24 Voer een titel voor het document in.
28 sfx%2Fui%2Fdescriptioninfopage%2Fsubject 7d Voer een onderwerp voor het document in. U kunt een onderwerp gebruiken om documenten met gelijksoortige inhoud te groeperen.
23 sfx%2Fui%2Fdocumentinfopage%2Freset a6 Stelt de bewerkingstijd opnieuw in op nul, de aanmaakdatum op de huidige datum en tijd, en het versienummer op 1. De wijzigings- en afdrukdatum worden ook verwijderd.
28 sfx%2Fui%2Fdocumentinfopage%2Fuserdatacb 98 Slaat de volledige naam van de gebruiker met het bestand op. U kunt de naam bewerken door te kiezen Extra - Opties - $[officename] - Gebruikersgegevens.
24 sfx%2Fui%2Fdocumentinfopage%2Fnameed 1b Geeft de bestandsnaam weer.
2e sfx%2Fui%2Fdocumentinfopage%2FDocumentInfoPage 33 Basisinformatie over het huidige bestand weergeven.
1f sfx%2Fui%2Fcustominfopage%2Fadd 46 Klik er op om een nieuwe rij aan de lijst Eigenschappen toe te voegen.
26 sfx%2Fui%2Fcustominfopage%2Fproperties d8 Voer uw gebruikergedefinieerde inhoud in. U kunt de naam, type en inhoud van elke rij wijzigen. U kunt rijen toevoegen of verwijderen. De items zullen worden geëxporteerd als metadata naar andere bestandsindelingen.
2a sfx%2Fui%2Fcustominfopage%2FCustomInfoPage 46 Hier kunt u velden met gebruikersinformatie aan uw document toewijzen.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fstatisticsinfopage%2Fupdate 1a De statistieken bijwerken.
40 modules%2Fswriter%2Fui%2Fstatisticsinfopage%2FStatisticsInfoPage 33 Geeft de statistieken van het huidige bestand weer.
25 sfx%2Fui%2Fsecurityinfopage%2Fprotect 10c Beveiligt de status van het bijhouden van wijzigingen met een wachtwoord. Als het bijhouden van wijzigingen is beveiligd voor het huidige document, heet de knop Niet beveiligen. Klik op Niet beveiligen en typ het correcte wachtwoord om de beveiliging uit te schakelen.
2b sfx%2Fui%2Fsecurityinfopage%2Frecordchanges 74 Selecteer om het bijhouden van wijzigingen in te schakelen. Dit is hetzelfde als Bewerken - Wijzigingen - Bijhouden.
26 sfx%2Fui%2Fsecurityinfopage%2Freadonly 53 Selecteer deze optie om het document alleen in alleen-lezen modus te kunnen openen.
2e sfx%2Fui%2Fsecurityinfopage%2FSecurityInfoPage 41 Stelt de opties voor het wachtwoord voor het huidige document in.
13 .uno%3ATemplateMenu 62 Hier kunt u uw sjablonen beheren en bewerken en ook het huidige document als een sjabloon opslaan.
29 svt%2Fui%2Faddresstemplatedialog%2Fassign 55 Selecteer het veld in de gegevenstabel dat overeenkomt met het item in het adresboek.
18 .uno%3AAddressBookSource 40 Bewerk de veldtoewijzingen en de gegevensbron voor uw adresboek.
2d svt%2Fui%2Faddresstemplatedialog%2Fdatasource 2b Selecteer het bronbestand van uw adresboek.
28 svt%2Fui%2Faddresstemplatedialog%2Fadmin 2f Voeg een nieuwe bron toe aan deAddresboeklijst.
2c svt%2Fui%2Faddresstemplatedialog%2Fdatatable 28 Selecteer de datatabel van uw adresboek.
32 SFX2%3APUSHBUTTON%3ADLG_DOC_TEMPLATE%3ABT_ORGANIZE 69 Opent het dialoogvenster Sjablonen beheren, waar u sjablonen kunt beheren of nieuwe sjablonen kunt maken.
15 .uno%3ASaveAsTemplate 2b Slaat het huidige document op als sjabloon.
2e SFX2%3APUSHBUTTON%3ADLG_DOC_TEMPLATE%3ABT_EDIT 35 De geselecteerde sjabloon openen om deze te bewerken.
28 SFX2%3AEDIT%3ADLG_DOC_TEMPLATE%3AED_NAME 22 Voer een naam in voor de sjabloon.
2e SFX2%3ALISTBOX%3ADLG_DOC_TEMPLATE%3ALB_SECTION 41 Selecteer een categorie waarin u de nieuwe sjabloon wilt opslaan.
32 SFX2%3ALISTBOX%3ADLG_DOC_TEMPLATE%3ALB_STYLESHEETS 2a Toont de beschikbare sjablooncategorieën.
13 .uno%3AOpenTemplate 4e Opent een dialoogvenster waarin u een sjabloon kunt selecteren voor bewerking.
3b .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APageOptions%3ARadioButton%3A3 bc Specificeert dat pagina's naast elkaar moeten worden afgedrukt. Als de pagina's of dia's kleiner zijn dan het papier, worden er meerdere pagina's of dia's op één pagina papier afgedrukt.
3b .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APageOptions%3ARadioButton%3A2 96 Hiermee bepaalt u of objecten die buiten de marges van de huidige printer vallen, verkleind moeten worden zodat ze op het papier in de printer passen.
3b .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APageOptions%3ARadioButton%3A1 4b Specificeert dat u pagina's niet verder wilt schalen tijdens het afdrukken.
37 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3AQuality%3ARadioButton%3A1 36 Specificeert of kleuren zwart afgedrukt moeten worden.
37 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3AQuality%3ARadioButton%3A0 33 Specificeert om in originele kleuren af te drukken.
36 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3AIsPrintHidden%3ACheckBox 53 Specificeert of de pagina's, die momenteel zijn verborgen, moeten worden afgedrukt.
34 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3AIsPrintName%3ACheckBox 45 Specificeert of de paginanaam van een document moet worden afgedrukt.
3c .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintPaperFromSetup%3ACheckBox b2 Voor printers met meerdere laden bepaalt de optie "Papierlade uit printerinstellingen" of de gebruikte papierlade wordt gespecificeerd door de systeeminstellingen van de printer.
37 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3AQuality%3ARadioButton%3A2 41 Specificeert of kleuren als zwart en wit moeten worden afgedrukt.
3b .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintFormat%3ARadioButton%3A0 4d Drukt de formule af zonder de grootte van het huidige lettertype te wijzigen.
26 vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Fsheetmarginsb 45 Selecteer de marge tussen de af te drukken pagina's en de papierrand.
34 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3AFormulaText%3ACheckBox 54 Specificeert of de inhoud van het venster Commando's onderaan moet worden afgedrukt.
3c .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintPageBackground%3ACheckBox 8f Specificeert of kleuren en objecten die op de achtergrond van de pagina ingevoegd zijn (Opmaak - Pagina - Achtergrond) moeten worden afgedrukt.
29 vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Fpaperspersheetlb 42 Selecteer hoeveel pagina's per vel papier afgedrukt moeten worden.
24 vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Fprinttofile 2e Drukt naar een bestand of naar een printer af.
37 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintScale%3ANumericField 5d Verkleint of vergroot de afmetingen van de afgedrukte formule met een gespecificeerde factor.
21 vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Fpagecols 1e Selecteer een aantal kolommen.
3b .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintFormat%3ARadioButton%3A1 4c Past de formule aan het paginaformaat aan dat voor de afdruk gebruikt wordt.
c .uno%3APrint 8c Drukt het huidige document, de huidige selectie of de opgegeven pagina's af. U kunt ook de afdrukopties voor het huidige document instellen.
21 vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Fbordercb 31 Instellen om een rand om ieder pagina te tekenen.
3d .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintTextPlaceholder%3ACheckBox a6 Schakel deze optie in om tijdelijke aanduidingen voor tekst af te drukken. Schakel deze optie uit om de tijdelijke aanduidingen voor tekst leeg te laten op de afdruk.
3d .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintAnnotationMode%3AFixedText 45 Specificeert waar commentaar moet worden afgedrukt (indien aanwezig).
3c .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintContent%3ARadioButton%3A0 1d Drukt het gehele document af.
27 vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Fsingleprintjob 95 Instellen om niet te printer te gebruiken voor het maken van vergelijkbare kopieën maar maak in plaats daarvan een afdrukopdracht voor iedere kopie.
20 vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Fcollate 3b Behoudt de paginavolgorde van het oorspronkelijke document.
2f .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3ABorder%3ACheckBox 37 Maakt een dunne rand om het formulegebied in de afdruk.
38 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintHiddenText%3ACheckBox 4c Selecteer deze optie om tekst af te drukken die als verborgen is gemarkeerd.
3c .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3AIsIncludeEmptyPages%3ACheckBox 5c Lege pagina's zonder celinhoud of tekenobjecten worden niet afgedrukt als dat is aangevinkt.
29 vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Fpagespersheetbtn 2d Drukt meerdere pagina's op een vel papier af.
36 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintControls%3ACheckBox 4b Specificeert of de besturingsvelden van het tekstdocument worden afgedrukt.
38 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintBlackFonts%3ACheckBox 3a Specificeert dat tekst altijd zwart moet worden afgedrukt.
2e .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APageRange%3AEdit f9 Gebruik een notatie als 3-6 om een bereik van pagina's af te drukken. Gebruik een notatie als 7;9;11 om afzonderlijke pagina's af te drukken. U kunt een combinatie van een paginabereik en afzonderlijke pagina's afdrukken met de indeling 3-6;8;10;12.
3b .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintFormat%3ARadioButton%3A2 5d Verkleint of vergroot de afmetingen van de afgedrukte formule met een gespecificeerde factor.
22 vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Fcopycount 38 Voer het aantal exemplaren in dat moet worden afgedrukt.
38 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintEmptyPages%3ACheckBox 1d3 Als deze optie ingeschakeld is, worden automatisch-ingevoegde blanco pagina's afgedrukt. Dit werkt het beste als u dubbelzijdig afdrukt. Bijvoorbeeld: in een boek is een "hoofdstuk"-alineaopmaakprofiel ingesteld om altijd te beginnen met een oneven genummerde pagina. Als het voorgaande hoofdstuk eindigt op een oneven pagina, zal %PRODUCTNAME een even-genummerde blanco pagina invoegen. Deze optie bepaalt of die even-genummerde pagina moet worden afgedrukt of niet.
25 vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Freverseorder 3e Instellen om de pagina's in omgekeerde volgorde af te drukken.
3c .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintContent%3ARadioButton%3A1 3e Drukt alleen de pagina's af die u opgeeft in het vak Pagina's.
35 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3ASlidesPerPage%3AListBox 3b Selecteer hoeveel dia's per pagina moeten worden afgedrukt.
20 vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Forderlb 41 Selecteer de volgorde waarin de pagina's moeten worden afgedrukt.
1e vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Fsetup 96 Opent het dialoogvenster voor de eigenschappen voor de printer. De eigenschappen voor de printer variëren overeenkomstig de printer die u selecteert.
38 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3AIsPrintDateTime%3ACheckBox 41 Specificeert of de huidige datum en tijd moeten worden afgedrukt.
40 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintPicturesAndObjects%3ACheckBox 6d Specificeert of de grafische elementen, tekeningen of OLE-objecten in uw tekstdocument afgedrukt moet worden.
3b .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintLeftRightPages%3AListBox 39 Specificeert welke pagina's in de uitvoer zijn opgenomen.
3b .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APageOptions%3ARadioButton%3A0 35 Specificeert hoe dia's geschaald worden op de afdruk.
21 vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Fexpander 46 Toont/verbergt gedetailleerde informatie van de geselecteerde printer.
36 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintProspect%3ACheckBox 4f Selecteer de optie Brochure om het document in brochure-indeling af te drukken.
3a .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3ASlidesPerPageOrder%3AListBox 4c Specificeer hoe de dia's ingedeeld moeten worden op de af te drukken pagina.
31 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3ATitleRow%3ACheckBox 57 Hiermee kunt u aangeven of de naam van het document in de afdruk moet worden opgenomen.
3b .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintAnnotationMode%3AListBox 45 Specificeert waar commentaar moet worden afgedrukt (indien aanwezig).
21 vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Fprinters 12d Het lijstvak geeft de geïnstalleerde printers weer. Klik op de printer die gebruikt moet worden voor de huidige afdruktaak. Klik op de knop Printerdetails om wat meer informatie over de geselecteerde printer te zien. Klik op de knop Eigenschappen om sommige eigenschappen voor de printer te wijzigen.
3c .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintProspectInclude%3AListBox 42 Selecteer welke pagina's van een brochure afgedrukt moeten worden.
38 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintProspectRTL%3AListBox 80 Voor het afdrukken van brochures kunt u een volgorde voor de pagina's van links naar rechts of van rechts naar links selecteren.
3c .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintContent%3ARadioButton%3A2 4e Drukt alleen de geselecteerde gebieden of objecten in het huidige document af.
26 vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Forientationlb 1c Selecteer het papierformaat.
25 vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Fpagemarginsb 42 Selecteer de marge tussen individuele pagina's op elk blad papier.
21 vcl%2Fui%2Fprintdialog%2Fpagerows 1b Selecteer een aantal rijen.
37 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APageContentType%3AListBox 3b Selecteer welk deel van het document moet worden afgedrukt.
39 SVTOOLS%3ALISTBOX%3ADLG_SVT_PRNDLG_PRNSETUPDLG%3ALB_NAMES 96 Geeft de geïnstalleerde printers op uw besturingssysteem weer. Wanneer u de standaardprinter wilt wijzigen, selecteert u een printernaam in de lijst.
32 SVTOOLS%3AMODALDIALOG%3ADLG_SVT_PRNDLG_PRNSETUPDLG 38 Selecteer de standaardprinter voor het huidige document.
16 .uno%3ASendMailDocAsMS 8b Opent een nieuw venster in uw standaard e-mailprogramma met het huidige document als bijlage. Het Microsoft-bestandsformaat wordt gebruikt.
17 .uno%3ASendMailDocAsOOo 8e Opent een nieuw venster in uw standaard e-mailprogramma met het huidige document als bijlage. Het OpenDocument-bestandsformaat wordt gebruikt.
11 .uno%3ASendToMenu 4c Verzendt een kopie van het huidige document naar verschillende toepassingen.
f .uno%3ASendMail 89 Opent een nieuw venster in uw standaard e-mailprogramma met het huidige document als bijlage. De huidige bestandsindeling wordt gebruikt.
15 HID_FILESAVE_TEMPLATE 7e Selecteer het alinea-opmaakprofiel of overzichtsniveau dat u wilt gerbuiken om het brondocument te scheiden in sub-documenten.
26 HID_SEND_MASTER_CTRL_PUSHBUTTON_CANCEL d8 Creëert een hoofddocument voor het huidige document van Writer. Een nieuw sub-document wordt gemaakt voor ieder hoofdstuk dat begint met een geselecteerd Alinea-opmaakprofiel of overzichtsniveau in het brondocument.
b .uno%3AQuit 4f Sluit alle $[officename] programma's en vraagt u om uw wijzigingen op te slaan.
e .uno%3ASaveAll 32 Slaat alle gewijzigde $[officename]-documenten op.
25 sfx%2Fui%2Fversionsofdialog%2Fcompare 39 Vergelijk de wijzigingen die in elke versie zijn gemaakt.
26 sfx%2Fui%2Fversionsofdialog%2Fversions 90 Geeft alle bestaande versies van het huidige document weer, de datum en tijd waarop ze werden gemaakt, de auteur en de bijbehorende opmerkingen.
14 .uno%3AVersionDialog 9f Slaat meerdere versies van het huidige document in hetzelfde bestand op en beheert deze versies. U kunt ook eerdere versies openen, verwijderen en vergelijken.
22 sfx%2Fui%2Fversionsofdialog%2Fshow 3c Geeft de gehele opmerking voor de geselecteerde versie weer.
22 sfx%2Fui%2Fversionsofdialog%2Fsave bf Slaat de huidige staat van het document als een nieuwe versie op. U kunt vóórdat u het document opslaat desgewenst ook opmerkingen in het dialoogvenster Versie-opmerking toevoegen invoeren.
36 sfx%2Fui%2Fversioncommentdialog%2FVersionCommentDialog a3 Voer hier een opmerking in wanneer u een nieuwe versie opslaat. Als u op Weergeven hebt geklikt om dit dialoogvenster te openen, kunt u de opmerking niet bewerken.
24 sfx%2Fui%2Fversionsofdialog%2Fdelete 23 Verwijdert de geselecteerde versie.
22 sfx%2Fui%2Fversionsofdialog%2Fopen 3a Opent de geselecteerde versie in een alleen-lezen venster.
24 sfx%2Fui%2Fversionsofdialog%2Falways 86 Als u wijzigingen in het document hebt aangebracht, slaat $[officename] automatisch een nieuwe versie op wanneer u het document sluit.
15 .uno%3ARecentFileList 73 Geeft de recentst geopende bestanden weer. Wanneer u een bestand in de lijst wilt openen, klikt u op de naam ervan.
20 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_UNDO c2 Maakt de laatste opdracht of het laatst getypte item ongedaan. Klik op de pijl naast het pictogram Ongedaan maken op de werkbalk Standaard om de opdracht te selecteren die u ongedaan wilt maken.
20 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_REDO b7 Annuleert de handeling van de laatste opdracht Ongedaan maken. Klik op de pijl naast het pictogram Opnieuw op de werkbalk Standaard om de stap die u Ongedaan wilt maken te selecteren.
d .uno%3ARepeat 4d Herhaalt de laatste opdracht. Deze opdracht is beschikbaar in Writer en Calc.
a .uno%3ACut 3a Verwijdert de selectie en kopieert deze naar het klembord.
b .uno%3ACopy 27 Kopieert de selectie naar het klembord.
c .uno%3APaste 69 Voegt de inhoud van het klembord op de cursorpositie in en vervangt alle geselecteerde tekst of objecten.
2f modules%2Fscalc%2Fui%2Fpastespecial%2Fmove_down 0 
2c modules%2Fscalc%2Fui%2Fpastespecial%2Fdivide 0 
2e modules%2Fscalc%2Fui%2Fpastespecial%2Fmultiply 0 
2e modules%2Fscalc%2Fui%2Fpastespecial%2Fno_shift 0 
2a modules%2Fscalc%2Fui%2Fpastespecial%2Ftext 0 
13 .uno%3APasteSpecial 5c Voegt de inhoud van het klembord in het huidige bestand met een gespecificeerde indeling in.
20 cui%2Fui%2Fpastespecial%2Fsource 29 Geeft de bron van de klembordinhoud weer.
2e modules%2Fscalc%2Fui%2Fpastespecial%2Fsubtract 0 
2e modules%2Fscalc%2Fui%2Fpastespecial%2Fdatetime 0 
2d modules%2Fscalc%2Fui%2Fpastespecial%2Fformats 0 
1e cui%2Fui%2Fpastespecial%2Flist 49 Selecteer een formaat voor de inhoud van het klembord dat u wilt plakken.
2d modules%2Fscalc%2Fui%2Fpastespecial%2Fobjects 0 
30 modules%2Fscalc%2Fui%2Fpastespecial%2Fmove_right 0 
29 modules%2Fscalc%2Fui%2Fpastespecial%2Fadd 0 
2a modules%2Fscalc%2Fui%2Fpastespecial%2Fnone 0 
2d modules%2Fscalc%2Fui%2Fpastespecial%2Fnumbers 0 
2e modules%2Fscalc%2Fui%2Fpastespecial%2Fcomments 0 
d .uno%3ASelect 4a Selecteert de gehele inhoud van het huidige bestand, frame of tekstobject.
23 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fcols 2c Zoekt van boven naar beneden in de kolommen.
23 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Frows 28 Zoekt van links naar rechts in de rijen.
25 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fregexp 37 Staat u toe om jokertekens te gebruiken bij het zoeken.
28 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fmatchcase 38 Onderscheid maken tussen hoofdletters en kleine letters.
28 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fbackwards 57 De zoekopdracht start op de cursorpositie en gaat terug naar het begin van het bestand.
f .uno%3AFindText 68 Typ de tekst die in het huidige document moet worden gezocht. Druk op Enter om naar die tekst te zoeken.
f .uno%3AUpSearch 3f Klikken om de volgende locatie te zoeken in opwaartse richting.
26 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Freplace 66 Vervangt de geselecteerde tekst of opmaak waarnaar u zocht, en zoekt dan naar de volgende voorkomende.
2b svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fcalcsearchin 8d Zoekt naar de opgegeven tekens in formules en in vast (niet berekende) waarden. Bijvoorbeeld, u kunt zoeken naar formules die 'SOM' bevatten.
29 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fsearchlist 5a Voer de tekst in waarnaar u wilt zoeken of selecteer een eerdere zoekopdracht in de lijst.
13 .uno%3ASearchDialog 3f Zoekt naar of vervangt tekst of opmaak in het huidige document.
29 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Freplaceall 3f Vervangt alle voorkomende tekst of opmaak die u wilt vervangen.
28 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fexpander1 6a Geeft meer of minder zoekopties weer. Klik opnieuw op deze knop om de uitgebreide zoekopties te verbergen.
28 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fallsheets 35 Zoekt in alle bladen van het huidige werkbladbestand.
29 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fwholewords 46 Zoeken naar hele woorden of cellen die identiek zijn aan de zoektekst.
11 .uno%3ADownSearch 41 Klikken om de volgende locatie te zoeken in neerwaartse richting.
28 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fselection 31 Zoekt alleen in de geselecteerde tekst of cellen.
25 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Flayout 106 Zoekt naar tekst die is opgemaakt met het opgegeven opmaakprofiel. Selecteer dit selectievakje en dan een opmaakprofiel in de keuzelijst Zoeken naar. Als u een vervangend opmaakprofiel wilt opgeven, selecteert u een opmaakprofiel in de keuzelijst Vervangen door.
28 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fsearchall 93 Hiermee worden alle exemplaren van de tekst of opmaak die u in het document zoekt, gevonden en geselecteerd (alleen in Writer- en Calc-documenten).
2d svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fmatchcharwidth 4c Onderscheid maken tussen tekenopmaak met halve breedte en volledige breedte.
24 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fnotes 51 In Writer kunt u selecteren om teksten van notities op te nemen in uw zoekacties.
29 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fsoundslike c6 U kunt hier zoekopties specificeren voor een overeenkomstige schrijfwijze die in Japanse tekst wordt gebruikt. Selecteer dit vakje en klik vervolgens op de knop ... om de zoekopties te specificeren.
2c svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fsoundslikebtn 6a Hier kunt u de zoekopties instellen voor overeenkomstige schrijfwijze die in Japanse tekst wordt gebruikt.
2a svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Freplacelist 6c Voer de vervangende tekst in of selecteer de vervangende tekst of het vervangende opmaakprofiel in de lijst.
25 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fsearch 5c Zoekt en selecteert de volgend voorkomende tekst of opmaak waarnaar u in het document zoekt.
27 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fnoformat 8b Klik in de keuzelijst Zoeken naar of Vervangen door en klik vervolgens op deze knop om de op opmaak gebaseerde zoekcriteria te verwijderen.
2e cui%2Fui%2Fsimilaritysearchdialog%2Fshorterfld 4c Voer het aantal tekens in waarmee een woord korter mag zijn dan de zoekterm.
29 svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fsimilarity 94 De termen zoeken die lijken op de tekst in Zoeken naar. Selecteer dit vakje en klik vervolgens op de knop ... om de gewenste opties te specificeren.
2c svx%2Fui%2Ffindreplacedialog%2Fsimilaritybtn 2d Stel de opties voor overeenkomsten zoeken in.
2c cui%2Fui%2Fsimilaritysearchdialog%2Fotherfld 3e Voer in hoeveel tekens in de zoekterm verwisseld mogen worden.
2c cui%2Fui%2Fsimilaritysearchdialog%2Frelaxbox 6c Zoekt naar een term die voldoet aan een willekeurig aantal instellingen voor het zoeken naar overeenkomsten.
2d cui%2Fui%2Fsimilaritysearchdialog%2Flongerfld 67 Voer het maximumaantal tekens in waarmee een woord het aantal tekens in een zoekterm mag overschrijden.
2e cui%2Fui%2Fsearchattrdialog%2FSearchAttrDialog 2f Selecteer de attributen waarnaar u wilt zoeken.
34 SVX%3APUSHBUTTON%3ARID_SVXDLG_SEARCH%3ABTN_ATTRIBUTE 14f Kies de tekstattributen waarnaar u wilt zoeken. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar het attribuut Lettertype, wordt alle tekst gevonden waarvoor het standaardlettertype niet wordt gebruikt. Alle tekst met een direct gecodeerd lettertypeattribuut en alle tekst waarvoor een opmaakprofiel het lettertypeattribuut wijzigt, wordt gevonden.
31 svx%3APushButton%3ARID_SVXDLG_SEARCH%3ABTN_FORMAT 68 Vindt specifieke tekstopmaakkenmerken, zoals lettertypen, teksteffecten en tekstverloopkarakteristieken.
31 SVX%3APUSHBUTTON%3ARID_SVXDLG_SEARCH%3ABTN_FORMAT 61 Zoekt specifieke tekstopmaakfuncties , zoals lettertypen, teksteffecten en tekstverloopkenmerken.
e HID_NAVI_TBX22 41 Verplaatst de selectie één plaats omhoog in de Navigator-lijst.
e HID_NAVI_TBX21 cc Slaat een kopie van de inhoud van de gekoppelde bestanden in het hoofddocument op. Zo zorgt u ervoor dat de huidige inhoud beschikbaar blijft wanneer de gekoppelde bestanden niet kunnen worden opgeroepen.
15 HID_GLBLTREE_INS_TEXT 97 Voegt een nieuwe alinea in het hoofddocument in waar u tekst kunt invoeren. U kunt in de Navigator geen tekst naast een bestaande tekstinvoer invoeren.
15 HID_GLBLTREE_INS_FILE 42 Voegt een of meerdere bestaande bestanden in het hoofddocument in.
e HID_NAVI_TBX23 41 Verplaatst de selectie één plaats omlaag in de Navigator-lijst.
19 HID_GLBLTREE_INS_NEW_FILE 28 Maakt en voegt een nieuw subdocument in.
13 HID_GLBLTREE_UPDATE 33 Klik hierop en kies de inhoud die u wilt bijwerken.
11 HID_GLBLTREE_EDIT dd Bewerk de inhoud van het onderdeel dat in de Navigator-lijst is geselecteerd. Als de selectie een bestand is, wordt het bestand voor bewerking geopend. Als de selectie een index is, wordt het index-dialoogvenster geopend.
14 HID_GLBLTREE_UPD_IDX 17 Werkt alle indices bij.
15 HID_GLBLTREE_UPD_LINK 1b Werkt alle koppelingen bij.
10 HID_GLBLTREE_DEL 2e Verwijdert de selectie uit de Navigator-lijst.
14 HID_GLBLTREE_UPD_SEL 24 Werkt de inhoud van de selectie bij.
13 HID_GLBLTREE_INSERT 4b Voegt een bestand, een index of een nieuw document in het hoofddocument in.
1b HID_NAVIGATOR_GLOB_TREELIST cf De Navigator geeft de belangrijkste onderdelen van het hoofddocument weer. Als u de muisaanwijzer op een naam van een subdocument in de lijst plaatst, wordt het volledige pad van het subdocument weergegeven.
13 HID_GLBLTREEUPD_ALL 16 Werkt alle inhoud bij.
16 HID_GLBLTREE_EDIT_LINK 42 Wijzigt de koppelingseigenschappen voor het geselecteerde bestand.
14 HID_GLBLTREE_INS_IDX 3d Voegt een index of een inhoudsopgave in het hoofddocument in.
27 cui%2Fui%2Fbaselinksdialog%2FBREAK_LINK a0 Verbreekt de koppeling tussen het bronbestand en het huidige document. De recentst bijgewerkte inhoud van het bronbestand wordt in het huidige document bewaard.
26 cui%2Fui%2Fbaselinksdialog%2FAUTOMATIC f6 De inhoud van de koppeling wordt automatisch bijgewerkt wanneer u het bestand opent. Elke wijziging in het bronbestand wordt dan weergegeven in het bestand dat de koppeling bevat. Gekoppelde afbeeldingen kunnen alleen handmatig worden bijgewerkt.
2a cui%2Fui%2Fbaselinksdialog%2FCHANGE_SOURCE 38 Wijzigt het bronbestand voor de geselecteerde koppeling.
25 cui%2Fui%2Fbaselinksdialog%2FTB_LINKS 87 Dubbelklik op een koppeling in de lijst om een bestandsvenster te openen waarin u een ander object voor deze koppeling kunt selecteren.
27 cui%2Fui%2Fbaselinksdialog%2FUPDATE_NOW 8f Werkt de geselecteerde koppeling bij, zodat de recentst opgeslagen versie van het gekoppelde bestand in het huidige document wordt weergegeven.
12 .uno%3AManageLinks e5 Hiermee kunt u de eigenschappen van de koppelingen in het huidige document bewerken, inclusief het pad naar het bronbestand. Deze opdracht is niet beschikbaar als het huidige document geen koppelingen bevat naar andere bestanden.
23 cui%2Fui%2Fbaselinksdialog%2FMANUAL 43 Werkt de koppeling alleen bij wanneer u op de knop Bijwerken klikt.
20 sfx%2Fui%2Flinkeditdialog%2Ffile 23 Toont het pad naar het bronbestand.
24 sfx%2Fui%2Flinkeditdialog%2Fcategory 79 Toont de sectie waarnaar de koppeling verwijst in het bronbestand. U kunt hier een nieuwe sectie invoegen als u dat wilt.
1f sfx%2Fui%2Flinkeditdialog%2Fapp 46 Toont de toepassing waarin het bronbestand het laatst werd opgeslagen.
14 .uno%3APlugInsActive 193 Hiermee kunt u invoegtoepassingen in uw bestand bewerken. Kies deze opdracht om deze functie in of uit te schakelen. Wanneer de functie is ingeschakeld, verschijnt er een vinkje naast deze opdracht en staan er opdrachten in het contextmenu waarmee u de invoegtoepassing kunt bewerken. Wanneer de functie is uitgeschakeld, vindt u opdrachten in het contextmenu waarmee u de invoegtoepassing kunt beheren.
13 .uno%3AOriginalSize 42 Wijzigt de grootte van het object naar de oorspronkelijke grootte.
12 .uno%3AObjectMenue 68 Hiermee kunt u een geselecteerd object bewerken, die u ingevoegd heeft met de opdracht Invoegen - Object
38 SFX2%3ARADIOBUTTON%3ATP_FRAMEPROPERTIES%3ARB_SCROLLINGON 31 Geeft de schuifbalk voor het zwevende kader weer.
3d SFX2%3ACHECKBOX%3ATP_FRAMEPROPERTIES%3ACB_MARGINHEIGHTDEFAULT 1d Past de standaardafstand toe.
39 SFX2%3ARADIOBUTTON%3ATP_FRAMEPROPERTIES%3ARB_FRMBORDER_ON 2a Geeft de rand van het zwevende kader weer.
29 SFX2%3AEDIT%3ATP_FRAMEPROPERTIES%3AED_URL a4 Voer het pad en de naam van het bestand in dat u in het zwevende kader wilt weergeven. U kunt ook op de knop ... klikken en het bestand zoeken dat u wilt weergeven.
34 SFX2%3APUSHBUTTON%3ATP_FRAMEPROPERTIES%3ABT_FILEOPEN 67 Zoek het bestand dat u in het geselecteerde zwevende kader wilt weergeven en klik vervolgens op Openen.
2f SFX2%3AEDIT%3ATP_FRAMEPROPERTIES%3AED_FRAMENAME 97 Voer een naam voor het zwevende kader in. De naam mag geen spaties of speciale tekens bevatten, en mag niet met een onderstrepingsteken ( _ ) beginnen.
23 SFX2%3ATABPAGE%3ATP_FRAMEPROPERTIES bf Wijzigt de eigenschappen van het geselecteerde zwevende kader. Zwevende kaders werken goed wanneer deze een HTML-document bevatten en wanneer deze worden ingevoegd in een ander HTML-document.
3a SFX2%3ANUMERICFIELD%3ATP_FRAMEPROPERTIES%3ANM_MARGINHEIGHT de Voer de hoeveelheid verticale ruimte in die u tussen de boven- en benedenrand van het zwevende kader en de inhoud van het kader wilt vrijlaten. De documenten binnen en buiten het zwevende kader moeten HTML-documenten zijn.
39 SFX2%3ARADIOBUTTON%3ATP_FRAMEPROPERTIES%3ARB_SCROLLINGOFF 2f Verbergt de schuifbalk voor het zwevende kader.
3a SFX2%3ARADIOBUTTON%3ATP_FRAMEPROPERTIES%3ARB_FRMBORDER_OFF 28 Verbergt de rand van het zwevende kader.
3a SFX2%3ARADIOBUTTON%3ATP_FRAMEPROPERTIES%3ARB_SCROLLINGAUTO 6c Selecteer deze optie als u wilt dat het momenteel actieve zwevende kader indien nodig een schuifbalk krijgt.
39 SFX2%3ANUMERICFIELD%3ATP_FRAMEPROPERTIES%3ANM_MARGINWIDTH e3 Voer de hoeveelheid horizontale ruimte in die u tussen de rechter- en linkerranden van het zwevende kader en de inhoud van het kader wilt vrijlaten. De documenten binnen en buiten het zwevende kader moeten HTML-documenten zijn.
1b svx%2Fui%2Fimapdialog%2Furl 5e Voer de URL in voor het bestand dat u wilt openen wanneer u op de geselecteerde hotspot klikt.
24 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_PROPERTY 49 Hiermee kunt u de eigenschappen van de geselecteerde hotspot definiëren.
21 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_MACRO 73 Hiermee kunt u een macro toewijzen die wordt uitgevoerd wanneer u in een browser op de geselecteerde hotspot klikt.
22 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_ACTIVE 69 Schakelt de hyperlink voor de geselecteerde hotspot in of uit. Een uitgeschakelde hotspot is transparant.
26 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_POLYDELETE 27 Verwijdert het geselecteerde ankerpunt.
26 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_POLYINSERT 41 Voegt een ankerpunt toe waar u op de omtrek van de hotspot klikt.
22 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_SAVEAS 59 Slaat de Image Map in de bestandsindeling MAP-CERN, MAP-NCSA of SIP StarView ImageMap op.
24 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_POLYMOVE 55 Hiermee kunt u de afzonderlijke ankerpunten van de geselecteerde hotspot verplaatsen.
20 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_OPEN 61 Laadt een bestaande Image Map in de bestandsindeling MAP-CERN, MAP-NCSA of SIP StarView ImageMap.
21 svx%2Fui%2Fimapdialog%2Fcontainer 72 dont hide the imagemap if extended tips are onDisplays the image map, so that you can click and edit the hotspots.
22 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FImapDialog a7 Hiermee kunt u URL's aan specifieke gebieden, hotspots genaamd, in een afbeelding of groep afbeeldingen toevoegen. Een Image Map is een groep met een of meer hotspots.
20 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_RECT bc Tekent een rechthoekige hotspot waar u in de afbeelding sleept. U kunt daarna het Adres en de tekst voor de hotspot invoeren en vervolgens het Frame selecteren waarin u de URL wilt openen.
24 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_POLYEDIT 5d Hiermee kunt u de vorm van de geselecteerde hotspot wijzigen door de ankerpunten te bewerken.
21 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_APPLY 3a Past de wijzigingen toe die u in de ImageMap hebt gemaakt.
1c svx%2Fui%2Fimapdialog%2Ftext 62 Voer de tekst in die u wilt weergeven wanneer de muisaanwijzer op de hotspot in een browser staat.
22 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_CIRCLE c8 Tekent een elliptische hotspot op de plaats waar u in de afbeelding sleept. U kunt daarna het adres en de tekst voor de hotspot invoeren en vervolgens het Frame selecteren waarin u de URL wilt openen.
22 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_SELECT 36 Selecteert een hotspot in een ImageMap voor bewerking.
20 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_POLY 216 Tekent een veelhoekige hotspot in de afbeelding. Klik op dit pictogram, sleep de afbeelding erin en klik vervolgens om één zijde van de veelhoek te definiëren. Verplaats de muisaanwijzer naar de positie waar u het einde van de volgende zijde wilt plaatsen en klik vervolgens. Herhaal dit proces tot u alle zijden van de veelhoek hebt getekend. Wanneer u klaar bent, dubbelklikt u om de veelhoek te sluiten. U kunt daarna het Adres en de tekst voor de hotspot invoeren en vervolgens het Frame selecteren waarin u de URL wilt openen.
24 svx%2Fui%2Fimapdialog%2FTBI_FREEPOLY 151 Tekent een hotspot die op een vrije-handveelhoek is gebaseerd. Klik op dit pictogram en ga naar de plaats waar u de hotspot wilt tekenen. Versleep een vrije-handlijn en laat de muisknop los om de vorm te sluiten. U kunt daarna het adres en de tekst voor de hotspot invoeren en vervolgens het Frame selecteren waarin u de URL wilt openen.
21 cui%2Fui%2Fcuiimapdlg%2Fnameentry 24 Voer een naam in voor de afbeelding.
22 cui%2Fui%2Fcuiimapdlg%2FIMapDialog 3a Geeft de eigenschappen weer voor de geselecteerde hotspot.
20 cui%2Fui%2Fcuiimapdlg%2Furlentry 5e Voer de URL in voor het bestand dat u wilt openen wanneer u op de geselecteerde hotspot klikt.
21 cui%2Fui%2Fcuiimapdlg%2Ftextentry 72 Voer de tekst in die moet worden weergegeven wanneer de muisaanwijzer in de browser op de hotspot wordt geplaatst.
1e cui%2Fui%2Fcuiimapdlg%2FdescTV 29 Voer een beschrijving voor de hotspot in.
1f cui%2Fui%2Fcuiimapdlg%2FframeCB 74 Voer de naam in van het doelframe waarin u de URL wilt openen. U kunt ook een standaardframenaam uit de lijst kiezen
12 .uno%3AChangesMenu 5f Geeft de opdrachten weer die beschikbaar zijn voor het bijhouden van wijzigingen in uw bestand.
16 .uno%3ATraceChangeMode 5e Alle wijzigingen bijhouden die zijn aangebracht in het huidige document (per auteur en datum).
1d .uno%3AProtectTraceChangeMode a2 Voorkomt dat gebruikers de functie voor recordwijzigingen kunnen deactiveren en wijzigingen kunnen accepteren of verwerpen, tenzij een wachtwoord wordt ingevoerd.
12 .uno%3AShowChanges 32 De vastgelegde wijzigingen weergeven of verbergen.
19 cui%2Fui%2Fcomment%2Fedit 35 Een opmerking invoeren voor de vastgelegde wijziging.
14 .uno%3AAcceptChanges 30 Vastgelegde wijzigingen accepteren of verwerpen.
11 HID_SORT_POSITION 86 Sorteert de lijst in oplopende volgorde op basis van de positie van de wijzigingen in het document. Dit is de standaardsorteermethode.
10 HID_SORT_COMMENT 4a Sorteert de lijst op de opmerkingen die aan de wijzigingen zijn gekoppeld.
f HID_SORT_AUTHOR 1c Sorteert de lijst op auteur.
f HID_SORT_ACTION 2d Sorteert de lijst volgens het wijzigingstype.
16 HID_SC_CHANGES_COMMENT 42 Hier kunt u de opmerking voor de geselecteerde wijziging bewerken.
2b svx%2Fui%2Facceptrejectchangesdialog%2Fundo 40 Maakt de laatste opdracht voor accepteren of verwerpen ongedaan.
12 HID_SC_SORT_ACTION 3f Geeft de wijzigingen weer die in het document zijn aangebracht.
30 svx%2Fui%2Facceptrejectchangesdialog%2Facceptall 49 Accepteert alle wijzigingen en verwijderd de markeringen in het document.
12 HID_SC_SORT_AUTHOR 3b Geeft de gebruiker weer die de wijziging heeft aangebracht.
10 HID_SC_SORT_DATE 3f Geeft de datum en tijd weer waarop de wijziging is aangebracht.
2c svx%2Fui%2Fredlineviewpage%2FRedlineViewPage 31 Afzonderlijke wijzigingen accepteren of verwerpen
2d svx%2Fui%2Facceptrejectchangesdialog%2Freject 60 Verwerpt de geselecteerde wijziging en verwijdert de markering uit de wijziging in het document.
24 svx%2Fui%2Fredlineviewpage%2Fchanges cc Geeft de wijzigingen weer die werden bijgehouden in het document. Wanneer u een item in de lijst selecteert, wordt de wijziging geaccentueerd in het document. Klik op een kolomkop om de lijst te sorteren.
13 HID_SC_SORT_COMMENT 3e Geeft de opmerkingen weer die aan de wijziging zijn gekoppeld.
2d svx%2Fui%2Facceptrejectchangesdialog%2Faccept 62 Accepteert de geselecteerde wijziging en verwijdert de markering uit de wijziging in het document.
d HID_SORT_DATE 23 Sorteert de lijst op datum en tijd.
30 svx%2Fui%2Facceptrejectchangesdialog%2Frejectall 46 Weigert alle wijzigingen en verwijderd de markeringen in het document.
2a svx%2Fui%2Fredlinefilterpage%2Fcommentedit 54 Filtert de opmerkingen van de wijzigingen op basis van de ingevoerde sleutelwoorden.
29 svx%2Fui%2Fredlinefilterpage%2Factionlist 61 Filtert de lijst met wijzigingen volgens het type wijziging dat in het vak Actie is geselecteerd.
28 svx%2Fui%2Fredlinefilterpage%2Frangeedit 3c Selecteer het celbereik dat als filter moet worden gebruikt.
28 svx%2Fui%2Fredlinefilterpage%2Fdotdotdot 3c Selecteer het celbereik dat als filter moet worden gebruikt.
26 svx%2Fui%2Fredlinefilterpage%2Fendtime 4d Filtert de lijst met wijzigingen op basis van de datum en tijd die u opgeeft.
27 svx%2Fui%2Fredlinefilterpage%2Fendclock 4b Hiermee kunt u de huidige datum en tijd in de bijbehorende vakken invoeren.
29 svx%2Fui%2Fredlinefilterpage%2Fauthorlist 64 Filtert de lijst met wijzigingen op basis van de naam van de auteur die in de lijst is geselecteerd.
24 svx%2Fui%2Fredlinefilterpage%2Frange 3c Selecteer het celbereik dat als filter moet worden gebruikt.
15 .uno%3AMergeDocuments b9 Importeert wijzigingen die zijn aangebracht in kopieën van hetzelfde document, in het oorspronkelijke document. Wijzigingen in voetnoten, kopteksten, frames en velden worden genegeerd.
17 .uno%3ACompareDocuments 45 Vergelijkt het huidige document met een door u geselecteerd document.
19 .uno%3ABib%2FInsertRecord 2f Voegt een nieuwe record in de huidige tabel in.
19 .uno%3ABib%2FDeleteRecord 1d Verwijdert de huidige record.
14 .uno%3ABib%2FMapping de Hiermee kunt u de kolomkoppen aan gegevensvelden van een andere gegevensbron toewijzen. Wanneer u een andere gegevensbron voor uw literatuurlijst wilt definiëren, klikt u op de knop  Gegevensbron van de record Objectbalk.
19 .uno%3ABib%2FremoveFilter 57 Om alle records weer te geven in een tabel, klikt u op het pictogramFilter verwijderen.
12 .uno%3ABib%2Fquery 1cd Typ de informatie waarnaar u wilt zoeken en druk vervolgens op Enter. Wanneer u de filteropties voor de zoekactie wilt wijzigen, houdt u de knop AutoFilter lang ingedrukt en selecteert u vervolgens een ander gegevensveld. U kunt jokertekens zoals % of * voor een willekeurig aantal tekens gebruiken en _ of ? voor één teken in uw zoekactie. Wanneer u alle records in de tabel wilt weergeven, heft u de selectie van dit vakje op en drukt u vervolgens op Enter.
1a EXTENSIONS_HID_BIB_URL_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
23 EXTENSIONS_HID_BIB_HOWPUBLISHED_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
3c modules%2Fsbibliography%2Fui%2Fmappingdialog%2FMappingDialog b7 Selecteer het gegevensveld dat u aan de huidige kolomnaam wilt toewijzen. Als u de beschikbare gegevensvelden wilt wijzigen, selecteert u een andere gegevensbron voor de bibliografie.
1b EXTENSIONS_HID_BIB_NOTE_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
1d EXTENSIONS_HID_BIB_VOLUME_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
17 .uno%3ABib%2FautoFilter c2 Houd de muisknop lang ingedrukt om het gegevensveld te selecteren waarin u wilt zoeken naar de term die u in het vak Zoekbegrip hebt ingevoerd. U kunt maar in één gegevensveld tegelijk zoeken.
1e EXTENSIONS_HID_BIB_EDITION_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
24 EXTENSIONS_HID_BIB_AUTHORITYTYPE_POS a0 Selecteer het type record dat u wilt maken. $[officename] voegt een getal in de kolom Type van de record toe dat overeenkomt met het type dat u hier selecteert.
18 SVX_HID_GRID_TRAVEL_LAST 26 Ga naar de laatste record in de tabel.
18 SVX_HID_GRID_TRAVEL_NEXT 27 Ga naar de volgende record in de tabel.
1d EXTENSIONS_HID_BIB_SERIES_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
13 HID_GRID_TRAVEL_NEW 30 Voegt een nieuwe record in de actuele tabel toe.
e HID_BIB_DB_TBX 51 Records in de literatuurlijstdatabase invoegen, verwijderen, bewerken en beheren.
1d EXTENSIONS_HID_BIB_NUMBER_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
13 .uno%3ABib%2Fsource 82 Geeft de beschikbare tabellen in de huidige database weer. Klik op een naam in de lijst om de records uit die tabel weer te geven.
11 SID_FM_DELETEROWS 23 Verwijdert de geselecteerde record.
1c EXTENSIONS_HID_BIB_MONTH_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
1e EXTENSIONS_HID_BIB_JOURNAL_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
21 EXTENSIONS_HID_BIB_IDENTIFIER_POS 79 Voer een beknopte aanduiding voor de record in. De beknopte aanduiding verschijnt in de ID-kolom in de lijst van records.
24 EXTENSIONS_HID_BIB_ORGANIZATIONS_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
19 SVX_HID_GRID_TRAVEL_FIRST 25 Ga naar de eerste record in de tabel.
20 EXTENSIONS_HID_BIB_PUBLISHER_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
18 SVX_HID_GRID_TRAVEL_PREV 25 Ga naar de vorige record in de tabel.
1b .uno%3ABib%2FstandardFilter 58 Gebruik het Standaardfilter om zoekopties voor AutoFilter te verfijnen en te combineren.
1c SVX_HID_GRID_TRAVEL_ABSOLUTE 3f Typ het recordnummer dat u wilt weergeven en druk dan op Enter.
1c EXTENSIONS_HID_BIB_TITLE_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
1b EXTENSIONS_HID_BIB_YEAR_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
1d EXTENSIONS_HID_BIB_AUTHOR_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
1e EXTENSIONS_HID_BIB_CHAPTER_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
1d EXTENSIONS_HID_BIB_EDITOR_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
1d EXTENSIONS_HID_BIB_SCHOOL_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
20 EXTENSIONS_HID_BIB_BOOKTITLE_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
1c EXTENSIONS_HID_BIB_PAGES_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
21 EXTENSIONS_HID_BIB_REPORTTYPE_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
1b EXTENSIONS_HID_BIB_ISBN_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
1d EXTENSIONS_HID_BIB_ANNOTE_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
16 .uno%3ABib%2Fsdbsource 3a Selecteer de gegevensbron voor de literatuurlijstdatabase.
22 EXTENSIONS_HID_BIB_INSTITUTION_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
1e EXTENSIONS_HID_BIB_ADDRESS_POS 92 Voer aanvullende informatie voor de geselecteerde record in. U kunt de informatie desgewenst ook in het overeenkomstige veld in de tabel invoeren.
20 cui%2Fui%2Fzoomdialog%2Fbookmode 9c In de beeld lay-out van de boekmodus ziet u twee pagina's naast elkaar als in een geopend boek. De eerste pagina is een rechterpagina met een oneven nummer.
1f cui%2Fui%2Fzoomdialog%2Fcolumns 7b In de kolommen beeld lay-out ziet u de pagina's in een opgegeven aantal kolommen naast elkaar. Voer het aantal kolommen in.
17 HID_MNU_ZOOM_WHOLE_PAGE 2c Geeft de volledige pagina weer op uw scherm.
14 HID_MNU_ZOOM_OPTIMAL 45 Past de weergave aan de breedte van de tekst in het document aan op .
22 cui%2Fui%2Fzoomdialog%2Fsinglepage 59 De enkele pagina beeld lay-out geeft de pagina's onder elkaar weer en nooit naast elkaar.
1e cui%2Fui%2Fzoomdialog%2Fzoomsb 5f Voer de zoomfactor in waarmee u het document wilt weergeven. Voer een percentage in het vak in.
21 cui%2Fui%2Fzoomdialog%2Fcolumnssb 7b In de kolommen beeld lay-out ziet u de pagina's in een opgegeven aantal kolommen naast elkaar. Voer het aantal kolommen in.
b .uno%3AZoom 39 Verkleint of vergroot de schermweergave van %PRODUCTNAME.
22 cui%2Fui%2Fzoomdialog%2FZoomDialog 39 Verkleint of vergroot de schermweergave van %PRODUCTNAME.
17 HID_MNU_ZOOM_PAGE_WIDTH 75 Geeft de complete breedte van de documentpagina weer. De boven- en onderranden van de pagina kunnen onzichtbaar zijn.
1d cui%2Fui%2Fzoomdialog%2F100pc 30 Geeft het document in de werkelijk grootte weer.
14 SVX_HID_MNU_ZOOM_100 30 Geeft het document in de werkelijk grootte weer.
e .uno%3AView100 30 Geeft het document in de werkelijk grootte weer.
21 cui%2Fui%2Fzoomdialog%2Fautomatic 69 De automatische beeld lay-out geeft de pagina's naast elkaar weer, zoveel als de zoomfactor dit toestaat.
19 .uno%3AFunctionBarVisible 28 Toont of verbergt de werkbalk Standaard.
1a .uno%3AShowImeStatusWindow 3e Toont of verbergt het IME-statusvenster (Input Method Engine).
15 .uno%3AToolBarVisible 25 Toont of verbergt de balk Werktuigen.
17 .uno%3AStatusBarVisible 41 Toont of verbergt de Statusbalk aan de onderkant van het venster.
15 .uno%3ATaskBarVisible 41 Toont of verbergt de Statusbalk aan de onderkant van het venster.
15 HID_FULLSCREENTOOLBOX 82 In Writer en Calc kunt u ook de sneltoetsen Ctrl+Shift+J gebruiken om tussen de modi voor normaal en volledig scherm te schakelen.
11 .uno%3AFullScreen 94 Toont of verbergt de menu's en werkbalken in Writer of Calc. Klik op de knop Volledig scherm aan/uit om de modus voor volledig scherm af te sluiten.
31 SFX2%3APUSHBUTTON%3ADLG_SFX_QUERYDELETE%3ABTN_ALL 3a Voert de verwijdering in alle geselecteerde bestanden uit.
31 SFX2%3APUSHBUTTON%3ADLG_SFX_QUERYDELETE%3ABTN_YES 45 Klik op deze knop om de actie voor het huidige bestand te bevestigen.
30 SFX2%3APUSHBUTTON%3ADLG_SFX_QUERYDELETE%3ABTN_NO 31 Annuleert de verwijdering in het huidige bestand.
28 SFX2%3AMODALDIALOG%3ADLG_SFX_QUERYDELETE 2f Bevestigt of annuleert de opdracht Verwijderen.
14 HID_COLOR_CTL_COLORS 1ad Klik op de kleur die u wilt gebruiken. Wanneer u de opvulkleur van een object in het huidige bestand wilt wijzigen, selecteert u het object en klikt u vervolgens op een kleur. Wanneer u de lijnkleur van het geselecteerde object wilt wijzigen, klikt u met de rechtermuisknop op een kleur. Wilt u de kleur van tekst in een tekstobject wijzigen, dubbelklik dan op het tekstobject, selecteer de tekst en klik vervolgens op een kleur.
13 .uno%3AColorControl 97 Toont of verbergt de Kleurenbalk. Wanneer u de weergegeven kleurentabel wilt wijzigen, kiest u Opmaak - Gebied en klikt u vervolgens op de tab Kleuren.
18 .cmd%3ARestoreVisibility bb Kies Beeld - Werkbalken - Reset om de werkbalken op hun standaard contextgevoelige gedrag terug te zetten. Afhankelijk van de context worden sommige werkbalken nu automatisch weergegeven.
18 .uno%3AAvailableToolbars 3f Opent een submenu waarmee u werkbalken kunt tonen en verbergen.
1a .uno%3ADeleteAllAnnotation 30 Verwijder alle notities in het huidige document.
15 .uno%3ADeleteAllNotes 30 Verwijder alle notities in het huidige document.
16 .uno%3AShowAnnotations 46 GebruikBeeld- Notities om alle notities weer te geven of te verbergen.
17 .uno%3AInsertAnnotation 3e Voegt een notitie, verankerd aan de huidige cursorpositie, in.
22 .uno%3ADeleteAllAnnotationByAuthor 40 Verwijder alle notities van deze auteur in het huidige document.
17 .uno%3ADeleteAnnotation 1d Verwijder de huidige notitie.
11 .uno%3ADeleteNote 1d Verwijder de huidige notitie.
13 .uno%3ADeleteAuthor 40 Verwijder alle notities van deze auteur in het huidige document.
b .uno%3AScan 30 Voegt een gescande afbeelding in uw document in.
12 .uno%3ATwainSelect 2b Selecteert de scanner die u wilt gebruiken.
14 .uno%3ATwainTransfer 87 Scant een afbeelding en voegt dan het resultaat in het document in. Het dialoogvenster wordt geleverd door de fabrikant van de scanner.
17 HID_CHARMAP_CTL_SHOWSET 44 Klik op het speciale teken(s) dat u wilt invoegen en klik dan op OK.
27 cui%2Fui%2Fspecialcharacters%2Fsubsetlb 2f n dit geval selecteert u een Unicode categorie.
25 cui%2Fui%2Fspecialcharacters%2Ffontlb 57 Selecteer een lettertype om de speciale tekens die eraan gekoppeld zijn, weer te geven.
d .uno%3ABullet 3c Voegt speciale tekens in van de geïnstalleerde lettertypen.
16 HID_FILEDLG_PREVIEW_CB 3d Geeft een voorbeeld van het geselecteerde afbeeldingsbestand.
13 HID_FILEDLG_LINK_CB 40 Voegt het geselecteerde afbeeldingsbestand als een koppeling in.
1b HID_FILEOPEN_IMAGE_TEMPLATE 2b Selecteer de framestijl voor de afbeelding.
14 .uno%3AInsertGraphic 28 Voegt een afbeelding in het document in.
11 .uno%3AObjectMenu 5d Voegt een object in uw document in. Gebruik voor films en geluiden Invoegen - Film en geluid.
23 cui%2Fui%2Finsertoleobject%2Furlbtn 42 Zoek het bestand dat u wilt invoegen en klik vervolgens op Openen.
22 cui%2Fui%2Finsertoleobject%2Furled 6d Voer de naam in van het bestand dat u wilt koppelen of insluiten, of klik op Zoeken om het bestand te zoeken.
13 .uno%3AInsertObject 7b Voegt een OLE-object in het huidige document in. Het OLE-object wordt als een koppeling of een ingesloten object ingevoegd.
22 cui%2Fui%2Finsertoleobject%2Ftypes 2f Selecteer het documenttype dat u wilt aanmaken.
26 cui%2Fui%2Finsertoleobject%2Fcreatenew 4c Maakt een nieuw OLE-object aan gebaseerd op het objecttype dat u selecteert.
2b cui%2Fui%2Finsertoleobject%2Fcreatefromfile 2e Maakt een OLE-object van een bestaand bestand.
20 cui%2Fui%2Finsertplugin%2Furlbtn 48 Zoek de invoegtoepassing die u wilt invoegen en klik vervolgens op Open.
27 cui%2Fui%2Finsertplugin%2Fpluginoptions 55 Voer de parameters in voor de invoegtoepassing met als indeling parameter1 = "tekst".
1f cui%2Fui%2Finsertplugin%2Furled 6c Voer de URL in voor de invoegtoepassing of klik op Bladeren en zoek de invoegtoepassing die u wilt invoegen.
13 .uno%3AInsertPlugin 36 Voegt een invoegtoepassing in het huidige document in.
12 .uno%3AInsertSound 34 Voegt een geluidsbestand in het huidige document in.
12 .uno%3AInsertVideo 32 Voegt een videobestand in het huidige document in.
1b .uno%3AInsertObjectStarMath 2d Voegt een formule in het huidige document in.
20 .uno%3AInsertObjectFloatingFrame 98 Voegt een zwevend kader in het huidige document in. Zwevende kaders worden in HTML-documenten gebruikt om de inhoud van een ander bestand weer te geven.
1c .uno%3AViewDataSourceBrowser 74 Geeft de databases weer die in %PRODUCTNAME zijn geregistreerd en hiermee kunt u de inhoud van de databases beheren.
11 .uno%3ADataImport 74 Geeft de databases weer die in %PRODUCTNAME zijn geregistreerd en hiermee kunt u de inhoud van de databases beheren.
12 .uno%3AGraphicMenu 3b Selecteer de bron waaruit u een afbeelding u wilt invoegen.
1d .uno%3AStandardTextAttributes 4e Verwijdert directe opmaak en opmaak door tekenopmaakprofielen uit de selectie.
11 .uno%3AFontDialog 46 Wijzigt het lettertype en de tekenopmaak voor de geselecteerde tekens.
23 cui%2Fui%2Fcharnamepage%2Fctllanglb 99 Stelt de taal in die de spellingcontrole gebruikt voor de geselecteerde tekst of voor de tekst die u typt. Voor de beschikbare taalmodules staan vinkjes.
26 cui%2Fui%2Fcharnamepage%2FCharNamePage 64 Hier vindt u functies om lettertypen, lettertype-uiterlijk, tekengrootte, taal en kleur te bewerken.
27 cui%2Fui%2Fcharnamepage%2Fctlfontnamelb 71 Voer de naam in van een geïnstalleerd lettertype dat u wilt gebruiken, of selecteer het lettertype uit de lijst.
24 cui%2Fui%2Fcharnamepage%2Fctlstylelb 29 Selecteer de opmaak dat u wilt toepassen.
23 cui%2Fui%2Fcharnamepage%2Fctlsizelb 81 Voer de tekengrootte in die u wilt toepassen of selecteer deze. U kunt voor schaalbare lettertypen ook decimale waarden invoeren.
23 cui%2Fui%2Feffectspage%2Fpositionlb 3a Specificeer waar de nadrukmarkering getoond moeten worden.
2a cui%2Fui%2Feffectspage%2Findividualwordscb 43 Pas het geselecteerd effect enkel toe op woorden en negeer spaties.
29 cui%2Fui%2Feffectspage%2Funderlinecolorlb 24 Kies de kleur voor de onderstreping.
28 cui%2Fui%2Feffectspage%2Foverlinecolorlb 26 Selecteer de kleur voor de lijn boven.
23 cui%2Fui%2Feffectspage%2Foverlinelb 96 Selecteer het opmaakprofiel voor strepen boven dat u wilt toepassen. Selecteer het vak Woord voor woord om alleen strepen boven woorden toe te passen.
23 cui%2Fui%2Feffectspage%2Femphasislb 5b Kies een teken om weer te geven boven of onder de gehele lengte van de geselecteerde tekst.
24 cui%2Fui%2Feffectspage%2Funderlinelb 97 Kies de onderstrepingsstijl die u wilt toepassen. Wanneer u de onderstreping alleen op woorden wilt toepassen, selecteert u het vakje Woord voor woord.
10 .uno%3AFontColor f2 Klik hierop om de huidige tekstkleur op de geselecteerde tekens toe te passen. U kunt hier ook klikken en vervolgens een selectie verslepen om de tekstkleur te wijzigen. Klik op de pijl naast het pictogram om de werkbalk Tekstkleur te openen.
24 cui%2Fui%2Feffectspage%2Ffontcolorlb b3 Stelt de kleur voor de geselecteerde tekst in. Als u Automatisch selecteert, wordt de tekstkleur voor lichte achtergronden op zwart ingesteld en voor donkere achtergronden op wit.
22 cui%2Fui%2Feffectspage%2Feffectslb 30 Selecteer de teksteffecten die u wilt gebruiken.
24 cui%2Fui%2Feffectspage%2FEffectsPage 32 Specificeer de teksteffecten die u wilt gebruiken.
22 cui%2Fui%2Feffectspage%2Foutlinecb 59 Toont de omranding van de geselecteerde tekens. Dit effect werkt niet met elk lettertype.
21 cui%2Fui%2Feffectspage%2Frelieflb f4 Selecteer een reliëfeffect om op de geselecteerde tekst toe te passen. Wanneer u een verheven reliëf toepast, lijkt het alsof de tekens boven de pagina uitsteken. Bij een gegraveerd reliëf lijkt het alsof de tekens in de pagina zijn gedrukt.
21 cui%2Fui%2Feffectspage%2Fshadowcb 4f Voegt een schaduw toe aan de geselecteerde karakters dat rechtsonder neerslaat.
24 cui%2Fui%2Feffectspage%2Fstrikeoutlb 35 Kies een doorhalingstijl voor de geselecteerde tekst.
23 cui%2Fui%2Feffectspage%2Fblinkingcb 51 Laat de geselecteerde tekens knipperen. U kunt de knippersnelheid niet aanpassen.
f .uno%3AOverline b0 Plaatst strepen boven of verwijdert strepen boven de geselecteerde tekst. Indien de cursor niet in een woordstaat, worden strepen geplaatst boven de nieuwe tekst die u invoert.
21 cui%2Fui%2Feffectspage%2Fhiddencb 21 Verbergt de geselecteerde tekens.
2a cui%2Fui%2Fnumberingformatpage%2Fcommented 50 Voer een opmerking in voor de geselecteerde getalnotatie en klik buiten dit vak.
25 cui%2Fui%2Fnumberingformatpage%2Fedit 38 Voegt een notitie toe aan de geselecteerde getalnotatie.
2c cui%2Fui%2Fnumberingformatpage%2Fengineering 64 Met wetenschappelijke opmaak, technische notatie zorgt ervoor dat het exponent een veelvoud van 3 is
29 cui%2Fui%2Fnumberingformatpage%2Fformatlb 42 Kies hoe u de inhoud van de geselecteerde cel(len) wilt weergeven.
2b cui%2Fui%2Fnumberingformatpage%2Flanguagelb 100 Definieert de taalinstelling voor de geselecteerde. Als de taalinstelling op Automatisch staat, neemt $[officename] automatisch de getalnotatie van de standaard taal van het systeem. Kies een taal om de instellingen voor de geselecteerde fix aan te passen.
2b cui%2Fui%2Fnumberingformatpage%2Fdecimalsed 37 Geef het aantal decimalen op dat u wenst weer te geven.
2b cui%2Fui%2Fnumberingformatpage%2Fcategorylb 4f Kies een categorie uit de lijst en kies vervolgens een opmaak in het vakOpmaak.
24 cui%2Fui%2Fnumberingformatpage%2Fadd 64 Voegt de code voor de getalnotatie die u heeft ingevoerd toe aan de gebruikergedefineerde categorie.
2b cui%2Fui%2Fnumberingformatpage%2Fcurrencylb 68 Kies een valuta, en blader vervolgens door de Opmaaklijst om de opmaakopties voor de valuta te bekijken.
2c cui%2Fui%2Fnumberingformatpage%2Fleadzerosed 4b Geef het aantal nullen op dat u wenst weer te geven voor de decimale komma.
1e .uno%3ATableNumberFormatDialog 3b Specificeer de opmaakopties voor de geselecteerde cel(len).
2a cui%2Fui%2Fnumberingformatpage%2Fthousands 7c Voegt een duizendtal-scheidingsteken in. Het type scheidingsteken dat wordt gebruikt is afhankelijk van de taalinstellingen.
27 cui%2Fui%2Fnumberingformatpage%2Fdelete 29 Verwijdert de geselecteerde getalnotatie.
2d cui%2Fui%2Fnumberingformatpage%2Fsourceformat 4d Gebruikt dezelfde getalnotatie als de cellen met de gegevens voor de grafiek.
29 cui%2Fui%2Fnumberingformatpage%2Fformated 62 Geeft de getalnotatiecode voor de geselecteerde opmaak. U kunt ook een aangepast formaat invoeren.
2a cui%2Fui%2Fnumberingformatpage%2Fnegnumred 47 Verandert de kleur van het lettertype van negatieve getallen naar rood.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcharurlpage%2Funvisitedlb 10e Selecteer in de lijst het opmaakprofiel dat u wilt gebruiken voor niet-bezochte koppelingen. Als u een opmaakprofiel in de lijst wilt wijzigen of aan de lijst wilt toevoegen, sluit u dit dialoogvenster en klikt u op het pictogram Stijlen en opmaak op de werkbalk Opmaak.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcharurlpage%2Fvisitedlb fd Selecteer het opmaakprofiel dat u wilt gebruiken voor bezochte koppelingen. Als u een opmaakprofiel in de lijst wilt wijzigen of aan de lijst wilt toevoegen, sluit u dit dialoogvenster en klikt u op het pictogram Stijlen en opmaak op de werkbalk Opmaak.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fcharurlpage%2Fnameed 23 Voer een naam in voor de hyperlink.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fcharurlpage%2Feventpb 4e Geef een gebeurtenis aan dat wordt uitgevoerd wanneer u op de hyperlink klikt.
19 .uno%3AInsertHyperlinkDlg 45 Wijst een nieuwe hyperlink toe of bewerkt de geselecteerde hyperlink.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Fcharurlpage%2Furled 59 Voer een URL in voor het bestand dat u wilt openen wanneer op de hyperlink wordt geklikt.
2c modules%2Fswriter%2Fui%2Fcharurlpage%2Furlpb 42 Zoek het bestand dat u wilt koppelen en klik vervolgens op Openen.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcharurlpage%2Ftargetfrmlb 81 Voer de naam in van het frame waarin u het gekoppelde bestand wilt openen of selecteer een vooraf gedefinieerd frame in de lijst.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Fcharurlpage%2Ftexted 38 Voer de tekst in die u wilt weergeven voor de hyperlink.
25 cui%2Fui%2Fpositionpage%2Fpairkerning 46 De tekenafstand voor bepaalde lettercombinaties automatisch aanpassen.
23 cui%2Fui%2Fpositionpage%2Fkerninglb c0 Specificeert de afstand tussen de tekens van de geselecteerde tekst. Voor een grotere of kleinere afstand voert u de waarde in waarmee u de tekst in het vakje Met wilt uitbreiden of reduceren.
26 cui%2Fui%2Fpositionpage%2Fscalewidthsb 8a Geef het percentage van de breedte van het lettertype aan waarmee u de geselecteerde tekst horizontaal wilt uitrekken of comprimeren van .
23 cui%2Fui%2Fpositionpage%2Ffittoline 7d Rekt de geselecteerde tekst uit of drukt deze samen, zodat deze tussen de lijn boven de tekst en de lijn onder de tekst past.
20 cui%2Fui%2Fpositionpage%2Fnormal 2b Verwijdert superscript- of subscriptopmaak.
20 cui%2Fui%2Fpositionpage%2F270deg 34 Roteer de geselecteerde tekst 90 graden naar rechts.
25 cui%2Fui%2Fpositionpage%2Fsuperscript 5c Reduceert de tekengrootte van de geselecteerde tekst en plaatst de tekst boven de basislijn.
23 cui%2Fui%2Fpositionpage%2Fsubscript 5c Reduceert de tekengrootte van de geselecteerde tekst en plaatst de tekst onder de basislijn.
26 cui%2Fui%2Fpositionpage%2FPositionPage 38 Kies de positie, schaal, rotatie en afstand voor tekens.
24 cui%2Fui%2Fpositionpage%2Ffontsizesb 53 Voer het getal in dat u de tekengrootte van de geselecteerde tekst wilt verkleinen.
26 cui%2Fui%2Fpositionpage%2Fraiselowersb a8 Voer de waarde in waarmee u de geselecteerde tekst in verhouding tot de basislijn wilt verhogen of verlagen. Honderd procent is gelijk aan de hoogte van het lettertype.
23 cui%2Fui%2Fpositionpage%2Fautomatic 78 Stelt automatisch de waarde in waarmee de geselecteerde tekst in verhouding tot de basislijn wordt verhoogd of verlaagd.
23 cui%2Fui%2Fpositionpage%2Fkerningsb 67 Geef het getal op waarmee u de de tekenafstand van de geselecteerde tekst wilt verbreden of versmallen.
1e cui%2Fui%2Fpositionpage%2F0deg 23 Roteer de geselecteerde tekst niet.
1f cui%2Fui%2Fpositionpage%2F90deg 33 Roteer de geselecteerde tekst 90 graden naar links.
26 cui%2Fui%2Ftwolinespage%2Fstartbracket 8b Selecteer het teken dat het begin van het tweeregelige gebied moet aangeven. Als u een eigen teken wilt kiezen, selecteert u Andere tekens.
22 cui%2Fui%2Ftwolinespage%2Ftwolines 6a Maakt het mogelijk tweeregelig te schrijven in het gebied dat u hebt geselecteerd in het huidige document.
24 cui%2Fui%2Ftwolinespage%2Fendbracket 8b Selecteer een teken dat het einde van het tweeregelige gebied moet aangeven. Als u een eigen teken wilt kiezen, selecteert u Andere tekens.
26 cui%2Fui%2Ftwolinespage%2FTwoLinesPage 89 Definieer hier de instellingen voor tweeregelig schrijven in Aziatische talen. Selecteer de tekens in uw tekst en kies dan deze opdracht.
2e cui%2Fui%2Fasiantypography%2FcheckApplySpacing 43 Voegt een spatie tussen Aziatische, Latijnse en complexe tekens in.
2b cui%2Fui%2Fasiantypography%2FcheckHangPunct 96 Voorkomt dat komma's en punten de regel afbreken. Deze tekens worden in plaats daarvan aan het einde van de regel toegevoegd, zelfs in de paginamarge.
2c cui%2Fui%2Fasiantypography%2FcheckForbidList 8f Voorkomt dat tekens in de lijst aan het begin of einde van een regel staan. De tekens worden verplaatst naar of de vorige of de volgende regel.
2c cui%2Fui%2Fasiantypography%2FAsianTypography 12c Stel de typografische opties voor cellen of alinea's in bestanden in Aziatische talen in Kies Language Settings - Languages in het dialoogvenster Opties, en selecteer dan het vak Ingeschakeld in het gebied Ondersteuning voor Aziatische talen om de ondersteuning voor Aziatische talen in te schakelen.
10 .uno%3AEditStyle 4b Wijzigt de opmaak van de huidige alinea, zoals inspringingen en uitlijning.
2f cui%2Fui%2Fparaindentspacing%2FcheckCB_REGISTER 172 Lijnt de basislijn van elke tekstregel op een verticaal documentraster uit, zodat elke regel dezelfde hoogte heeft. Wanneer u deze functie wilt gebruiken, moet u eerst de optie In register voor de huidige paginastijl activeren. Hiervoor kiest u Opmaak - Pagina, klikt u op de tab Pagina en selecteert u vervolgens het vakje In-register in het gebied Layout-instellingen.
31 cui%2Fui%2Fparaindentspacing%2FspinED_FLINEINDENT 164 Laat de eerste regel van een alinea inspringen met de afstand die u invoert. Voer, voor een hangende inspringing, een positieve waarde in achter "Vóór tekst" en een negatieve waarde achter "Eerste regel". Kies "Opmaak - Nummering/opsommingstekens - Positie om de eerste regel te laten inspringen van een alinea die nummering of opsommingstekens gebruikt.
31 cui%2Fui%2Fparaindentspacing%2FspinED_RIGHTINDENT 1b6 Voer de hoeveelheid ruimte in waarmee u de alinea van de paginamarge wilt laten inspringen. Als u de alinea in de paginamarge wilt laten doorlopen, voert u een negatief getal in. In talen die van links naar rechts worden gelezen, springt de rechterrand van de alinea ten opzichte van de rechterpaginamarge in. In talen die van rechts naar links worden gelezen, springt de linkerrand van de alinea ten opzichte van de linkerpaginamarge in.
38 cui%2Fui%2Fparaindentspacing%2FcheckCB_CONTEXTUALSPACING 97 Zorgt ervoor dat een aangegeven ruimte voor of na deze alinea niet worden toegepast als de voorgaande en volgende alinea's dezelfde alineastijl hebben.
30 cui%2Fui%2Fparaindentspacing%2FspinED_LEFTINDENT 1b8 Voer de hoeveelheid ruimte in waarmee u de alinea van de paginamarge wilt laten inspringen. Als u de alinea in de paginamarge wilt laten doorlopen, voert u een negatief getal in. In talen die van links naar rechts worden gelezen, springt de linkerrand van de alinea in verhouding tot de linkerpaginamarge in. In talen die van rechts naar links worden gelezen, springt de rechterrand van de alinea in verhouding tot de rechterpaginamarge in.
30 cui%2Fui%2Fparaindentspacing%2FspinED_BOTTOMDIST 55 Voer de hoeveelheid ruimte in die u onder de geselecteerde alinea('s) wilt vrijlaten.
30 cui%2Fui%2Fparaindentspacing%2FParaIndentSpacing 3c Stelt de inspringing en de afstandsopties voor de alinea in.
2b cui%2Fui%2Fparaindentspacing%2FcheckCB_AUTO 88 Laat een alinea automatisch inspringen volgens de tekengrootte en regelafstand. De instelling in het vakje Eerste regel wordt genegeerd.
2d cui%2Fui%2Fparaindentspacing%2FspinED_TOPDIST 55 Voer de hoeveelheid ruimte in die u boven de geselecteerde alinea('s) wilt vrijlaten.
2f cui%2Fui%2Fparaindentspacing%2FcomboLB_LINEDIST 5b Specificeer de hoeveelheid ruimte die u tussen de tekstregels in een alinea wilt vrijlaten.
34 cui%2Fui%2Fparaindentspacing%2FspinED_LINEDISTMETRIC 3c Voer de waarde in die u voor de regelafstand wilt gebruiken.
2a cui%2Fui%2Fparatabspage%2FbuttonBTN_DELALL 81 Verwijdert alle tabstops die u onder Positie hebt gedefinieerd. Stelt Links op regelmatige afstanden als de standaardtabstops in.
27 cui%2Fui%2Fparatabspage%2FbuttonBTN_NEW 3e Voegt de tabstop die u definieerde, aan de huidige alinea toe.
37 cui%2Fui%2Fparatabspage%2FradiobuttonBTN_FILLCHAR_OTHER 49 U kunt ook een speciaal teken definiëren om als opvulteken te gebruiken.
3c cui%2Fui%2Fparatabspage%2FradiobuttonBTN_FILLCHAR_UNDERSCORE 41 Tekent een lijn om de lege ruimte links van de tabstop te vullen.
36 cui%2Fui%2Fparatabspage%2FradiobuttonBTN_TABTYPE_RIGHT 56 Lijnt de rechterrand van de tekst op de tabstop uit en breidt de tekst naar links uit.
31 cui%2Fui%2Fparatabspage%2FentryED_TABTYPE_DECCHAR 49 Voer het teken in dat de decimale tab als scheidingsteken moet gebruiken.
3a cui%2Fui%2Fparatabspage%2FradiobuttonBTN_FILLCHAR_DASHLINE 37 Vult de lege ruimte links van de tabstop met streepjes.
23 cui%2Fui%2Fparatabspage%2FED_TABPOS 11b Selecteer een tabstop-type, voer een afstand in en klik dan op Nieuw. Als u wilt kunt u ook de maateenheid die gebruikt moet worden voor de tab (cm voor centimeter, of " voor inches), specificeren. Bestaande tabs aan de linkerzijde van de eerste tab die u instelt, worden verwijderd.
2b cui%2Fui%2Fparatabspage%2FParagraphTabsPage 3c Definieer de positie van de tab-stop voor de huidige alinea.
37 cui%2Fui%2Fparatabspage%2FradiobuttonBTN_TABTYPE_CENTER 30 Lijnt het midden van de tekst op de tabstop uit.
34 cui%2Fui%2Fparatabspage%2FradiobuttonBTN_FILLCHAR_NO 58 Voegt geen opvultekens in en verwijdert geen bestaande opvultekens links van de tabstop.
38 cui%2Fui%2Fparatabspage%2FradiobuttonBTN_TABTYPE_DECIMAL 6c Lijnt het decimale scheidingsteken van een getal op het midden van de tabstop uit en tekst links van de tab.
35 cui%2Fui%2Fparatabspage%2FradiobuttonBTN_TABTYPE_LEFT 56 Lijnt de linkerrand van de tekst op de tabstop uit en breidt de tekst naar rechts uit.
38 cui%2Fui%2Fparatabspage%2FradiobuttonBTN_FILLCHAR_POINTS 34 Vult de lege ruimte links van de tabstop met punten.
25 cui%2Fui%2Fborderpage%2Fmergewithnext 59 Voegt de randstijl en de schaduwstijl van de huidige alinea met de volgende alinea samen.
25 cui%2Fui%2Fborderpage%2Fshadowcolorlb 24 Selecteer een kleur voor de schaduw.
22 cui%2Fui%2Fborderpage%2Fdistancemf 22 Voer de breedte van de schaduw in.
23 cui%2Fui%2Fborderpage%2Flinestylelb 9a Klik op het opmaakprofiel voor de rand die u wilt toepassen. Het opmaakprofiel wordt toegepast op de randen die in het voorbeeldvenster zijn geselecteerd.
1f cui%2Fui%2Fborderpage%2Fpresets 41 Selecteer de vooraf gedefinieerde randstijl die u wilt toepassen.
23 cui%2Fui%2Fborderpage%2Flinecolorlb 49 Selecteer de lijnkleur die u voor de geselecteerde randen wilt gebruiken.
1e cui%2Fui%2Fborderpage%2Fleftmf 61 Voer de afstand in die moet worden opengelaten tussen de linkerrand en de inhoud van de selectie.
25 cui%2Fui%2Fborderpage%2Fmergeadjacent c1 Hiermee worden twee verschillende randstijlen van aangrenzende cellen in een Writer-tabel samengevoegd tot één randstijl. Deze eigenschap is geldig voor een hele tabel in een Writer-document.
1f cui%2Fui%2Fborderpage%2Frightmf 62 Voer de afstand in die moet worden opengelaten tussen de rechterrand en de inhoud van de selectie.
1f cui%2Fui%2Fborderpage%2Fshadows 36 Klik op een schaduwstijl voor de geselecteerde randen.
22 cui%2Fui%2Fborderpage%2FBorderPage 48 Stelt de randopties in voor de geselecteerde objecten in Writer of Calc.
1d cui%2Fui%2Fborderpage%2Ftopmf 60 Voer de afstand in die moet worden opengelaten tussen de bovenrand en de inhoud van de selectie.
20 cui%2Fui%2Fborderpage%2Fbottommf 60 Voer de afstand in die moet worden opengelaten tussen de onderrand en de inhoud van de selectie.
1c cui%2Fui%2Fborderpage%2Fsync 71 Past dezelfde instelling voor Afstand tot inhoud toe op alle vier de randen wanneer u een nieuwe afstand invoert.
22 cui%2Fui%2Fbackgroundpage%2Ftilerb 5d Herhaalt de afbeelding, zodat deze de gehele achtergrond van het geselecteerde object bedekt.
22 cui%2Fui%2Fbackgroundpage%2Farearb 5a Rekt de afbeelding uit om de gehele achtergrond van het geselecteerde object op te vullen.
2a cui%2Fui%2Fbackgroundpage%2Ftransparencymf 118 Stel de transparantie voor de achtergrondkleur of -afbeelding van een frame in, waarbij 100% volledig transparant en 0% ondoorzichtig is. Wanneer u de transparantie van de achtergrond vergroot, worden de onderliggende tekst of objecten zichtbaar door de achtergrond van het frame.
24 cui%2Fui%2Fbackgroundpage%2Fselectlb 34 Selecteer het type achtergrond dat u wilt toepassen.
18 SVX_HID_POPUP_COLOR_CTRL a3 Klik op een kleur. Klik op Geen vulling om een achtergrondkleur of een kleur voor accentuering te verwijderen. Klik op Automatisch om een tekstkleur te herstellen.
26 cui%2Fui%2Fbackgroundpage%2Fpreviewctl 31 Toont een voorbeeld van de gekozen kleurovergang.
23 cui%2Fui%2Fbackgroundpage%2Ftablelb 41 Selecteer het gebied waarop u de achtergrondkleur wilt toepassen.
27 cui%2Fui%2Fbackgroundpage%2Fgradientslb 9f Klik op de kleurverloop die u als achtergrond wenst te gebruiken. U verwijdert de achtergrondverloop door, Als naar Kleur in te stellen, klik dan Geen vulling.
26 cui%2Fui%2Fbackgroundpage%2Fpositionrb 4c Selecteer deze optie en klik vervolgens op een locatie in het positieraster.
2a cui%2Fui%2Fbackgroundpage%2FBackgroundPage 2b Stel de achtergrondkleur of -afbeelding in.
20 cui%2Fui%2Fbackgroundpage%2Flink 76 Maakt een koppeling naar het afbeeldingsbestand in het huidige bestand of sluit dit bestand in het huidige bestand in.
27 cui%2Fui%2Fbackgroundpage%2Fshowpreview 53 Hiermee kunt u een voorbeeld van de geselecteerde afbeelding bekijken of verbergen.
2e cui%2Fui%2Fbackgroundpage%2Fbackgroundcolorset 84 Klik op de kleur die u als een achtergrond wilt gebruiken. Wanneer u een achtergrondkleur wilt verwijderen, klikt u op Geen vulling.
22 cui%2Fui%2Fbackgroundpage%2Fbrowse 62 Zoek het afbeeldingsbestand dat u als een achtergrond wilt gebruiken en klik vervolgens op Openen.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fcolumnpage%2Ftextdirectionlb b4 Specificeer de tekstrichting voor een alinea die complexe-tekstlayout (CTL) gebruikt. Deze functie is alleen beschikbaar als de ondersteuning voor complexe scripts is ingeschakeld.
2d cui%2Fui%2Fparagalignpage%2FcomboLB_VERTALIGN 82 Selecteer een uitlijningsoptie voor te grote of te kleine tekens in de alinea in verhouding tot de rest van de tekst in de alinea.
2c cui%2Fui%2Fparagalignpage%2FcomboLB_LASTLINE 3d Specificeer de uitlijning voor de laatste regel in de alinea.
31 cui%2Fui%2Fparagalignpage%2FradioBTN_JUSTIFYALIGN 39 Lijnt de alinea op de linker- en rechterpaginamarges uit.
29 cui%2Fui%2Fparagalignpage%2FParaAlignPage 47 Stelt de uitlijning van de alinea in de verhouding tot paginamarges in.
2e cui%2Fui%2Fparagalignpage%2FradioBTN_LEFTALIGN 2c Lijnt de alinea op de linkerpaginamarge uit.
2f cui%2Fui%2Fparagalignpage%2FradioBTN_RIGHTALIGN 2d Lijnt de alinea op de rechterpaginamarge uit.
28 cui%2Fui%2Fparagalignpage%2FcheckCB_SNAP 78 Lijnt de alinea op een tekstraster uit. Wanneer u het tekstraster wilt activeren, kiest u Opmaak - Pagina - Tekstraster.
2a cui%2Fui%2Fparagalignpage%2FcheckCB_EXPAND 87 Als de laatste regel van een uitgevulde alinea uit één woord bestaat, wordt het woord over de gehele breedte van de alinea uitgerekt.
30 cui%2Fui%2Fparagalignpage%2FradioBTN_CENTERALIGN 2f Centreert de inhoud van de alinea op de pagina.
20 cui%2Fui%2Fcroppage%2Fheightzoom 45 Voer de hoogte van de geselecteerde afbeelding als een percentage in.
1c cui%2Fui%2Fcroppage%2Fheight 31 Voer een hoogte voor geselecteerde afbeelding in.
1a cui%2Fui%2Fcroppage%2Fleft 1b0 Als de optie Met behoud van schaal is geselecteerd, voert u een positieve waarde in om de linkerrand van de afbeelding bij te snijden of een negatieve waarde om links van de afbeelding witruimte toe te voegen. Als de optie Met behoud van grootte is geselecteerd, voert u een positieve waarde in om de horizontale schaal van de afbeelding te vergroten of een negatieve waarde om de horizontale schaal van de afbeelding te verkleinen.
1e cui%2Fui%2Fcroppage%2Forigsize 44 Herstelt de oorspronkelijke grootte van de geselecteerde afbeelding.
1e cui%2Fui%2Fcroppage%2FCropPage 83 Knipt de geselecteerde afbeelding bij of brengt deze op schaal. U kunt ook de oorspronkelijke grootte van de afbeelding herstellen.
1b cui%2Fui%2Fcroppage%2Fright 1b2 Als de optie Met behoud van schaal is geselecteerd, voert u een positieve waarde in om de rechterrand van de afbeelding bij te snijden of een negatieve waarde om rechts van de afbeelding witruimte toe te voegen. Als de optie Met behoud van grootte is geselecteerd, voert u een positieve waarde in om de horizontale schaal van de afbeelding te vergroten of een negatieve waarde om de horizontale schaal van de afbeelding te verkleinen.
1f cui%2Fui%2Fcroppage%2Fkeepscale 82 Behoudt bij het bijsnijden de oorspronkelijke schaal van de afbeelding, zodat alleen de grootte van de afbeelding wordt gewijzigd.
19 cui%2Fui%2Fcroppage%2Ftop 1a7 Als de optie Met behoud van schaal is geselecteerd, voert u een positieve waarde in om de bovenkant van de afbeelding bij te snijden of een negatieve waarde om boven de afbeelding witruimte toe te voegen. Als de optie Met behoud van grootte is geselecteerd, voert u een positieve waarde in om de verticale schaal van de afbeelding te vergroten of een negatieve waarde om de verticale schaal van de afbeelding te verkleinen.
1f cui%2Fui%2Fcroppage%2Fwidthzoom 47 Voer de breedte voor de geselecteerde afbeelding als een percentage in.
1e cui%2Fui%2Fcroppage%2Fkeepsize 184 Behoudt bij het bijsnijden de oorspronkelijke grootte van de afbeelding, zodat alleen de schaal van de afbeelding wordt gewijzigd. Wanneer u de schaal van de afbeelding wilt verkleinen, selecteert u deze optie en voert u negatieve waarden in de vakjes voor het bijsnijden in. Wilt u de schaal van de afbeelding vergroten, dan voert u positieve waarden in de vakjes voor het bijsnijden in.
1b cui%2Fui%2Fcroppage%2Fwidth 35 Voer een breedte voor de geselecteerde afbeelding in.
1c cui%2Fui%2Fcroppage%2Fbottom 1a7 Als de optie Met behoud van schaal is geselecteerd, voert u een positieve waarde in om de onderkant van de afbeelding bij te snijden of een negatieve waarde om onder de afbeelding witruimte toe te voegen. Als de optie Met behoud van grootte is geselecteerd, voert u een positieve waarde in om de verticale schaal van de afbeelding te vergroten of een negatieve waarde om de verticale schaal van de afbeelding te verkleinen.
21 sfx%2Fui%2Fmanagestylepage%2Fdesc 4f Beschrijft de relevante opmaak die in het huidige opmaakprofiel wordt gebruikt.
25 sfx%2Fui%2Fmanagestylepage%2Fcategory 9a Geeft de categorie voor het huidige opmaakprofiel weer. Als u een nieuw opmaakprofiel maakt of wijzigt , selecteert u 'Eigen opmaakprofielen' in de lijst.
27 sfx%2Fui%2Fmanagestylepage%2Flinkedwith 9a Selecteer een bestaand opmaakprofiel waarop u het nieuwe opmaakprofiel wilt baseren of selecteer er geen, zodat u uw eigen opmaakprofiel kunt definiëren.
2c sfx%2Fui%2Fmanagestylepage%2FManageStylePage 37 Stel de opties voor het geselecteerde opmaakprofiel in.
27 sfx%2Fui%2Fmanagestylepage%2Fautoupdate cb Werkt het opmaakprofiel bij wanneer u via dit opmaakprofiel directe opmaak op een alinea in uw document toepast. De opmaak van alle alinea's die dit opmaakprofiel gebruiken, wordt automatisch bijgewerkt.
23 sfx%2Fui%2Fmanagestylepage%2Fnamerw df Geeft de naam van het geselecteerde opmaakprofiel weer. Als u een aangepast opmaakprofiel maakt of wijzigt, voert u een naam voor het opmaakprofiel in. U kunt de naam van een vooraf gedefinieerd opmaakprofiel niet wijzigen.
26 sfx%2Fui%2Fmanagestylepage%2Fnextstyle 134 Selecteer een bestaand opmaakprofiel dat op het huidige opmaakprofiel in uw document moet volgen. Voor alinea-opmaakprofielen wordt het volgende opmaakprofiel toegepast op de alinea die wordt gemaakt wanneer u op Enter drukt. Bij pagina-opmaakprofielen gebeurt dit wanneer er een nieuwe pagina wordt gemaakt.
2d cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FcomboLayoutFormat 67 Selecteer de opmaak voor de paginanummering die u wilt gebruiken voor het huidige pagina-opmaakprofiel.
2b cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FcheckbuttonHorz 0 
2d cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FcheckRegisterTrue 5a Lijnt de tekst op het geselecteerde paginaopmaakprofiel op een verticaal paginaraster uit.
27 cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FspinMargBot 6b Voer de hoeveelheid ruimte in die u tussen de benedenrand van de pagina en de documenttekst wilt vrijlaten.
25 cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FspinWidth 8f Geeft de breedte van het geselecteerde papierformaat weer. Wilt u een aangepast formaat definiëren, dan dient u hier een breedte in te voeren.
2b cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FcomboPageFormat 99 Selecteer een vooraf gedefinieerd papierformaat of maak een eigen formaat door de afmetingen voor het papier in de vakjes Hoogte en Breedte in te voeren.
2b cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FcomboPageLayout 7f Specificeer of het huidige opmaakprofiel oneven pagina's, even pagina's of zowel even als oneven pagina's zou moeten weergeven.
2f cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FradiobuttonPortrait 58 Geeft het huidige document weer en drukt deze af met het papier verticaal georiënteerd.
2a cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FPageFormatPage 82 Hiermee kunt u pagina-layouts voor documenten met één en meerdere pagina's definiëren, evenals een nummering en papierformaten.
26 cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FspinHeight 80 Geeft de hoogte van het geselecteerde papierformaat weer. Wilt u een aangepast formaat definiëren, voer dan hier een hoogte in.
30 cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FradiobuttonLandscape 59 Geeft het huidige document weer en drukt het af met het papier horizontaal georiënteerd.
2b cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FcheckbuttonVert 0 
2c cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FcomboTextFlowBox 3f Selecteer de tekstrichting die u in uw document wilt gebruiken.
2a cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FcomboPaperTray 100 Selecteer de papierbron voor uw printer. U kunt desgewenst verschillende papierladen aan verschillende paginastijlen toewijzen. Wijs bijvoorbeeld een andere papierlade aan het opmaakprofiel Eerste pagina toe en laad deze met het briefpapier van uw bedrijf.
28 cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FspinMargLeft 110 Voer de hoeveelheid ruimte in die u tussen de linkerrand van de pagina en de documenttekst vrij wilt laten. Als u de pagina-layout Gespiegeld gebruikt, voert u de hoeveelheid ruimte in die u tussen de binnenste tekstmarge en de binnenste rand van de pagina wilt vrijlaten.
29 cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FcheckAdaptBox 91 Vernieuwt de afmetingen van de tekenobjecten zodat zij passen op het papierformaat dat u selecteert. De schikking van de objecten wordt behouden.
2e cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FcomboRegisterStyle 10d Selecteer het alinea-opmaakprofiel dat u als een verwijzing wilt gebruiken om de tekst op de geselecteerde paginaopmaakprofiel uit te lijnen.  De hoogte van het lettertype dat in de verwijzingsstijl is gespecificeerd, stelt de afstand van het verticale paginaraster in.
27 cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FspinMargTop 69 Voer de hoeveelheid ruimte in die u tussen de bovenrand van de pagina en de documenttekst wilt vrijlaten.
29 cui%2Fui%2Fpageformatpage%2FspinMargRight 110 Voer de hoeveelheid ruimte in die u tussen de rechterrand van de pagina en de documenttekst wilt vrijlaten. Als u de pagina-layout Gespiegeld gebruikt, voert u de hoeveelheid ruimte in die u tussen de buitenste tekstmarge en de buitenste rand van de pagina wilt vrijlaten.
2a svx%2Fui%2Fheadfootformatpage%2FbuttonEdit 0 
2a svx%2Fui%2Fheadfootformatpage%2FbuttonMore 55 Definieert een rand, een achtergrondkleur of een achtergrondpatroon voor de koptekst.
2b svx%2Fui%2Fheadfootformatpage%2FcheckSameFP 35 Eerste en even/oneven pagina's delen dezelfde inhoud.
2b svx%2Fui%2Fheadfootformatpage%2FcheckSameLR 2f Even en oneven pagina's hebben dezelfde inhoud.
2d svx%2Fui%2Fheadfootformatpage%2FcheckFooterOn 32 Voegt een koptekst aan de huidige paginastijl toe.
2f svx%2Fui%2Fheadfootformatpage%2FcheckDynSpacing 85 Negeert de instelling Afstand en stelt de koptekst in staat om naar het gebied tussen de koptekst en de documenttekst uit te breiden.
2c svx%2Fui%2Fheadfootformatpage%2FcheckAutofit 48 Past de hoogte van de koptekst automatisch aan de ingevoerde inhoud aan.
2c svx%2Fui%2Fheadfootformatpage%2FHFFormatPage 98 Voegt een koptekst aan de huidige paginastijl toe. Een koptekst is een gebied in de bovenste paginamarge waaraan u tekst of afbeeldingen kunt toevoegen.
2a svx%2Fui%2Fheadfootformatpage%2FspinHeight 36 Voer de hoogte in die u op de koptekst wilt toepassen.
2c svx%2Fui%2Fheadfootformatpage%2FspinMargLeft 77 Voer de hoeveelheid ruimte in die u tussen de linkerrand van de pagina en de linkerrand van de koptekst wilt vrijlaten.
2d svx%2Fui%2Fheadfootformatpage%2FspinMargRight 79 Voer de hoeveelheid ruimte in die u tussen de rechterrand van de pagina en de rechterrand van de koptekst wilt vrijlaten.
2b svx%2Fui%2Fheadfootformatpage%2FspinSpacing 79 Voer de hoeveelheid ruimte in die u tussen de onderrand van de koptekst en bovenrand van de documenttekst wilt vrijlaten.
15 SC_HID_SC_FOOTER_EDIT 20 Voettekst toevoegen of bewerken.
32 SVX%3APUSHBUTTON%3ARID_SVXPAGE_FOOTER%3ABTN_EXTRAS 56 Definieert een rand, een achtergrondkleur of een achtergrondpatroon voor de voettekst.
2f SVX%3ACHECKBOX%3ARID_SVXPAGE_FOOTER%3ACB_SHARED 2f Even en oneven pagina's hebben dezelfde inhoud.
12 HID_SC_FOOTER_EDIT 0 
2f SVX%3ACHECKBOX%3ARID_SVXPAGE_FOOTER%3ACB_TURNON 33 Voegt een voettekst aan de huidige paginastijl toe.
35 SVX%3ACHECKBOX%3ARID_SVXPAGE_FOOTER%3ACB_SHARED_FIRST 35 Eerste en even/oneven pagina's delen dezelfde inhoud.
11 HID_FORMAT_FOOTER 9a Voegt een voettekst aan de huidige paginastijl toe. Een voettekst is een gebied in de onderste paginamarge waaraan u tekst of afbeeldingen kunt toevoegen.
33 SVX%3AMETRICFIELD%3ARID_SVXPAGE_FOOTER%3AED_RMARGIN 7a Voer de hoeveelheid ruimte in die u tussen de rechterrand van de pagina en de rechterrand van de voettekst wilt vrijlaten.
30 SVX%3AMETRICFIELD%3ARID_SVXPAGE_FOOTER%3AED_DIST 7d Voer de hoeveelheid ruimte in die u tussen de onderrand van de documenttekst en de bovenrand van de voettekst wilt vrijlaten.
32 SVX%3AMETRICFIELD%3ARID_SVXPAGE_FOOTER%3AED_HEIGHT 37 Voer de hoogte in die u op de voettekst wilt toepassen.
33 SVX%3AMETRICFIELD%3ARID_SVXPAGE_FOOTER%3AED_LMARGIN 78 Voer de hoeveelheid ruimte in die u tussen de linkerrand van de pagina en de linkerrand van de voettekst wilt vrijlaten.
2d SVX_CHECKBOX_RID_SVXPAGE_FOOTER_CB_DYNSPACING 7b Negeert de instelling Afstand, waardoor de voettekst uitgebreid kan worden tot het gebied tussen de voet- en documenttekst.
33 SVX%3ACHECKBOX%3ARID_SVXPAGE_FOOTER%3ACB_HEIGHT_DYN 49 Past de hoogte van de voettekst automatisch aan de ingevoerde inhoud aan.
1b .uno%3AChangeCaseToKatakana 3d Wijzigt de geselecteerde Aziatische teken in Katakana-tekens.
1b .uno%3AChangeCaseToHiragana 3e Wijzigt de geselecteerde Aziatische tekens in Hiragana-tekens.
1c .uno%3AChangeCaseToFullWidth 49 Wijzigt de geselecteerde Aziatische tekens in tekens van normale breedte.
18 .uno%3AChangeCaseToLower 3b Wijzigt de geselecteerde Westerse tekens in kleine letters.
1a SID_TRANSLITERATE_SENTENCE 53 Wijzigt de eerste letter van de geselecteerde Westerse tekens naar een hoofdletter.
1f .uno%3AChangeCaseToSentenceCase 53 Wijzigt de eerste letter van de geselecteerde Westerse tekens naar een hoofdletter.
18 .uno%3ATransliterateMenu 95 Wijzigt de hoofd-/kleine letters in de selectie. Als de cursor binnen een woord staat en er is geen tekst geselecteerd, dan is het woord de selectie.
18 SID_TRANSLITERATE_TOGGLE 45 Wisselt hoofd-/kleine letters van alle geselecteerde Westerse tekens.
1c SID_TRANSLITERATE_CAPITALIZE 61 Wijzigt het eerste teken van elk woord van de geselecteerde Westerse tekens naar een hoofdletter.
1c .uno%3AChangeCaseToTitleCase 61 Wijzigt het eerste teken van elk woord van de geselecteerde Westerse tekens naar een hoofdletter.
1d .uno%3AChangeCaseToToggleCase 45 Wisselt hoofd-/kleine letters van alle geselecteerde Westerse tekens.
18 .uno%3AChangeCaseToUpper 39 Wijzigt de geselecteerde Westerse tekens in hoofdletters.
1c .uno%3AChangeCaseToHalfWidth 47 Wijzigt de geselecteerde Aziatische tekens in tekens van halve breedte.
2c svx%2Fui%2Fasianphoneticguidedialog%2Fstyles 71 Hiermee opent u het venster Stijlen en opmaak waarin u een tekenopmaakprofiel voor de Ruby-tekst kunt selecteren.
2d svx%2Fui%2Fasianphoneticguidedialog%2Fstylelb 34 Selecteer een Tekenopmaakprofiel voor de Ruby-tekst.
30 svx%2Fui%2Fasianphoneticguidedialog%2Fpositionlb 2f Hier selecteert u de positie van de Ruby-tekst.
11 .uno%3ARubyDialog 5e Hier kunt u opmerkingen, die als uitspraakhulpmiddel dienen, boven Aziatische tekens plaatsen.
2d svx%2Fui%2Fasianphoneticguidedialog%2FLeft4ED 97 Geeft de basistekst weer die u in het huidige document hebt geselecteerd. Desgewenst kunt u de basistekst bewerken door hier nieuwe tekst in te voeren.
2e svx%2Fui%2Fasianphoneticguidedialog%2FRight4ED 55 Voer de tekst in die u wilt gebruiken als een uitspraakhulpmiddel voor de basistekst.
2e svx%2Fui%2Fasianphoneticguidedialog%2Fadjustlb 37 Selecteer de horizontale uitlijning voor de Ruby-tekst.
15 .uno%3AAlignFrameMenu 38 Lijnt geselecteerde objects ten opzichte van elkaar uit.
10 .uno%3AAlignLeft bf Lijnt de linkerranden van de geselecteerde objecten uit. Als er slechts één object in Draw of Impress is geselecteerd, wordt de linkerrand van het object op de linkerpaginamarge uitgelijnd.
1c .uno%3AAlignHorizontalCenter c1 Centreert de geselecteerde objecten horizontaal. Als slechts één object is geselecteerd in Draw of Impress, wordt het midden van het object uitgelijnd op het horizontale midden van de pagina.
11 .uno%3AAlignRight c5 Lijnt de rechter randen van de geselecteerde objecten uit. Als er slechts één object in Draw of Impress is geselecteerd, wordt de rechter rand van het object op de rechter paginamarge uitgelijnd.
f .uno%3AAlignTop c5 Lijnt de bovenkant van de geselecteerde objecten verticaal uit. Als slechts één object is geselecteerd in Draw of Impress, wordt de bovenkant van het object uitgelijnd op de bovenste paginamarge.
1a .uno%3AAlignVerticalCenter bd Centreert de geselecteerde objecten verticaal. Als slechts één object is geselecteerd in Draw of Impress, wordt het midden van het object uitgelijnd op het verticale midden van de pagina.
12 .uno%3AAlignBottom c7 Lijnt de onderzijden van de geselecteerde objecten verticaal uit. Als slechts één object is geselecteerd in Draw of Impress, wordt de onderkant van het object uitgelijnd op de onderste paginamarge.
10 .uno%3AAlignDown c7 Lijnt de onderzijden van de geselecteerde objecten verticaal uit. Als slechts één object is geselecteerd in Draw of Impress, wordt de onderkant van het object uitgelijnd op de onderste paginamarge.
f .uno%3ALeftPara 3e Lijnt de geselecteerde alinea('s) uit op de linkerpaginamarge.
10 .uno%3ARightPara 3f Lijnt de geselecteerde alinea('s) uit op de rechterpaginamarge.
11 .uno%3ACenterPara 33 Centreert de geselecteerde alinea('s) op de pagina.
12 .uno%3AJustifyPara c7 Lijnt de geselecteerde alinea('s) uit op de linker- en rechterpaginamarges. U kunt desgewenst de uitlijningsopties voor de laatste regel van de alinea specificeren onder Opmaak - Alinea - Uitlijning.
11 .uno%3AMergeCells 4a Combineert de inhoud van de geselecteerde tabelcellen in één enkele cel.
10 .uno%3ASplitCell 5b Splitst de cel of groep cellen horizontaal of verticaal in het aantal cellen dat u invoert.
25 cui%2Fui%2Fsplitcellsdialog%2Fcountnf 56 Voer het aantal rijen of kolommen in waarin u de geselecteerde cel(len) wilt splitsen.
22 cui%2Fui%2Fsplitcellsdialog%2Fvert 65 Splitst de geselecteerde cel(len) naar het aantal kolommen dat u opgeeft in het vak Splits cel naar .
22 cui%2Fui%2Fsplitcellsdialog%2Fhori 62 Splitst de geselecteerde cel(len) naar het aantal rijen dat u opgeeft in het vak Splits cel naar .
22 cui%2Fui%2Fsplitcellsdialog%2Fprop 2d Splitst cellen naar rijen van gelijke hoogte.
12 .uno%3ACellVertTop 3b Lijnt de inhoud van de cel uit op de bovenzijde van de cel.
15 .uno%3ACellVertCenter 50 Centreert de inhoud van de cel tussen de bovenzijde en de onderzijde van de cel.
15 .uno%3ACellVertBottom 3b Lijnt de inhoud van de cel uit op de onderzijde van de cel.
b .uno%3ABold ad Maakt de geselecteerde tekst vet. Als de cursor binnen een woord staat, wordt het hele woord vet gemaakt. Als de selectie of het woord al vet is, wordt de opmaak verwijderd.
d .uno%3AItalic b9 Maakt de geselecteerde tekst cursief. Als de cursor binnen een woord staat, wordt het hele woord cursief gemaakt. Als de selectie of het woord al cursief is, wordt de opmaak verwijderd.
16 .uno%3AUnderlineDouble 34 Onderstreept de geselecteerde tekst met twee lijnen.
10 .uno%3AUnderline 43 Onderstreept de geselecteerde tekst of verwijdert de onderstreping.
10 .uno%3AStrikeout 66 Trekt een lijn door de geselecteerde tekst of, als de cursor binnen een woord staat, het gehele woord.
f .uno%3AShadowed 6c Voegt een schaduw toe aan de geselecteerde tekst of, als de cursor binnen een woord staat, het gehele woord.
15 .uno%3ADistributeRows 5b Past de hoogte van de geselecteerde rijen aan aan hoogte van de hoogste rij in de selectie.
12 .uno%3ASuperScript 5c Verkleint de tekengrootte van de geselecteerde tekst en verheft de tekst boven de basislijn.
10 .uno%3ASubScript 5c Verkleint de tekengrootte van de geselecteerde tekst en plaatst de tekst onder de basislijn.
11 .uno%3ASpacePara1 51 Past enkele regelafstand toe op de huidige alinea. Dit is de standaardinstelling.
12 .uno%3ASpacePara15 3a Zet de regelafstand voor de huidige alinea op 'Anderhalf'.
11 .uno%3ASpacePara2 3a Zet de regelafstand voor de huidige alinea op twee regels.
18 .uno%3ADistributeColumns 66 Past de breedte van de geselecteerde kolommen aan aan de breedte van de breedste kolom in de selectie.
1f sfx%2Fui%2Fnewstyle%2Fstylename 30 Voer een naam in voor het huidige opmaakprofiel.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fstringinput%2Fedit 42 Voer hier een naam in voor de nieuwe AutoOpmaak en klik dan op OK.
18 HID_SD_NAMEDIALOG_OBJECT 58 Voer een naam in voor het geselecteerde object. De naam wordt zichtbaar in de Navigator.
13 .uno%3ARenameObject 75 Hiermee wijst u een naam toe aan het geselecteerde object, zodat het object snel kan worden gevonden in de Navigator.
35 cui%2Fui%2Fobjecttitledescdialog%2Fobject_title_entry 8f Voer een tekst voor de titel in. Deze korte naam is als een alternatieve tag zichtbaar in HTML-opmaak. Hulpprogramma's kunnen deze tekst lezen.
2d cui%2Fui%2Fobjecttitledescdialog%2Fdesc_entry 11e Voer een tekst voor de beschrijving in. De lange tekst voor de beschrijving kan worden ingevoerd om een complex object of groep objecten te beschrijven voor gebruikers met software om vanaf het scherm te lezen. De beschrijving is als een alternatieve tag zichtbaar voor hulpprogramma's.
38 cui%2Fui%2Fobjecttitledescdialog%2FObjectTitleDescDialog a4 Wijst een titel en beschrijving toe aan het geselecteerde object. Die zijn toegankelijk voor hulpprogramma's en als alternatieve tags als u het document exporteert.
1d .uno%3AObjectTitleDescription a4 Wijst een titel en beschrijving toe aan het geselecteerde object. Die zijn toegankelijk voor hulpprogramma's en als alternatieve tags als u het document exporteert.
11 .uno%3AFormatLine 34 Stelt de opmaakopties voor de geselecteerde lijn in.
26 cui%2Fui%2Flinetabpage%2FLB_EDGE_STYLE a1 Kies de vorm die moet worden gebruikt op de hoeken van een lijn. Bij een kleine hoek tussen lijnen, wordt een verstekhoeken vervangen door een afgeschuinde vorm.
26 cui%2Fui%2Flinetabpage%2FLB_LINE_STYLE 2c Selecteer de lijnstijl die u wilt gebruiken.
28 cui%2Fui%2Flinetabpage%2FCBX_SYNCHRONIZE 95 Werkt beide pijlpuntinstellingen automatisch bij wanneer u een andere breedte invoert, een andere pijlpuntstijl selecteert of een pijlpunt centreert.
27 cui%2Fui%2Flinetabpage%2FTSB_CENTER_END 54 Plaatst het middelpunt van de pijlpunten op de eindpunten van de geselecteerde lijn.
25 cui%2Fui%2Flinetabpage%2FLB_END_STYLE 44 Selecteer de pijlpunt die u op de geselecteerde lijn wilt toepassen.
2b cui%2Fui%2Flinetabpage%2FMTR_FLD_LINE_WIDTH a5 Selecteer de dikte van een lijn. U kunt een maateenheid toevoegen. Een lijndikte van 0 resulteert in een haarlijn met een dikte van één pixel in het uitvoermedium.
29 cui%2Fui%2Flinetabpage%2FMF_SYMBOL_HEIGHT 24 Voer een hoogte in voor het symbool.
28 cui%2Fui%2Flinetabpage%2FCB_SYMBOL_RATIO 67 Behoudt de eigenschappen van het symbool wanneer u een nieuwe waarde invoert voor de hoogte of breedte.
25 cui%2Fui%2Flinetabpage%2FLB_CAP_STYLE 66 Kies de stijl van de eindkappen van een lijn . De kappen worden ook toegevoegd aan de binnenstreepjes.
21 cui%2Fui%2Flinetabpage%2FLB_COLOR 21 Selecteer een kleur voor de lijn.
2a cui%2Fui%2Flinetabpage%2FMTR_FLD_END_WIDTH 25 Voer een breedte in voor de pijlpunt.
24 cui%2Fui%2Flinetabpage%2FLineTabPage 9f Stel de opmaakopties in voor de geselecteerde lijn of voor de lijn die u wilt tekenen. U kunt ook pijlpunten toevoegen aan de lijn of diagramsymbolen wijzigen.
2d cui%2Fui%2Flinetabpage%2FMTR_LINE_TRANSPARENT 71 Voer de transparantie voor de lijn in, waar 100% overeenkomt met volledig transparant en 0% met niet-transparant.
29 cui%2Fui%2Flinetabpage%2FMB_SYMBOL_BITMAP 3e Selecteer de symboolstijl die u wilt gebruiken in het diagram.
28 cui%2Fui%2Flinetabpage%2FMF_SYMBOL_WIDTH 25 Voer een breedte in voor het symbool.
26 cui%2Fui%2Flinestyletabpage%2FBTN_SAVE 51 Slaat de huidige lijst met lijnstijlen op, zodat u deze later opnieuw kunt laden.
26 cui%2Fui%2Flinestyletabpage%2FBTN_LOAD 25 Importeert een lijst met lijnstijlen.
27 cui%2Fui%2Flinestyletabpage%2FLB_TYPE_2 39 Selecteer de gewenste combinatie van streepjes en punten.
2b cui%2Fui%2Flinestyletabpage%2FLB_LINESTYLES 28 Selecteer de lijnstijl die u wilt maken.
27 cui%2Fui%2Flinestyletabpage%2FNUM_FLD_2 42 Voer in hoe vaak een punt of streep in een reeks moet verschijnen.
c HID_LINE_DEF 2d Bewerk of maak streep- en stippellijnstijlen.
2e cui%2Fui%2Flinestyletabpage%2FMTR_FLD_LENGTH_2 20 Voer de lengte van de streep in.
2e cui%2Fui%2Flinestyletabpage%2FMTR_FLD_DISTANCE 4b Voer de hoeveelheid ruimte in die u tussen punten of strepen wil openlaten.
25 cui%2Fui%2Flinestyletabpage%2FBTN_ADD 37 Maakt een nieuwe lijnstijl met de huidige instellingen.
22 cui%2Fui%2Fnamedialog%2FNameDialog 11 Voer een naam in.
28 cui%2Fui%2Flinestyletabpage%2FBTN_MODIFY b9 Werkt de geselecteerde lijnstijl bij met de huidige instellingen. Wilt u de naam van de geselecteerde lijnstijl wijzigen, dan voert u een nieuwe naam in wanneer u daarom gevraagd wordt.
2d cui%2Fui%2Flinestyletabpage%2FCBX_SYNCHRONIZE 4f Past de items automatisch aan, relatief ten opzichte van de lengte van de lijn.
25 cui%2Fui%2Flineendstabpage%2FBTN_SAVE 51 Slaat de huidige lijst met pijlstijlen op, zodat u deze later opnieuw kunt laden.
25 cui%2Fui%2Flineendstabpage%2FBTN_LOAD 25 Importeert een lijst met pijlstijlen.
27 cui%2Fui%2Flineendstabpage%2FBTN_MODIFY 2f Wijzigt de naam van de geselecteerde pijlstijl.
28 cui%2Fui%2Flineendstabpage%2FLineEndPage 1b Bewerk of maak pijlstijlen.
25 cui%2Fui%2Flineendstabpage%2FEDT_NAME 32 Geeft de naam van de geselecteerde pijlstijl weer.
28 cui%2Fui%2Flineendstabpage%2FLB_LINEENDS 3d Kies een voorgedefinieerd pijlstijlsymbool uit de keuzelijst.
24 cui%2Fui%2Flineendstabpage%2FBTN_ADD 69 Als u een eigen pijlstijl wilt definiëren, selecteert u een tekenobject in het document en klikt u hier.
11 .uno%3AFormatArea 3f Stelt de vuleigenschappen van het geselecteerde tekenobject in.
2c cui%2Fui%2Fareatabpage%2FLB_HATCHBCKGRDCOLOR 62 Klik op de kleur die u als een achtergrond voor het geselecteerde arceringspatroon wilt gebruiken.
27 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FCB_HATCHBCKGRD 77 Past een achtergrondkleur op het arceringspatroon toe. Selecteer dit vakje en klik vervolgens op een kleur in de lijst.
27 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FMTR_FLD_OFFSET 42 Voer het percentage in om de rijen of kolommen mee te verschuiven.
23 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FRBT_COLUMN 64 Verschuift de oorspronkelijke bitmap verticaal in verhouding tot het aantal ingevoerde bitmaptegels.
24 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FTSB_STRETCH 92 Rekt de bitmap uit om het geselecteerde object te vullen. Wanneer u deze functie wilt gebruiken, heft u de selectie van het vakje Naast elkaar op.
29 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FMTR_FLD_Y_OFFSET 4e Voer de verticale verschuiving in bij het naast elkaar plaatsen van de bitmap.
27 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FMTR_FLD_Y_SIZE 22 Voer een hoogte voor de bitmap in.
2a cui%2Fui%2Fareatabpage%2FNUM_FLD_STEPCOUNT 5c Voer het aantal stappen voor het mengen van de twee laatste kleuren van de kleurovergang in.
20 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FRBT_ROW 66 Verschuift de oorspronkelijke bitmap horizontaal in verhouding tot het aantal ingevoerde bitmaptegels.
21 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FTSB_TILE 48 Geeft de bitmap naast elkaar weer om het geselecteerde object te vullen.
22 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FTSB_SCALE 145 Stelt de schaal van de bitmap opnieuw in relatief aan de grootte van het geselecteerde object via de percentagewaarden die u in de vakjes Breedte en Hoogte invoert. Hef de selectie van dit vakje op om de grootte van het geselecteerde object te wijzigen aan de hand van de waarden die u in de vakjes Breedte en Hoogte invoert.
26 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FTSB_STEPCOUNT 64 Bepaalt automatisch het aantal stappen voor het mengen van de twee eindkleuren van de kleurovergang.
10 .uno%3AFillStyle 51 Selecteer het type vulling dat u op het geselecteerde tekenobject wilt toepassen.
24 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FAreaTabPage 38 Stel de vulopties voor het geselecteerde tekenobject in.
29 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FMTR_FLD_X_OFFSET 50 Voer de horizontale verschuiving in bij het naast elkaar plaatsen van de bitmap.
22 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FLB_BITMAP 44 Klik op de vulling die u op het geselecteerde object wilt toepassen.
27 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FMTR_FLD_X_SIZE 23 Voer een breedte voor de bitmap in.
24 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FLB_GRADIENT 4e Vult het geselecteerde object met de kleurovergang waarop u in de lijst klikt.
21 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FLB_COLOR 46 Vult het geselecteerde object met de kleur waarop u in de lijst klikt.
25 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FTSB_ORIGINAL d4 Behoudt de oorspronkelijke grootte van de bitmap wanneer het geselecteerde object gevuld wordt. Wilt u de grootte van de bitmap wijzigen, dan heft u de selectie van dit vakje op en klikt u vervolgens op Relatief.
24 cui%2Fui%2Fareatabpage%2FLB_HATCHING e7 Vult het geselecteerde object met het arceringspatroon waarop u in de lijst klikt. Wanneer u een achtergrondkleur op een arceringspatronen wilt toepassen, selecteert u het vakje Achtergrondkleur en klikt u op een kleur in de lijst.
1e cui%2Fui%2Fgradientpage%2Fsave 55 Slaat de huidige lijst met kleurovergangen op, zodat u deze later opnieuw kunt laden.
1e cui%2Fui%2Fgradientpage%2Fload 2a Laad een andere lijst met kleurovergangen.
1d cui%2Fui%2Fgradientpage%2Fadd 8a Voegt een eigen kleurovergang aan de huidige lijst toe. Specificeer de eigenschappen van uw kleurovergang en klik vervolgens op deze knop.
24 cui%2Fui%2Fgradientpage%2Fcenterxmtr da Voer de horizontale verschuiving voor de kleurovergang in, waarbij 0% overeenkomt met de huidige horizontale locatie van de eindkleur in de kleurovergang. De eindkleur is de kleur die in het vakje Naar is geselecteerd.
20 cui%2Fui%2Fgradientpage%2Fmodify 9b Past de eigenschappen van de huidige kleurovergang op de geselecteerde kleurovergang toe. U kunt de kleurovergang desgewenst onder een andere naam opslaan.
24 cui%2Fui%2Fgradientpage%2Fcenterymtr d6 Voer de verticale verschuiving voor de kleurovergang in, waarbij 0% overeenkomt met de huidige verticale locatie van de eindkleur in de kleurovergang. De eindkleur is de kleur die in het vakje Naar is geselecteerd.
28 cui%2Fui%2Fgradientpage%2Fgradienttypelb 36 Selecteer het type kleurovergang dat u wilt toepassen.
26 cui%2Fui%2Fgradientpage%2FGradientPage 5c Stel de eigenschappen van een kleurovergang in, of laad en sla de lijsten met overgangen op.
22 cui%2Fui%2Fgradientpage%2Fanglemtr 3a Voer een draaihoek voor de geselecteerde kleurovergang in.
26 cui%2Fui%2Fgradientpage%2Fcolorfrommtr 7b Voer de intensiteit voor de kleur in het vakje Van in, waarbij 0% overeenkomt met zwart en 100% met de geselecteerde kleur.
25 cui%2Fui%2Fgradientpage%2Fgradientslb 3f Selecteer het type kleurovergang dat u wilt toepassen of maken.
24 cui%2Fui%2Fgradientpage%2Fcolortomtr 7c Voer de intensiteit voor de kleur in het vakje Naar in, waarbij 0% overeenkomt met zwart en 100% met de geselecteerde kleur.
25 cui%2Fui%2Fgradientpage%2Fcolorfromlb 3c Selecteer een kleur voor het beginpunt van de kleurovergang.
23 cui%2Fui%2Fgradientpage%2Fbordermtr a0 Voer de hoeveelheid in waarmee u het gebied van de eindkleur op de kleurovergang wilt aanpassen. De eindkleur is de kleur die in het vakje Naar is geselecteerd.
23 cui%2Fui%2Fgradientpage%2Fcolortolb 3b Selecteer een kleur voor het eindpunt van de kleurovergang.
1f cui%2Fui%2Fhatchpage%2Fanglemtr 57 Voer de draaihoek in voor de arceringslijnen, of klik op een positie in het hoekraster.
1f cui%2Fui%2Fhatchpage%2Fanglectl 58 Klik op een positie in het raster om de draaihoek voor de arceringslijnen in te stellen.
22 cui%2Fui%2Fhatchpage%2Fdistancemtr 44 Voer de afstand in die u tussen twee arceringslijnen wilt openlaten.
1b cui%2Fui%2Fhatchpage%2Fload 2d Laadt een andere lijst met arceringspatronen.
20 cui%2Fui%2Fhatchpage%2FHatchPage 5f Stel de eigenschappen van een arceringspatroon in, of sla lijsten met arceringen op of laad ze.
21 cui%2Fui%2Fhatchpage%2Flinetypelb 36 Selecteer het type arceringslijn dat u wilt gebruiken.
22 cui%2Fui%2Fhatchpage%2Flinecolorlb 2b Selecteer de kleur voor de arceringslijnen.
22 cui%2Fui%2Fhatchpage%2Fhatchingslb 6d Toont de beschikbare arceringspatronen. Klik op het arceringspatroon dat u toe wilt passen en klik dan op OK.
1b cui%2Fui%2Fhatchpage%2Fsave 57 Slaat de huidige lijst met arceringspatronen op, zodat u deze later opnieuw kunt laden.
1a cui%2Fui%2Fhatchpage%2Fadd 89 Voegt een eigen arceringspatroon toe aan de huidige lijst. Specificeer de eigenschappen van uw arceringspatroon en klik dan op deze knop.
1d cui%2Fui%2Fhatchpage%2Fmodify 8e Past de huidige arceringseigenschappen toe op het geselecteerde arceringspatroon. Desgewenst kunt u het patroon opslaan onder een andere naam.
23 cui%2Fui%2Fbitmaptabpage%2FBTN_SAVE 47 Slaat de huidige lijst met bitmappen op, zodat u deze later kunt laden.
25 cui%2Fui%2Fbitmaptabpage%2FBTN_IMPORT 93 Zoek de bitmap die u wilt importeren en klik vervolgens op Openen. De bitmap wordt aan het einde van de lijst met beschikbare bitmappen toegevoegd.
25 cui%2Fui%2Fbitmaptabpage%2FBTN_MODIFY 99 Vervangt een bitmap die u in de Patroon-editor hebt gemaakt, door het huidige bitmappatroon. Desgewenst kunt u het patroon onder een andere naam opslaan.
22 cui%2Fui%2Fbitmaptabpage%2FBTN_ADD 5a Voegt een bitmappatroon dat u in de Patroon-editor hebt gemaakt, aan de huidige lijst toe.
23 cui%2Fui%2Fbitmaptabpage%2FBTN_LOAD 23 Laadt een andere lijst met bitmaps.
28 cui%2Fui%2Fbitmaptabpage%2FBitmapTabPage 99 Selecteer een bitmap die u wilt gebruiken als vulpatroon, of maak uw eigen pixelpatroon. U kunt ook bitmaps importeren of bitmaplijsten opslaan en laden.
2e cui%2Fui%2Fbitmaptabpage%2FLB_BACKGROUND_COLOR 35 Selecteer een achtergrondkleur voor uw bitmappatroon.
23 cui%2Fui%2Fbitmaptabpage%2FLB_COLOR 62 Selecteer een voorgrondkleur en klik dan in het raster om een pixel aan het patroon toe te voegen.
25 cui%2Fui%2Fbitmaptabpage%2FLB_BITMAPS 6c Selecteer een bitmap in de lijst en klik dan op OK om dat patroon toe te passen op het geselecteerde object.
11 .uno%3AFillShadow fc Voegt een schaduw aan het geselecteerde object toe. Als het object al een schaduw heeft, wordt de schaduw verwijderd. Als u op dit pictogram klikt wanneer er geen object is geselecteerd, wordt de schaduw toegevoegd aan het volgende object dat u tekent.
f HID_AREA_SHADOW 64 Voeg een schaduw aan het geselecteerde tekenobject toe en definieer de eigenschappen van de schaduw.
34 SVX%3ALISTBOX%3ARID_SVXPAGE_SHADOW%3ALB_SHADOW_COLOR 24 Selecteer een kleur voor de schaduw.
39 SVX%3AMETRICFIELD%3ARID_SVXPAGE_SHADOW%3AMTR_FLD_DISTANCE 56 Voer de afstand in waarmee u de schaduw van het geselecteerde object wilt verschuiven.
3f SVX%3AMETRICFIELD%3ARID_SVXPAGE_SHADOW%3AMTR_SHADOW_TRANSPARENT 7a Voer een percentage in tussen 0% (ondoorzichtig) en 100% (transparant) om de transparantie van de schaduw te specificeren.
38 SVX%3ATRISTATEBOX%3ARID_SVXPAGE_SHADOW%3ATSB_SHOW_SHADOW 38 Voegt een schaduw aan het geselecteerde tekenobject toe.
11 HID_TPSHADOW_CTRL 36 Klik op de plaats waar u de schaduw wilt laten vallen.
33 cui%2Fui%2Ftransparencytabpage%2FMTR_TRGR_END_VALUE 8a Voer een transparantiewaarde voor het eindpunt van de kleurovergang in, waarbij 0% volledig ondoorzichtig is en 100% volledig transparant.
35 cui%2Fui%2Ftransparencytabpage%2FMTR_TRGR_START_VALUE 8b Voer een transparantiewaarde voor het beginpunt van de kleurovergang in, waarbij 0% volledig ondoorzichtig is en 100% volledig transparant.
30 cui%2Fui%2Ftransparencytabpage%2FMTR_TRANSPARENT 78 Past de transparantie van de huidige opvulkleur aan. Voer een waarde tussen 0% (ondoorzichtig) en 100% (transparant) in.
32 cui%2Fui%2Ftransparencytabpage%2FMTR_TRGR_CENTER_X 3a Voer de horizontale verschuiving voor de kleurovergang in.
32 cui%2Fui%2Ftransparencytabpage%2FMTR_TRGR_CENTER_Y 38 Voer de verticale verschuiving voor de kleurovergang in.
31 cui%2Fui%2Ftransparencytabpage%2FRBT_TRANS_LINEAR ab Schakelt de kleurentransparantie in. Selecteer deze optie en voer vervolgens een waarde in het vakje in, waarbij 0% volledig ondoorzichtig is en 100% volledig transparant.
2e cui%2Fui%2Ftransparencytabpage%2FRBT_TRANS_OFF 22 Schakelt kleurentransparantie uit.
34 cui%2Fui%2Ftransparencytabpage%2FTransparencyTabPage 62 Stel de transparantieopties in voor de opvulling die u op het geselecteerde object wilt toepassen.
33 cui%2Fui%2Ftransparencytabpage%2FRBT_TRANS_GRADIENT 93 Past een transparante kleurovergang op de huidige opvulkleur toe. Selecteer deze optie en stel vervolgens de eigenschappen van de kleurovergang in.
37 cui%2Fui%2Ftransparencytabpage%2FLB_TRGR_GRADIENT_TYPES 43 Selecteer het type transparante kleurovergang dat u wilt toepassen.
2f cui%2Fui%2Ftransparencytabpage%2FMTR_TRGR_ANGLE 2c Voer een draaihoek voor de kleurovergang in.
30 cui%2Fui%2Ftransparencytabpage%2FMTR_TRGR_BORDER 72 Voer de waarde in waarmee u het transparante gebied van de kleurovergang wilt aanpassen. De standaardwaarde is 0%.
29 cui%2Fui%2Ftextattrtabpage%2FCTL_POSITION 32 Klik waar u het anker voor de tekst wilt plaatsen.
2c cui%2Fui%2Ftextattrtabpage%2FTSB_FIT_TO_SIZE 63 Past de grootte van de tekst aan zodat die in het gehele gebied van het teken- of tekstobject past.
28 cui%2Fui%2Ftextattrtabpage%2FMTR_FLD_TOP 77 Voer de afstand in die u wilt openlaten tussen de bovenrand van het teken- of tekstobject en de bovenrand van de tekst.
30 cui%2Fui%2Ftextattrtabpage%2FTSB_AUTOGROW_HEIGHT 65 Vergroot de hoogte van het object tot de hoogte van de tekst, als het object kleiner is dan de tekst.
2b cui%2Fui%2Ftextattrtabpage%2FMTR_FLD_BOTTOM 77 Voer de afstand in die u wilt openlaten tussen de onderrand van het teken- of tekstobject en de onderrand van de tekst.
28 cui%2Fui%2Ftextattrtabpage%2FTSB_CONTOUR 68 Past het verloop van de tekst aan zodat die overeenkomt met de omtrek van het geselecteerde tekenobject.
2e cui%2Fui%2Ftextattrtabpage%2FTSB_WORDWRAP_TEXT 79 Wijzigt de grootte van een aangepaste vorm zodat de tekst die u invoert nadat u op de vorm hebt gedubbelklikt, erin past.
2b cui%2Fui%2Ftextattrtabpage%2FTSB_FULL_WIDTH 4b Verankert de tekst over de volledige breedte van het teken- of tekstobject.
2f cui%2Fui%2Ftextattrtabpage%2FTSB_AUTOGROW_WIDTH 67 Vergroot de breedte van het object tot de breedte van de tekst, als het object kleiner is dan de tekst.
2f cui%2Fui%2Ftextattrtabpage%2FTextAttributesPage 67 Stelt de layout- en verankeringseigenschappen in voor tekst in het geselecteerde teken- of tekstobject.
2e cui%2Fui%2Ftextattrtabpage%2FTSB_AUTOGROW_SIZE 6b Wijzigt de grootte van een aangepaste vorm zodat de tekst erin past, nadat u op de vorm hebt gedubbelklikt.
29 cui%2Fui%2Ftextattrtabpage%2FMTR_FLD_LEFT 79 Voer de afstand in die u wilt openlaten tussen de linkerrand van het teken- of tekstobject en de linkerrand van de tekst.
2a cui%2Fui%2Ftextattrtabpage%2FMTR_FLD_RIGHT 7b Voer de afstand in die u wilt openlaten tussen de rechterrand van het teken- of tekstobject en de rechterrand van de tekst.
16 .uno%3ATransformDialog 6d Hiermee kunt u het geselecteerde object roteren, verplaatsen, of schuintrekken, of de grootte ervan wijzigen.
2e cui%2Fui%2Fpossizetabpage%2FTSB_AUTOGROW_WIDTH 67 Past de breedte van het object aan de breedte van de tekst aan, als het object kleiner is dan de tekst.
2f cui%2Fui%2Fpossizetabpage%2FTSB_AUTOGROW_HEIGHT 65 Past de hoogte van het object aan de hoogte van de tekst aan, als het object kleiner is dan de tekst.
27 cui%2Fui%2Fpossizetabpage%2FCTL_POSRECT 100 Klik op een basispunt in het raster en geef de hoeveelheid op waarmee u het object wilt verschuiven ten opzichte van het basispunt dat u hebt geselecteerd in de vakken Positie Y en Positie X. De basispunten komen overeen met de selectiegrepen van objecten.
29 cui%2Fui%2Fpossizetabpage%2FMTR_FLD_POS_X 84 Voer de horizontale afstand in waarmee het object ten opzichte van het geselecteerde basispunt in het raster moet worden verplaatst.
29 cui%2Fui%2Fpossizetabpage%2FMTR_FLD_POS_Y 82 Voer de verticale afstand in waarmee het object ten opzichte van het geselecteerde basispunt in het raster moet worden verplaatst.
2a cui%2Fui%2Fpossizetabpage%2FTSB_POSPROTECT 4c Voorkomt wijzigingen van de positie of grootte van het geselecteerde object.
2b cui%2Fui%2Fpossizetabpage%2FPositionAndSize 42 Wijzigt de grootte van het geselecteerde object of verplaatst het.
28 cui%2Fui%2Fpossizetabpage%2FCTL_SIZERECT 90 Klik op een basispunt in het raster en voer de nieuwe dimensies voor de grootte in de vakken Breedte en Hoogte in voor het geselecteerde object.
29 cui%2Fui%2Fpossizetabpage%2FMTR_FLD_WIDTH 31 Voer de breedte voor het geselecteerde object in.
2a cui%2Fui%2Fpossizetabpage%2FMTR_FLD_HEIGHT 30 Voer de hoogte voor het geselecteerde object in.
25 cui%2Fui%2Fpossizetabpage%2FCBX_SCALE 53 Behoudt de proporties bij het wijzigen van de grootte van het geselecteerde object.
2b cui%2Fui%2Fpossizetabpage%2FTSB_SIZEPROTECT 31 Voorkomt dat u de grootte van het object wijzigt.
26 cui%2Fui%2Frotationtabpage%2FCTL_ANGLE 41 Klik om de draaihoek in veelvouden van 45 graden te specificeren.
25 cui%2Fui%2Frotationtabpage%2FNF_ANGLE 3c Voer het aantal graden in waarmee u het object wilt draaien.
25 cui%2Fui%2Frotationtabpage%2FRotation 21 Roteert het geselecteerde object.
2a cui%2Fui%2Frotationtabpage%2FMTR_FLD_POS_X 49 Voer de horizontale afstand van de linkerpaginarand tot het draaipunt in.
2a cui%2Fui%2Frotationtabpage%2FMTR_FLD_POS_Y 4a Voer de verticale afstand van de bovenste paginarand tot het draaipunt in.
25 cui%2Fui%2Frotationtabpage%2FCTL_RECT 28 Klik waar u het draaipunt wilt plaatsen.
2d cui%2Fui%2Fslantcornertabpage%2FMTR_FLD_ANGLE 25 Voer de hoek van de schuintrek-as in.
2e cui%2Fui%2Fslantcornertabpage%2FMTR_FLD_RADIUS 4f Voer de straal in van de cirkel die u wilt gebruiken om de hoeken af te ronden.
34 cui%2Fui%2Fslantcornertabpage%2FSlantAndCornerRadius 57 Trekt het geselecteerde object schuin of rondt de hoeken van een rechthoekig object af.
21 cui%2Fui%2Fcalloutpage%2Fvalueset 5b Klik op het opmaakprofiel Toelichting dat u wilt toepassen op de geselecteerde toelichting.
20 cui%2Fui%2Fcalloutpage%2Fspacing 4f Definieer de hoeveelheid ruimte tussen het einde van de lijn en de tekstballon.
20 cui%2Fui%2Fcalloutpage%2Foptimal 3d Klik hier om een lijn met enkele hoek optimaal weer te geven.
21 cui%2Fui%2Fcalloutpage%2Fposition 4f Selecteer vanwaaruit u de lijn wilt verlengen in verhouding tot de tekstballon.
1f cui%2Fui%2Fcalloutpage%2Flength 50 Definieer de lengte van de lijn van de tekstballon tot het buigpunt van de lijn.
f .uno%3AFlipMenu 3b Spiegelt het geselecteerde object horizontaal of verticaal.
11 .uno%3AMirrorVert 41 Spiegelt geselecteerde objecten verticaal van boven naar beneden.
1d .uno%3AObjectMirrorHorizontal 42 Spiegelt geselecteerde objecten horizontaal van links naar rechts.
15 .uno%3AObjectPosition 38 Wijzigt de stapelvolgorde van de geselecteerde objecten.
13 .uno%3ABringToFront 75 Plaatst het geselecteerde object boven in de stapelvolgorde, zodat het object zich vóór de andere objecten bevindt.
17 .uno%3AObjectForwardOne 7c Hiermee verplaatst u het geselecteerde object één niveau omhoog, zodat het object zich hoger in de stapelvolgorde bevindt.
e .uno%3AForward 7c Hiermee verplaatst u het geselecteerde object één niveau omhoog, zodat het object zich hoger in de stapelvolgorde bevindt.
14 .uno%3AObjectBackOne 7c Hiermee verplaatst u het geselecteerde object één niveau omlaag, zodat het object zich lager in de stapelvolgorde bevindt.
f .uno%3ABackward 7c Hiermee verplaatst u het geselecteerde object één niveau omlaag, zodat het object zich lager in de stapelvolgorde bevindt.
11 .uno%3ASendToBack 76 Plaatst het geselecteerde object achter in de stapelvolgorde, zodat het object zich achter de andere objecten bevindt.
1c .uno%3ASetObjectToForeground 31 Plaatst het geselecteerde object vóór de tekst.
1c .uno%3ASetObjectToBackground 31 Plaatst het geselecteerde object achter de tekst.
11 .uno%3AAnchorMenu 4a Hier kunt u de verankeringsopties voor het geselecteerde object instellen.
16 .uno%3ASetAnchorToPage 31 Verankert het geselecteerde object aan de pagina.
16 .uno%3ASetAnchorToPara 37 Verankert het geselecteerde item aan de huidige alinea.
16 .uno%3ASetAnchorAtChar 2f Verankert het geselecteerde item aan een teken.
16 .uno%3ASetAnchorToChar 2f Verankert het geselecteerde item aan een teken.
16 .uno%3ASetAnchorToCell 2d Verankert het geselecteerde item aan een cel.
17 .uno%3ASetAnchorToFrame 3a Verankert het geselecteerde item aan het omringende frame.
16 .uno%3ASetAnchorToChar cf Verankert het geselecteerde object als een teken in de huidige tekst. Als de hoogte van het geselecteerde item groter is dan de huidige tekengrootte, wordt de hoogte van de regel die het item bevat vergroot.
16 .uno%3ASetAnchorAsChar cf Verankert het geselecteerde object als een teken in de huidige tekst. Als de hoogte van het geselecteerde item groter is dan de huidige tekengrootte, wordt de hoogte van de regel die het item bevat vergroot.
1d .uno%3AToggleObjectBezierMode 42 Hier kunt u de vorm van het geselecteerde tekenelement veranderen.
26 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Fdistancey 4d Voer de verticale afstand tussen de teksttekens en de rand van de schaduw in.
26 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Fdistancex 4f Voer de horizontale afstand tussen de teksttekens en de rand van de schaduw in.
25 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Fvertical a1 Voegt een schaduw toe aan de tekst in het geselecteerde object. Klik op deze knop en voer dan de dimensies van de schaduw in de vakken Afstand X en Afstand Y in.
22 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Fcolor 31 Selecteer een kleur voor de schaduw van de tekst.
25 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Fnoshadow 3c Verwijdert schaduweffecten die u op de tekst hebt toegepast.
23 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Findent 68 Voer de afstand in die u tussen de tekstbasislijn en het begin van de individuele tekens wilt openlaten.
22 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Fslant a9 Voegt een schuine schaduw aan de tekst in het geselecteerde object toe. Klik op deze knop en voer dan de dimensies van de schaduw in de vakken Afstand X en Afstand Y in.
24 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Fcontour 4e Toont of verbergt de tekstbasislijn of de randen van het geselecteerde object.
25 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Fdistance 67 Voer de afstand in die u tussen de tekstbasislijn en de basis van de individuele tekens wilt openlaten.
25 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Fautosize 45 Past de grootte van de tekst aan de lengte van de tekstbasislijn aan.
20 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Foff 1b Verwijder basislijn opmaak.
23 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Fslantx 31 Kantelt de tekens in het tekstobject horizontaal.
23 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Fslanty 2f Kantelt de tekens in het tekstobject verticaal.
28 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Ftextcontour 42 Toont of verbergt de randen van de individuele tekens in de tekst.
22 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Fright 3c Lijnt de tekst uit op het linkereinde van de tekstbasislijn.
16 HID_FONTWORK_CTL_FORMS 44 Klik op de vorm van de basislijn die u voor de tekst wilt gebruiken.
f .uno%3AFontWork 70 Bewerkt de Fontwork-effecten van het geselecteerde object dat is gemaakt met het vorige dialoogvenster Fontwork.
23 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Fcenter 28 Centreert de tekst op de tekstbasislijn.
23 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Frotate 50 Gebruikt de boven- of onderrand van het geselecteerde object als tekstbasislijn.
24 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Fupright 97 Gebruikt de boven- of onderrand van het geselecteerde object als tekstbasislijn en bewaart de originele verticale uitlijning van de individuele tekens.
21 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Fleft 3c Lijnt de tekst uit op het linkereinde van de tekstbasislijn.
28 svx%2Fui%2Fdockingfontwork%2Forientation b8 Draait de richting van het tekstverloop om en spiegelt de tekst horizontaal of verticaal. Wilt u deze opdracht gebruiken, dan moet u eerst een andere basislijn voor de tekst toepassen.
10 .uno%3AGroupMenu 73 Groepen houden geselecteerde objecten bij elkaar, zodat zij kunnen worden verplaatst of opgemaakt als één object.
12 .uno%3AFormatGroup 59 Groepeert de geselecteerde objecten, zodat zij als één object kunnen worden verplaatst.
14 .uno%3AFormatUngroup 3d Deelt de geselecteerde groepering in individuele objecten op.
11 .uno%3AEnterGroup c6 Opent de geselecteerde groepering, zodat u de individuele objecten kunt bewerken. Als de geselecteerde groepering een geneste groepering bevat, kunt u deze opdracht voor de subgroeperingen herhalen.
11 .uno%3ALeaveGroup 61 Sluit de groepering af, zodat u de individuele objecten in de groepering niet meer kunt bewerken.
25 cui%2Fui%2Ftextanimtabpage%2FTSB_AUTO 102 $[officename] bepaalt automatisch hoe lang er gewacht moet worden voordat een effect herhaald wordt. Wanneer u handmatig een vertragingsperiode wilt toewijzen, heft u de selectie van dit vakje op en voert u vervolgens een waarde in het vakje  Automatisch in.
2b cui%2Fui%2Ftextanimtabpage%2FMTR_FLD_AMOUNT 41 Voer het aantal stappen in waarmee de tekst gescrolt moet worden.
2a cui%2Fui%2Ftextanimtabpage%2FMTR_FLD_DELAY 4a Voer in hoe lang er gewacht moet worden voordat het effect herhaald wordt.
26 cui%2Fui%2Ftextanimtabpage%2FTSB_PIXEL 1e Meet de stapgrootte in pixels.
25 cui%2Fui%2Ftextanimtabpage%2FBTN_DOWN 22 Scrolt tekst van boven naar onder.
2c cui%2Fui%2Ftextanimtabpage%2FTSB_STOP_INSIDE 35 Tekst blijft zichtbaar nadat het effect is toegepast.
26 cui%2Fui%2Ftextanimtabpage%2FBTN_RIGHT 22 Scrolt tekst van links naar rechts
26 cui%2Fui%2Ftextanimtabpage%2FLB_EFFECT aa Selecteer het animatie-effect dat u op de tekst in het geselecteerde tekenobject wilt toepassen. Wanneer u een animatie-effect wilt verwijderen, selecteert u Geen effect.
2a cui%2Fui%2Ftextanimtabpage%2FTextAnimation 4c Voegt een animatie-effect aan de tekst in het geselecteerde tekenobject toe.
28 cui%2Fui%2Ftextanimtabpage%2FTSB_ENDLESS c0 Speelt het animatie-effect continu af. Wanneer u wilt specificeren hoe vaak het effect moet worden afgespeeld, heft u de selectie van dit vakje op en voert u in het vakje Continu een getal in.
23 cui%2Fui%2Ftextanimtabpage%2FBTN_UP 22 Scrolt tekst van onder naar boven.
2d cui%2Fui%2Ftextanimtabpage%2FTSB_START_INSIDE 59 Tekst is zichtbaar en bevindt zich in het tekenobject wanneer het effect wordt toegepast.
25 cui%2Fui%2Ftextanimtabpage%2FBTN_LEFT 23 Scrolt tekst van rechts naar links.
2a cui%2Fui%2Ftextanimtabpage%2FNUM_FLD_COUNT 3a Voer in hoe vaak het animatie-effect herhaald moet worden.
30 modules%2Fscalc%2Fui%2Frowheightdialog%2Fdefault db Past de rijhoogte aan naar de grootte die is gebaseerd op de standaard sjabloon. Bestaande inhoud kan verticaal bijgesneden worden weergegeven. De hoogte wordt niet langer automatisch vergroot als u meer inhoud invoegt.
2e modules%2Fscalc%2Fui%2Frowheightdialog%2Fvalue 2a Voer de rijhoogte in die u wilt gebruiken.
38 modules%2Fscalc%2Fui%2Frowheightdialog%2FRowHeightDialog 3f Wijzigt de hoogte van de huidige rij of de geselecteerde rijen.
2f modules%2Fscalc%2Fui%2Fcolwidthdialog%2Fdefault 49 Past automatisch de kolombreedte aan op basis van het huidige lettertype.
2d modules%2Fscalc%2Fui%2Fcolwidthdialog%2Fvalue 2d Voer de kolombreedte in die u wilt gebruiken.
36 modules%2Fscalc%2Fui%2Fcolwidthdialog%2FColWidthDialog 45 Wijzigt de breedte van de huidige kolom of de geselecteerde kolommen.
2a cui%2Fui%2Fcellalignment%2FcheckHyphActive 3c Hiermee wordt woordafbreking voor tekst-terugloop ingesteld.
29 cui%2Fui%2Fcellalignment%2FcheckAsianMode 141 Zet Aziatische tekens onder elkaar, in de geselecteerde cel(len). Als de cel meer dan één regel tekst bevat, worden de regels omgezet naar tekstkolommen die zijn gerangschikt van rechts naar links. Westerse tekens in de geconverteerde tekst worden 90 graden naar rechts gedraaid. Aziatische tekens worden niet gedraaid.
29 cui%2Fui%2Fcellalignment%2FcheckVertStack 1a Lijnt tekst verticaal uit.
25 cui%2Fui%2Fcellalignment%2Freferences 3f Geef de celrand op van waaruit de gedraaide tekst moet starten.
26 cui%2Fui%2Fcellalignment%2FspinDegrees 9e Voer de draaihoek in voor de tekst in de geselecteerde cel(len). Een positief getal roteert de tekst naar links en een negatief getal roteert de tekst rechts.
13 .uno%3AAlignVCenter 2b Stelt de tekstrichting van de celinhoud in.
11 .uno%3AAlignRight 23 Lijnt de inhoud van cel rechts uit.
11 .uno%3AAlignBlock 41 Lijnt de inhoud van de cel op de linker- en rechtercelranden uit.
26 cui%2Fui%2Fcellalignment%2Fdialcontrol 33 Klik op de draaiknop om de tekstrichting instellen.
10 .uno%3AAlignLeft 22 Lijnt de inhoud van cel links uit.
28 cui%2Fui%2Fcellalignment%2FCellAlignPage 5c Stelt de uitlijningsopties voor de inhoud van de huidige cel, of de geselecteerde cellen in.
2c cui%2Fui%2Fcellalignment%2FcomboboxHorzAlign 4a Kies de horizontale uitlijningsoptie die u wilt toepassen op de celinhoud.
29 cui%2Fui%2Fcellalignment%2FspinIndentFrom 49 Inspringingen van de linkerrand van de cel door het bedrag dat u invoert.
2c cui%2Fui%2Fcellalignment%2FcheckWrapTextAuto 77 Laat tekst op een andere regel binne de celgrens doorlopen. Het aantal regels is afhankelijk van de breedte van de cel.
2c cui%2Fui%2Fcellalignment%2FcomboboxVertAlign 33 Lijnt de celinhoud uit aan de onderkant van de cel.
31 cui%2Fui%2Fcellalignment%2FcheckShrinkFitCellSize 9d Verkleint de weergegeven tekengrootte zodat de celinhoud in de huidige celbreedte past. U kunt deze opdracht niet toepassen op een cel die regeleinden bevat.
f .uno%3AAlignTop 32 Lijnt de celinhoud op de bovenrand van de cel uit.
1c SVX_HID_GRID_NUMBEROFRECORDS be Geeft het aantal records weer. Bijvoorbeeld: "Record 7 van 9(2)" geeft aan dat twee records (2) zijn geselecteerd in een tabel die 9 records bevat, en dat de cursor in record nummer 7 staat.
17 SVX_HID_GRID_TRAVEL_NEW 2f Voegt een nieuwe record in de huidige tabel in.
18 SVX_HID_GRID_TRAVEL_LAST 26 Ga naar de laatste record in de tabel.
18 SVX_HID_GRID_TRAVEL_NEXT 27 Ga naar de volgende record in de tabel.
1b DBACCESS_HID_CTL_TABBROWSER 9b Selecteer databaserecords. Sleep en zet rijen of cellen neer in het document om inhoud toe te voegen. Sleep en zet kolomkoppen neer om velden in te voegen.
18 SVX_HID_GRID_TRAVEL_PREV 25 Ga naar de vorige record in de tabel.
19 SVX_HID_GRID_TRAVEL_FIRST 25 Ga naar de eerste record in de tabel.
1c SVX_HID_GRID_TRAVEL_ABSOLUTE 4e Typ het nummer van de record die u wilt weergeven en druk vervolgens op Enter.
17 HID_BROWSER_TABLEFORMAT 22 Maakt de geselecteerde rij(en) op.
18 HID_BROWSER_COLUMNFORMAT 25 Maakt de geselecteerde kolom(men) op.
f .uno%3AWindow3D 46 Specificeert de eigenschappen van 3D-objecten in het huidige document.
29 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fdoublesided 5f Sluit de vorm van een 3D-object dat is gemaakt door een vrije-handlijn (Converteren - Naar 3D).
2b svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Finverthormals 17 Draait de lichtbron om.
23 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fangle 52 Voer het aantal graden in waarmee het geselecteerde 3D-rotatieobject moet roteren.
29 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fscaleddepth 7b Voer de hoeveelheid in waarmee het gebied aan de voorkant van het geselecteerde 3D-object moet worden verhoogd of verlaagd.
22 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fhori 67 Voer het aantal horizontale segmenten in dat in het geselecteerde 3D-rotatieobject kan worden gebruikt.
26 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fdiagonal 60 Voer de hoeveelheid in waarmee de hoeken van het geselecteerde 3D-object moeten worden afgerond.
26 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fgeometry 145 Past de vorm van het geselecteerde 3D-object aan. U kunt alleen de vorm van een 3D-object wijzigen dat gemaakt werd door het te converteren uit een 2D-object. Selecteer, om een 2D-object naar 3D te converteren, het object, klik er met rechts op en kies vervolgens Converteren - Naar 3D of Converteren - Naar 3D rotatieobject.
22 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fveri 66 Voer het aantal verticale segmenten in dat in het geselecteerde 3D-rotatieobject moet worden gebruikt.
29 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fobjspecific 86 Geeft het 3D-oppervlak weer volgens de vorm van het object. Een cirkelvorm wordt bijvoorbeeld weergegeven met een bolvormig oppervlak.
2e svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fdoublesidedillum a7 Belicht het object van de buiten- en binnenkant. Als u eenomgevingslichtbron wilt gebruiken, klikt u op deze knop en klikt u vervolgens op de knop Normalen inverteren.
22 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fflat 2a Het 3D-oppervlak weergeven als veelhoeken.
23 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fdepth 78 Voer de extrusiediepte in voor het geselecteerde 3D-object. Deze optie kan niet worden gebruikt voor 3D-rotatieobjecten.
27 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fspherical 21 Geeft een glad 3D-oppervlak weer.
23 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Ffocal 88 Voer de brandpuntsafstand voor de camera in, waar een kleine waarde overeenkomt met een visooglens en een grote waarde met een telelens.
2c svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Frepresentation 3b Stelt de schaduwopties in voor het geselecteerde 3D object.
22 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fmode 12e Selecteer de arceringsmethode die u wilt toepassen. Vlak wijst één kleur aan één veelhoek op het oppervlak toe. Gouraud mengt de kleuren over de verschillende veelhoeken. Phong neemt het gemiddelde van de kleur van elke pixel op basis van de pixels er omheen en vereist het meeste processorgebruik.
24 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fshadow 49 Voegt een schaduw toe aan het geselecteerde 3D-object of verwijdert deze.
26 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fdistance 6b Voer de afstand in die tussen de camera en het midden van het geselecteerde object moet worden opengelaten.
23 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fslant 45 Voer een hoek in tussen 0 en 90 graden waarin de schaduw moet vallen.
2a svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fambientcolor 2c Selecteer een kleur voor het omgevingslicht.
29 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Flightcolor1 2e Selecteer een kleur voor de huidige lichtbron.
24 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Flight8 e0 Klik tweemaal om de lichtbron in te schakelen en selecteer een kleur voor het licht in de keuzelijst. Indien gewenst kunt u de kleur van het omgevingslicht instellen. Hiertoe selecteert u een kleur in het vak Omgevingslicht.
23 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Flight 47 Selecteer een kleur voor de lichtbron voor het geselecteerde 3D-object.
28 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Ftexcircley 3c Wikkelt de verticale as van het textuurpatroon rond een bol.
28 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Ftexreplace 24 Past de textuur zonder arcering toe.
25 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Ftextype 26 Converteert de textuur naar zwart-wit.
27 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Ftexfilter 4a Vervaagt de textuur een beetje, zodat ongewenste glinsteringen verdwijnen.
25 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Ftexture 150 Stelt de eigenschappen van de oppervlaktetextuur voor het geselecteerde 3D-object in. Deze optie is pas beschikbaar als u een oppervlaktetextuur op het object hebt toegepast. U kunt snel een oppervlaktetextuur toepassen door de Galerij te openen, Shift+ Ctrl in te drukken en dan een afbeelding op het geselecteerde 3D-object te slepen.
29 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Ftexmodulate 86 Past de textuur met arcering toe. Klik op de knop Arcering in dit dialoogvenster om de arceringsopties voor de textuur te definiëren.
25 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Ftexobjx 46 Past de textuur automatisch aan de vorm en grootte van het object aan.
25 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Ftexobjy 46 Past de textuur automatisch aan de vorm en grootte van het object aan.
26 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Ftexcolor 22 Converteert de textuur naar kleur.
2a svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Ftexparallelx 34 Past de textuur toe, parallel aan de horizontale as.
28 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Ftexcirclex 3e Wikkelt de horizontale as van het textuurpatroon rond een bol.
2a svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Ftexparallely 32 Past de textuur toe, parallel aan de verticale as.
27 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fintensity 30 Voer de intensiteit van het reflectie-effect in.
27 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fspeccolor 33 Selecteer de kleur die het object moet reflecteren.
26 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fmaterial 31 Wijzigt de kleur van het geselecteerde 3D-object.
27 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Ffavorites 7d Selecteer een vooraf gedefinieerd kleurenschema of selecteer Gebruikergedefinieerd om een eigen kleurenschema te definiëren.
26 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fobjcolor 36 Selecteer de kleur die u op het object wilt toepassen.
28 svx%2Fui%2Fdocking3deffects%2Fillumcolor 35 Selecteer de kleur voor de belichting van het object.
25 cui%2Fui%2Fdistributionpage%2Fhorleft 6d Verdeelt de geselecteerde objecten zodat de linkerranden van de objecten op gelijke afstand van elkaar staan.
25 cui%2Fui%2Fdistributionpage%2Fhornone 2a Objecten worden niet horizontaal verdeeld.
25 cui%2Fui%2Fdistributionpage%2Fvernone 28 Objecten worden niet verticaal verdeeld.
1a .uno%3ADistributeSelection 98 Verdeelt drie of meer geselecteerde objecten evenredig over de horizontale of verticale as. U kunt ook de afstand tussen de objecten evenredig verdelen.
29 cui%2Fui%2Fdistributionpage%2Fhordistance 65 Verdeelt de geselecteerde objecten horizontaal zodat de objecten op gelijke afstand van elkaar staan.
27 cui%2Fui%2Fdistributionpage%2Fhorcenter 79 Verdeelt de geselecteerde objecten zodat de horizontale middelpunten van de objecten op gelijke afstand van elkaar staan.
26 cui%2Fui%2Fdistributionpage%2Fhorright 6d Verdeelt de geselecteerde objecten zodat de rechteranden van de objecten op gelijke afstand van elkaar staan.
29 cui%2Fui%2Fdistributionpage%2Fverdistance 63 Verdeelt de geselecteerde objecten verticaal zodat de objecten op gelijke afstand van elkaar staan.
24 cui%2Fui%2Fdistributionpage%2Fvertop 6c Verdeelt de geselecteerde objecten zodat de bovenranden van de objecten op gelijke afstand van elkaar staan.
27 cui%2Fui%2Fdistributionpage%2Fverbottom 6c Verdeelt de geselecteerde objecten zodat de onderranden van de objecten op gelijke afstand van elkaar staan.
27 cui%2Fui%2Fdistributionpage%2Fvercenter 77 Verdeelt de geselecteerde objecten zodat de verticale middelpunten van de objecten op gelijke afstand van elkaar staan.
15 .uno%3ATextAttributes 68 Stelt de eigenschappen voor lay-out en verankering in voor de geselecteerde tekening of het tekstobject.
20 cui%2Fui%2Fspellingdialog%2Fundo 8c Klikken om de laatste wijziging in de huidige zin ongedaan te maken. Klik opnieuw om de eerdere wijziging in dezelfde zin ongedaan te maken.
22 cui%2Fui%2Fspellingdialog%2Fchange 98 Vervangt het onbekende woord door het huidige voorstel. Als u meer dan alleen het verkeerd gespelde woord hebt gewijzigd, wordt de gehele zin vervangen.
29 cui%2Fui%2Fspellingdialog%2Fsuggestionslb b7 Geeft een lijst van alternatieve woorden, waardoor het verkeerd gespelde woord kan worden vervangen. Selecteer het woord dat u wilt gebruiken en klik op Corrigeren of Corrigeer alles.
24 cui%2Fui%2Fspellingdialog%2Fsentence 99 Geeft de zin met het verkeerd gespelde woord gemarkeerd weer. Bewerk het woord of de zin, of klik op een van de voorstellen in het onderstaande tekstvak.
28 cui%2Fui%2Fspellingdialog%2Fcheckgrammar 70 Schakel Grammatica controleren in om eerst alle spelfouten te laten zien en daarna alle fouten in de grammatica.
25 cui%2Fui%2Fspellingdialog%2Fchangeall 49 Vervangt alle gevallen van het onbekende woord door het huidige voorstel.
f .uno%3ASpelling c8 Controleert het document of de huidige selectie op spelfouten. Als een extensie voor het controleren van de grammatica is geïnstalleerd, controleert het dialoogvenster ook op fouten in de grammatica.
27 cui%2Fui%2Fspellingdialog%2Fautocorrect 7a Voegt de huidige combinatie van het onjuiste woord en het vervangende woord aan de vervangingstabel van AutoCorrectie toe.
23 cui%2Fui%2Fspellingdialog%2Foptions 83 Opent een dialoogvenster waarin u de gebruikerswoordenlijsten kunt selecteren en de regels voor de spellingcontrole kunt instellen.
22 cui%2Fui%2Fspellingdialog%2Fignore 40 Slaat het onbekende woord over en zet de spellingcontrole voort.
26 cui%2Fui%2Fspellingdialog%2Flanguagelb 53 Specificeert de taal die voor het controleren van de spelling moet worden gebruikt.
1f cui%2Fui%2Fspellingdialog%2Fadd 3d Voegt het onbekende woord aan een gebruikerswoordenlijst toe.
25 cui%2Fui%2Fspellingdialog%2Fignoreall 82 Slaat alle voorkomende gevallen van het onbekende woord in het gehele %PRODUCTNAME document over en zet de spellingcontrole voort.
26 cui%2Fui%2Fspellingdialog%2Fignorerule a7 Klik op Regel negeren om de regel te negeren die op dit moment wordt aangegeven als een fout in de grammatica tijdens het uitvoeren van een controle van de grammatica.
17 .uno%3AMoreDictionaries 4a Opent de standaard browser op de pagina voor extensies voor woordenboeken.
13 .uno%3ALanguageMenu 3a Hiermee opent u een submenu met taalspecifieke opdrachten.
1f .uno%3ASetLanguageSelectionMenu d2 Opent een submenu. Kies een taal voor de geselecteerde tekst. Kies Geen om geselecteerde tekst uit te sluiten bij de spellingcontrole en woordafbreking.Kies Meer om een dialoogvenster te openen met meer opties.
1f .uno%3ASetLanguageParagraphMenu cb Opent een submenu. Kies een taal voor de huidige alinea. Kies Geen om de huidige alinea uit te sluiten bij de spellingcontrole en woordafbreking.Kies Meer om een dialoogvenster te openen met meer opties.
1d .uno%3ASetLanguageAllTextMenu c7 Opent een submenu. Kies een taal voor de gehele tekst. Kies Geen om de gehele tekst uit te sluiten bij de spellingcontrole en woordafbreking.Kies Meer om een dialoogvenster te openen met meer opties.
3c svx%2Fui%2Fchineseconversiondialog%2FChineseConversionDialog a8 Converteert de geselecteerde Chinese tekst van het ene Chinese schrijfsysteem naar het andere. Als er geen tekst geselecteerd is, wordt het hele document geconverteerd.
18 .uno%3AChineseConversion a8 Converteert de geselecteerde Chinese tekst van het ene Chinese schrijfsysteem naar het andere. Als er geen tekst geselecteerd is, wordt het hele document geconverteerd.
36 cui%2Fui%2Fchinesedictionary%2FChineseDictionaryDialog 2b Bewerk de termen voor de Chinese conversie.
1d cui%2Fui%2Fthesaurus%2Flangcb 25 Selecteer een taal voor de thesaurus.
20 cui%2Fui%2Fthesaurus%2Freplaceed bc Het woord of de woorden in het tekstvak "Vervangen door" zullen het originele woord in het document vervangen als u op de knop vervangen drukt. U kunt ook de tekst direct in dit vak typen.
10 .uno%3AThesaurus 46 Vervangt het huidige woord door een synoniem of een gerelateerde term.
23 cui%2Fui%2Fthesaurus%2Falternatives ea Klik op een item in de lijst Alternatieven om de gerelateerde term te kopiëren naar het tekstvak "Vervangen door". Dubbelklik op een item om de gerelateerde term te kopiëren naar het tekstvak "Huidig woord" en die term op te zoeken.
1d cui%2Fui%2Fthesaurus%2Fwordcb d1 Geeft het huidige woord, of de gerelateerde term weer die u selecteerde door er op te dubbelklikken in een regel in de lijst Alternatieven. U kunt ook de tekst direct in dit vak typen om uw tekst op te zoeken.
1b cui%2Fui%2Fthesaurus%2Fleft 42 Roept opnieuw de vorige inhoud van het tekstvak "Huidig woord" op.
27 svx%2Fui%2Fdockingcolorreplace%2Fcolor5 58 Selecteer de kleur die de transparante gebieden in de huidige afbeelding moet vervangen.
27 svx%2Fui%2Fdockingcolorreplace%2Fcolor4 b1 Toont de beschikbare vervangende kleuren. Hef de selectie van de afbeelding op, kies Opmaak - Gebied en klik dan op de tab Kleuren om de huidige lijst met kleuren aan te passen.
25 svx%2Fui%2Fdockingcolorreplace%2Ftol4 f6 Stel de tolerantie in voor de vervanging van een uitgangskleur in de bronafbeelding. Stel een lage waarde in om kleuren te vervangen die op de kleur die u hebt geselecteerd lijken. Voer een hogere waarde in om een breder kleurbereik te vervangen.
28 svx%2Fui%2Fdockingcolorreplace%2Fpipette 7c Geeft de kleur in de afbeelding weer die direct onder de muisaanwijzer ligt. Dit werkt alleen als het Pipet geselecteerd is.
e .uno%3ABmpMask 62 Opent het dialoogvenster Pipet, waar u kleuren kunt vervangen in bitmap- en metafile-afbeeldingen.
28 svx%2Fui%2Fdockingcolorreplace%2Freplace 82 Vervangt de geselecteerde uitgangskleuren in de huidige afbeelding door de kleuren die u in de vakken Vervangen door specificeert.
25 svx%2Fui%2Fdockingcolorreplace%2Fcbx5 57 Vervangt transparante gebieden in de huidige afbeelding door de kleur die u selecteert.
1a SVX_HID_BMPMASK_CTL_QCOL_1 ca Geeft de kleur weer die u wilt vervangen in de geselecteerde afbeelding. Klik hier om de uitgangskleur in te stellen, klik op het pictogram Pipet en klik dan op een kleur in de geselecteerde afbeelding.
25 svx%2Fui%2Fdockingcolorreplace%2Fcbx4 7e Selecteer dit vakje om de huidige Uitgangskleur te vervangen door de kleur die u hebt geselecteerd in het vak Vervangen door .
15 .uno%3AAutoCorrectDlg 4b Stelt de opties in voor het automatisch vervangen van tekst terwijl u typt.
22 cui%2Fui%2Fapplyautofmtpage%2Fedit 2d Wijzigt de geselecteerde AutoCorrectie-optie.
2e cui%2Fui%2Fapplyautofmtpage%2FApplyAutoFmtPage 67 Selecteer de opties voor het automatisch corrigeren van fouten terwijl u typt en klik vervolgens op OK.
25 cui%2Fui%2Facorreplacepage%2Ftextonly 8d Slaat het item in het vakje door: zonder opmaak op. Wanneer de vervanging is gemaakt, gebruikt de tekst dezelfde opmaak als de documenttekst.
20 cui%2Fui%2Facorreplacepage%2Fnew 3b Voegt een item aan de vervangingstabel toe of vervangt het.
2c cui%2Fui%2Facorreplacepage%2FAcorReplacePage 73 Bewerkt de vervangingstabel voor het automatisch corrigeren of vervangen van woorden of afkortingen in uw document.
24 cui%2Fui%2Facorreplacepage%2Ftabview 1a7 Geeft de items weer voor het automatisch vervangen van woorden en afkortingen terwijl u typt. Wanneer u een item wilt toevoegen, voert u in de vakjes Vervangen en door: tekst in en klikt u vervolgens op Nieuw. Wilt u een item bewerken, dan selecteert u het, wijzigt u de tekst in het vakje door: en klikt u vervolgens op Vervangen. Wanneer u een item wilt verwijderen, selecteert u het en klikt u vervolgens op Verwijderen.
25 cui%2Fui%2Facorreplacepage%2Forigtext 262 Geef het woord of de afkorting, die u wilt vervangen terwijl u typt, in. Jokertekens .* aan het einde van een woord resulteren in de vervanging van het woord vóór willekeurige achtervoegsels. Jokertekens .* vóór een woord resulteren in de vervanging ná willekeurige voorvoegsels. Bijvoorbeeld, de lettergroep "i18e.*" met de vervangingstekst "internationalisatie" zal "i18es" vinden en vervangen door "internationalisaties" of de lettergroep ".*..." met de vervangingstekst "..." zal drie puntjes in "woord..." vervangen door de typografisch correct voorgevormde Unicode horizontale ellipsis ("woord...").
24 cui%2Fui%2Facorreplacepage%2Fnewtext 110 Voer de vervangende tekst, afbeelding, het vervangende frame of OLE-object in waarmee u de tekst in het vakje Vervangen wilt vervangen. Als u tekst, een afbeelding, een frame of een OLE-object in uw document hebt geselecteerd, is de relevante informatie hier al ingevoerd.
26 cui%2Fui%2Facorexceptpage%2Fautodouble 15b Voegt afkortingen of woorden die met twee hoofdletters beginnen automatisch aan de bijbehorende lijst met uitzonderingen toe. Deze functie werkt alleen als de optie TWee hoofdletters aan WOordbegin corrigeren of de optie HoofdlettersElke zin met een hoofdletter beginnen is geselecteerd in de kolom [I] op het tabblad Opties in dit dialoogvenster.
22 cui%2Fui%2Facorexceptpage%2Fdouble f3 Typ de woorden of afkortingen die met twee hoofdletters beginnen en waarvan u de twee hoofdletters in $[officename] niet wilt wijzigen in één hoofdletter. Voer bijvoorbeeld PC in om te voorkomen dat PC in $[officename] wordt gewijzigd in Pc.
2a cui%2Fui%2Facorexceptpage%2FAcorExceptPage 6d Geef de afkortingen of lettercombinaties op die niet automatisch moeten worden gecorrigeerd in $[officename].
23 cui%2Fui%2Fautocorrectdialog%2Flang 46 Selecteer de taal waarvoor u vervangingsregels wilt maken of bewerken.
25 cui%2Fui%2Facorexceptpage%2Fnewdouble 3b Voegt het huidige item aan de lijst met uitzonderingen toe.
26 cui%2Fui%2Facorexceptpage%2Fabbrevlist 43 Geeft de afkortingen weer die niet automatisch worden gecorrigeerd.
26 cui%2Fui%2Facorexceptpage%2Fdoublelist c1 Geeft de woorden of afkortingen weer die met twee hoofdletters beginnen en niet automatisch worden gecorrigeerd. Alle woorden die met twee hoofdletters beginnen, worden in het veld weergegeven.
22 cui%2Fui%2Facorexceptpage%2Fabbrev e8 Typ een afkorting gevolgd door een punt en klik vervolgens op Nieuw. Hiermee voorkomt u dat in $[officename] de eerste letter van het woord na de punt aan het einde van de afkorting automatisch door een hoofdletter wordt geschreven.
2d cui%2Fui%2Fapplylocalizedpage%2Fdefaultsingle 37 Herstelt de aanhalingstekens naar de standaardsymbolen.
29 cui%2Fui%2Fapplylocalizedpage%2Fenddouble 95 Selecteer het speciale teken dat automatisch het aanhalingsteken sluiten in het document vervangt wanneer u Opmaak - AutoCorrectie - Toepassen kiest.
32 cui%2Fui%2Fapplylocalizedpage%2FApplyLocalizedPage 6e Selecteer of u de vervangingen wilt toepassen tijdens invoer [T], of als u bestaande tekst daarna bewerkt [N].
24 cui%2Fui%2Fapplylocalizedpage%2Flist 6e Selecteer of u de vervangingen wilt toepassen tijdens invoer [T], of als u bestaande tekst daarna bewerkt [N].
2b cui%2Fui%2Fapplylocalizedpage%2Fstartsingle 93 Selecteer het speciale teken dat automatisch het aanhalingsteken openen in het document vervangt wanneer u Opmaak- AutoCorrectie - Toepassen kiest.
29 cui%2Fui%2Fapplylocalizedpage%2Fchecklist 6e Selecteer of u de vervangingen wilt toepassen tijdens invoer [T], of als u bestaande tekst daarna bewerkt [N].
2d cui%2Fui%2Fapplylocalizedpage%2Fdoublereplace 70 Vervangt automatisch het standaardsysteemsymbool voor enkele aanhalingstekens door het opgegeven speciale teken.
17 HID_LINGU_WORD_LANGUAGE 6d Wijzigt de taalinstellingen voor het gemarkeerde woord, als het woord in een ander woordenboek werd gevonden.
12 HID_LINGU_AUTOCORR b7 Klik op een woord in de lijst om het gemarkeerde woord altijd te vervagen. Het woordenpaar wordt opgeslagen in de vervangingstabel onder Extra - Opties voor AutoCorrectie - Vervangen.
11 HID_LINGU_REPLACE 82 Klik op het woord dat het geaccentueerde woord moet vervangen. Gebruik het contextmenu van AutoCorrectie voor permanent vervangen.
16 HID_LINGU_SPELLING_DLG 2a Opent het dialoogvenster Spellingcontrole.
15 HID_LINGU_IGNORE_WORD 54 Negeert alle gevallen waarin het gemarkeerde woord voorkomt in het huidige document.
17 HID_LINGU_PARA_LANGUAGE 7f Wijzigt de taalinstelling voor de alinea die het gemarkeerde woord bevat, als het woord werd gevonden in een ander woordenboek.
12 HID_LINGU_ADD_WORD 3f Voegt het gemarkeerde woord toe aan een gebruikerswoordenlijst.
26 cui%2Fui%2Fwordcompletionpage%2Fdelete 4e Verwijdert een of meer geselecteerde woorden uit de lijst voor woordinvulling.
2a cui%2Fui%2Fwordcompletionpage%2Fmaxentries 5d Voer het maximum aantal woorden in dat mag worden opgeslagen in de lijst voor woordinvulling.
2b cui%2Fui%2Fwordcompletionpage%2Fwhenclosing 115 Indien ingeschakeld wordt de lijst geschoond bij het sluiten van het huidige document. Indien uitgeschakeld maakt het de huidige lijst Woordinvulling beschikbaar voor andere documenten als u het huidige document sluit. De lijst blijft beschikbaar totdat u %PRODUCTNAME afsluit.
29 cui%2Fui%2Fwordcompletionpage%2Fshowastip 2c Geeft het ingevulde woord weer als Help-tip.
2a cui%2Fui%2Fwordcompletionpage%2Fminwordlen 72 Voer de minimumwoordlengte in voor woorden zodat het woord in aanmerking komt voor de functie voor woordinvulling.
32 cui%2Fui%2Fwordcompletionpage%2Fenablewordcomplete b1 Slaat veelgebruikte woorden op en vult een woord automatisch in nadat de eerste drie letters zijn ingevoerd die overeenkomen met de eerste drie letters van een opgeslagen woord.
2b cui%2Fui%2Fwordcompletionpage%2Fappendspace 63 Als u geen punt aan het einde van het woord toevoegt, wordt in $[officename] een spatie toegevoegd.
27 cui%2Fui%2Fwordcompletionpage%2Fentries 103 Somt de verzamelde woorden op. De lijst is geldig totdat u het huidige document sluit. Als u de lijst ook in andere documenten in de huidige sessie wilt gebruiken, schakelt u "Verwijder de verzamelde woorden uit de lijst bij het sluiten van een document" uit.
2a cui%2Fui%2Fwordcompletionpage%2Facceptwith 58 Selecteer de toets die u wilt gebruiken om de automatische woordinvulling te accepteren.
2c cui%2Fui%2Fwordcompletionpage%2Fcollectwords b6 Voegt de veelgebruikte woorden aan een lijst toe. Als u een woord uit de lijst voor woordinvulling wilt verwijderen, selecteert u het woord en klikt u vervolgens op Item verwijderen.
2b cui%2Fui%2Fsmarttagoptionspage%2Fproperties 9d Selecteer de naam van het Actielabel om een Actielabel te configureren, klik vervolgens op Eigenschappen. Niet alle Actielabels kunnen worden geconfigureerd.
25 cui%2Fui%2Fsmarttagoptionspage%2Fmain 51 Schakel Actielabels in om deze te evalueren en weer te geven in uw tekstdocument.
34 cui%2Fui%2Fsmarttagoptionspage%2FSmartTagOptionsPage 55 Nadat u tenminste één Actielabel hebt geïnstalleerd, ziet u de Actielabels-pagina.
d HID_NUM_RESET 46 Verwijdert de nummering of opsommingstekens uit de huidige alinea('s).
1e .uno%3ABulletsAndNumberingDial 85 Voegt nummering of opsommingstekens toe aan de huidige alinea en u kunt hier de opmaak van de nummering of opsommingstekens wijzigen.
24 cui%2Fui%2Fpickbulletpage%2Fvalueset 45 Klik op het opmaakprofiel voor opsommingstekens dat u wilt gebruiken.
2a cui%2Fui%2Fpickbulletpage%2FPickBulletPage 59 Toont de verschillende opmaakprofielen voor opsommingstekens die kunnen worden toegepast.
27 cui%2Fui%2Fpicknumberingpage%2Fvalueset 3e Klik op het opmaakprofiel voor nummering dat u wilt gebruiken.
30 cui%2Fui%2Fpicknumberingpage%2FPickNumberingPage 52 Toont de verschillende opmaakprofielen voor nummering die kunnen worden toegepast.
25 cui%2Fui%2Fpickoutlinepage%2Fvalueset 40 Klik op het opmaakprofiel voor overzichten dat u wilt gebruiken.
2c cui%2Fui%2Fpickoutlinepage%2FPickOutlinePage c0 Toont de verschillende opmaakprofielen die kunnen worden toegepast op een hiërarchische lijst. $[officename] biedt ondersteuning voor maximaal negen overzichtsniveaus in een lijsthiërarchie.
25 cui%2Fui%2Fpickgraphicpage%2Fvalueset 42 Klik op de afbeeldingen die u wilt gebruiken als opsommingstekens.
29 cui%2Fui%2Fpickgraphicpage%2Flinkgraphics 8e Indien ingeschakeld worden de afbeeldingen ingevoegd als koppelingen. Indien niet ingeschakeld worden de afbeeldingen ingebed in het document.
2c cui%2Fui%2Fpickgraphicpage%2FPickGraphicPage 70 Geeft de verschillende afbeeldingen weer die u kunt gebruiken als opsommingstekens in een lijst met opsommingen.
29 cui%2Fui%2Fnumberingoptionspage%2Fallsame 47 Verhoogt de nummering met één, per lager niveau in de lijststructuur.
2a cui%2Fui%2Fnumberingoptionspage%2Forientlb 31 Selecteer de uitlijningsoptie voor de afbeelding.
2b cui%2Fui%2Fnumberingoptionspage%2Fkeepratio 38 Behoudt de proporties van de grootte voor de afbeelding.
2a cui%2Fui%2Fnumberingoptionspage%2Fheightmf 26 Voer een hoogte voor de afbeelding in.
28 cui%2Fui%2Fnumberingoptionspage%2Fsuffix bd Voer de tekst in die achter het getal in de lijst moet worden weergegeven. Als u een genummerde lijst wilt maken waarvoor het opmaakprofiel "1.)" wordt gebruikt, voert u ".)" in dit vak in.
28 cui%2Fui%2Fnumberingoptionspage%2Fprefix 4a Voer de tekst in die vóór het getal in de lijst moet worden weergegeven.
29 cui%2Fui%2Fnumberingoptionspage%2Flevellb 41 Selecteer de niveaus waarvoor u de opmaakopties wilt definiëren.
2b cui%2Fui%2Fnumberingoptionspage%2Fcharstyle 4d Selecteer het tekenopmaakprofiel dat u wilt gebruiken in de genummerde lijst.
2a cui%2Fui%2Fnumberingoptionspage%2Fnumfmtlb 44 Selecteer een nummeringsopmaakprofiel voor de geselecteerde niveaus.
2b cui%2Fui%2Fnumberingoptionspage%2Fsublevels 10d Voer het aantal eerdere niveaus in dat u in het opmaakprofiel voor de nummering wilt opnemen. Als u bijvoorbeeld "2" invoert en voor het eerdere niveau het opmaakprofiel "A, B, C..." gebruikt, wordt het volgende nummeringsschema voor het huidige niveau gebruikt: "A.1".
28 cui%2Fui%2Fnumberingoptionspage%2Fbitmap 60 Selecteer de afbeelding of zoek het afbeeldingsbestand dat u als opsommingsteken wilt gebruiken.
29 cui%2Fui%2Fnumberingoptionspage%2Fwidthmf 27 Voer een breedte voor de afbeelding in.
29 cui%2Fui%2Fnumberingoptionspage%2Fstartat 37 Een nieuw beginnummer voor het huidige niveau invoeren.
28 cui%2Fui%2Fnumberingoptionspage%2Fbullet 5d Opent het dialoogvenster Speciale tekens, waarin een opsommingsteken kan worden geselecteerd.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinepositionpage%2Findentatmf 7b Voer de ruimte in die tussen de linkerkant van het nummeringssymbool en de linkerkant van de tekst moet worden weergegeven.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinepositionpage%2Fstandard 52 Stelt de waarden voor de inspringing en afstand opnieuw in op de standaardwaarden.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinepositionpage%2Frelative 57 Laat het huidige niveau relatief aan het vorige niveau in de lijststructuur inspringen.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinepositionpage%2Fnumdistmf 83 Voer de minimumruimte in die tussen de rechterkant van het nummeringssymbool en de linkerkant van de tekst moet worden weergegeven.
2e cui%2Fui%2Fnumberingpositionpage%2Falignedatmf 61 Voer de afstand vanaf de linker paginamarge in waarop het nummeringsteken moet worden uitgelijnd.
2d cui%2Fui%2Fnumberingpositionpage%2Findentatmf 87 Voer de afstand in vanaf de linker paginamarge tot aan het begin van alle regels in de genummerde alinea die volgen op de eerste regel.
32 cui%2Fui%2Fnumberingpositionpage%2Fnumfollowedbylb 58 Selecteer het element dat moet volgen na de nummering: een tabstop, een spatie of niets.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinepositionpage%2Flevellb 29 Selecteer de niveaus die u wilt wijzigen.
27 cui%2Fui%2Fnumberingpositionpage%2Fatmf 83 Als u een tabstop selecteert om op de nummering te volgen, kunt u een niet-negatieve waarde invoeren als de positie van de tabstop.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Foutlinepositionpage%2Fnumalignlb 146 Stelt de uitlijning van de nummeringstekens in. Selecteer "Links" om het nummeringsteken direct te laten beginnen op de positie "Uitgelijnd op". Selecteer "Rechts" om de uitlijning van het teken te stoppen direct voor de positie "Uitgelijnd op". Selecteer "Gecentreerd" om het teken op de positie "Uitgelijnd op" te centreren.
a 1241731592 39 U wordt gevraagd het geselecteerde script te verwijderen.
a 1241731591 5a Opent een dialoogvenster waarin de naam van het geselecteerde script kan worden gewijzigd.
a 1241731590 3a Opent de standaard-scripteditor voor uw besturingssysteem.
a 1241731589 17 Maakt een nieuw script.
a 1241731587 4d Selecteer een script in de lijst en klik op 'Uitvoeren' om het uit te voeren.
2a modules%2FBasicIDE%2Fui%2Flibpage%2Fimport 6f Zoek de $[officename] Basic-bibliotheek die u aan de huidige lijst wilt toevoegen en klik vervolgens op Openen.
36 modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fbasicmacrodialog%2Fnewmodule 31 Slaat de opgenomen macro op in een nieuwe module.
30 modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fdialogpage%2Fnewdialog 32 Opent de editor en maakt een nieuw dialoogvenster.
33 modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fbasicmacrodialog%2Fdelete 41 Maakt een nieuwe macro aan, of verwijderd de geselecteerde macro.
35 modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fbasicmacrodialog%2Forganize 34 Zorgt dat u modules of dialoogvensters kunt beheren.
30 modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fbasicmacrodialog%2Frun 2c Voert de huidige macro uit, of slaat hem op.
36 modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fbasicmacrodialog%2Flibraries bd Geeft de bibliotheken en modules weer waar u uw macro's kunt openen of opslaan. Wilt u een macro met een bepaald document opslaan, dan opent u het document en vervolgens dit dialoogvenster.
12 .uno%3AMacroDialog 2f Opent een dialoogvenster om macro's te beheren.
2b modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fmodulepage%2Fedit 50 Opent de geselecteerde macro of het geselecteerde dialoogvenster voor bewerking.
3a modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fbasicmacrodialog%2Fmacronameedit 83 Geeft de naam van de geselecteerde macro weer. Als u een macro wilt maken of de naam ervan wilt wijzigen, voert u hier een naam in.
2b modules%2FBasicIDE%2Fui%2Flibpage%2Flibrary 59 Geeft de bestaande macrobibliotheken weer voor de huidige locatie en geopende documenten.
33 modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fbasicmacrodialog%2Fassign 87 Opent het dialoogvenster Aanpassen, waar u de geselecteerde macro aan een menuopdracht, een werkbalk of een gebeurtenis kunt toewijzen.
31 modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fbasicmacrodialog%2Fedit 69 Start de $[officename] Basic-editor en opent de geselecteerde macro of het dialoogvenster voor bewerking.
37 modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fbasicmacrodialog%2Fnewlibrary 36 Slaat de opgenomen macro op in een nieuwe bibliotheek.
33 modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fbasicmacrodialog%2Fmacros 5c Toont de macro's die zijn opgenomen in de module die is geselecteerd in de lijst Macro uit .
12 CUI_HID_SCRIPTSBOX 92 Selecteer een macro of script in 'user', 'share' of een geopend document. Dubbelklik op een item om de beschikbare macro's of scripts te bekijken.
30 modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fmodulepage%2Fnewmodule 2b Opent de editor en maakt een nieuwe module.
2d modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fdialogpage%2Fdelete 63 Stelt u in staat de macrobibliotheken voor de huidige toepassing en geopende documenten te beheren.
2c modules%2FBasicIDE%2Fui%2Flibpage%2Flocation 58 Selecteer de toepassing of het document met de macrobibliotheken die u wilt organiseren.
28 modules%2FBasicIDE%2Fui%2Flibpage%2Fedit 57 Opent de $[officename] BASIC-editor zodat u de geselecteerde bibliotheek kunt wijzigen.
2e modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fmodulepage%2Flibrary 2e Toont de bestaande macro's en dialoogvensters.
2c modules%2FBasicIDE%2Fui%2Flibpage%2Fpassword 56 Hiermee kunt u het wachtwoord voor de geselecteerde bibliotheek toewijzen of wijzigen.
27 modules%2FBasicIDE%2Fui%2Flibpage%2Fnew 1d Maakt een nieuwe bibliotheek.
35 modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fnewlibdialog%2FNewLibDialog 21 Voer een naam voor het script in.
15 .uno%3AMacroSignature 8f Voegt digitale handtekeningen toe aan uw macro's of verwijdert ze daaruit. U kunt ook het dialoogvenster gebruiken om certificaten te bekijken.
27 .uno%3AMacroOrganizer%3FTabId%3Ashort=1 38 Opent het tabblad Dialoogvensters van 'Macro's beheren'.
f .uno%3ARunMacro 39 Opent een dialoogvenster waarin u een macro kunt starten.
14 .uno%3AStopRecording 20 Stopt het opnemen van een macro.
14 .uno%3AMacroRecorder 1a Neemt een nieuwe macro op.
24 svx%2Fui%2Fpasswd%2FconfirmpassEntry 48 Voer het nieuwe wachtwoord voor de geselecteerde bibliotheek opnieuw in.
20 svx%2Fui%2Fpasswd%2FnewpassEntry 3f Voer een nieuw wachtwoord voor de geselecteerde bibliotheek in.
20 svx%2Fui%2Fpasswd%2FoldpassEntry 41 Voer het huidige wachtwoord voor de geselecteerde bibliotheek in.
22 svx%2Fui%2Fpasswd%2FPasswordDialog 3a Beschermt de geselecteerde bibliotheek met een wachtwoord.
44 .uno%3AScriptOrganizer%3FScriptOrganizer.Language%3Astring=BeanShell 37 Opent een dialoogvenster waarin u scripts kunt beheren.
45 .uno%3AScriptOrganizer%3FScriptOrganizer.Language%3Astring=JavaScript 37 Opent een dialoogvenster waarin u scripts kunt beheren.
16 .uno%3AScriptOrganizer 60 Opent een submenu met koppelingen naar dialoogvensters waarin u macro's en scripts kunt beheren.
33 modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fimportlibdialog%2Freplace 5d Hiermee wordt een bibliotheek die dezelfde naam heeft, door de huidige bibliotheek vervangen.
2f modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fimportlibdialog%2Fref 90 Voegt de geselecteerde bibliotheek als een alleen-lezen bestand toe. Telkens wanneer u %PRODUCTNAME start, wordt de bibliotheek opnieuw geladen.
3b modules%2FBasicIDE%2Fui%2Fimportlibdialog%2FImportLibDialog 78 Voer een naam in of het pad naar de bibliotheek die u wilt toevoegen. U kunt ook een bibliotheek in de lijst selecteren.
12 .uno%3ALoadToolBox 63 Past menu's, sneltoetsen, werkbalken en macrotoewijzingen van $[officename] aan gebeurtenissen aan.
22 cui%2Fui%2Fmenuassignpage%2Fsavein 53 Selecteer de toepassing of het geopende document waaraan u het menu wilt toevoegen.
20 cui%2Fui%2Fmenuassignpage%2Fdown 36 Verplaatst het geselecteerde item één plaats omlaag.
24 cui%2Fui%2Fmenuassignpage%2Fmenuedit 2d Opent een submenu met aanvullende opdrachten.
2a cui%2Fui%2Fmenuassignpage%2Ftoplevelbutton 7c Opent het dialoogvenster Nieuw menu. Hier kunt u de naam van een nieuw menu invoeren en de locatie voor het menu selecteren.
28 cui%2Fui%2Fmenuassignpage%2Ftoplevellist 32 Selecteer het menu en submenu die u wilt bewerken.
2a cui%2Fui%2Fmenuassignpage%2FMenuAssignPage 86 Past de huidige menu-layouts aan en slaat deze op. Daarnaast kunnen nieuwe menu's worden gemaakt. U kunt contextmenu's niet aanpassen.
23 cui%2Fui%2Fmenuassignpage%2Fentries 82 Geeft een lijst met beschikbare menu-opdrachten voor het geselecteerde menu in de huidige toepassing of het huidige document weer.
22 cui%2Fui%2Fmenuassignpage%2Fmodify 2a Opent een menu dat extra opdrachten bevat.
2b cui%2Fui%2Fmacroselectordialog%2Fcategories 63 Selecteer een opdracht en klik op Toevoegen of sleep de opdracht naar het dialoogvenster Aanpassen.
1f cui%2Fui%2Fmenuassignpage%2Fadd 92 Opent het dialoogvenster Opdrachten toevoegen. Selecteer een opdracht en klik op Toevoegen of sleep de opdracht naar het dialoogvenster Aanpassen.
1e cui%2Fui%2Fmenuassignpage%2Fup 36 Verplaatst het geselecteerde item één plaats omhoog.
29 cui%2Fui%2Fmacroselectordialog%2Fcommands 63 Selecteer een opdracht en klik op Toevoegen of sleep de opdracht naar het dialoogvenster Aanpassen.
2f cui%3AEdit%3AMD_MENU_ORGANISER%3AEDIT_MENU_NAME 7e Voer een naam voor het menu in. Als u een letter in de naam als sneltoets wilt opgeven, typt u een tilde (~) vóór de letter.
24 cui%2Fui%2Fmovemenu%2FMoveMenuDialog 70 Verplaatst de geselecteerde menuoptie één plaats omhoog of omlaag in het menu wanneer u op een pijlknop klikt.
22 cui%2Fui%2Faccelconfigpage%2Freset 3c Gewijzigde waarden opnieuw instellen op de standaardwaarden.
26 cui%2Fui%2Faccelconfigpage%2Fshortcuts e7 Geeft de sneltoetsen en de bijbehorende opdrachten weer. Wanneer u de sneltoets voor de opdracht die in de lijst Functie is geselecteerd, wilt toewijzen of wijzigen, klikt u op een sneltoets in deze lijst en vervolgens op Wijzigen.
21 cui%2Fui%2Faccelconfigpage%2Fsave 51 Slaat de huidige configuratie van de sneltoets op, zodat u deze later kunt laden.
23 cui%2Fui%2Faccelconfigpage%2Fmodule 43 Geeft de sneltoetsen voor de huidige $[officename]-toepassing weer.
23 cui%2Fui%2Faccelconfigpage%2Fdelete 48 De geselecteerde elementen verwijderen zonder een bevestiging te vragen.
23 cui%2Fui%2Faccelconfigpage%2Foffice 4c Geeft de sneltoetsen weer die bij alle $[officename]-toepassingen voorkomen.
2c cui%2Fui%2Faccelconfigpage%2FAccelConfigPage 74 Wijst de sneltoetsen voor opdrachten of $[officename] commando's of $[officename] Basic-macro's toe of bewerkt deze.
23 cui%2Fui%2Faccelconfigpage%2Fchange 84 Wijst de toetsencombinatie die in de lijst Sneltoetsen is geselecteerd, toe aan de opdracht die in de lijst Functie is geselecteerd.
25 cui%2Fui%2Faccelconfigpage%2Fcategory 8d Geeft de beschikbare functiecategorieën weer. Wanneer u sneltoetsen op opmaakprofielen wilt toepassen, opent u de categorie Opmaakprofielen.
25 cui%2Fui%2Faccelconfigpage%2Ffunction f4 Selecteer een functie waaraan u een sneltoets wilt toewijzen, klik op een toetsencombinatie in de lijst Sneltoetsen en klik vervolgens op Wijzigen. Als de geselecteerde functie al een sneltoets heeft, wordt deze in de lijst Toetsen weergegeven.
21 cui%2Fui%2Faccelconfigpage%2Fkeys 4b Geeft de sneltoetsen weer die aan de geselecteerde functie zijn toegewezen.
21 cui%2Fui%2Faccelconfigpage%2Fload 52 Vervangt de configuratie van de sneltoets door een eerder opgeslagen configuratie.
13 CUI_HID_SVX_SAVE_IN 43 Selecteer de locatie voor het laden en opslaan van de configuratie.
1c CUI_HID_SVX_NEW_TOOLBAR_ITEM 92 Opent het dialoogvenster Opdrachten toevoegen. Selecteer een opdracht en klik op Toevoegen of sleep de opdracht naar het dialoogvenster Aanpassen.
17 CUI_HID_SVX_NEW_TOOLBAR 8b Opent het dialoogvenster Naam, waarin u de naam van een nieuwe werkbalk kunt invoeren en de locatie van de nieuwe werkbalk kunt selecteren.
1f CUI_HID_SVX_MODIFY_TOOLBAR_ITEM 28 Via de knop Wijzigen opent u een submenu
1b CUI_HID_SVX_UP_TOOLBAR_ITEM 39 Verplaatst het geselecteerde item naar boven in de lijst.
1a CUI_HID_SVX_MODIFY_TOOLBAR 28 Via de knop Werkbalk opent u een submenu
1d CUI_HID_SVX_DOWN_TOOLBAR_ITEM 3b Verplaatst het geselecteerde item naar beneden in de lijst.
2c cui%2Fui%2Ficonselectordialog%2FdeleteButton 84 Klik om het geselecteerde pictogram uit de lijst te verwijderen. Alleen gebruikergedefineerde pictogrammen kunnen worden verwijderd.
2c cui%2Fui%2Ficonselectordialog%2FimportButton d9 Voegt nieuwe pictogrammen toe aan de lijst met pictogrammen. U ziet een dialoogvenster om bestanden te openen dat de geselecteerde pictogram of pictogrammen importeert in de bestaande pictogrammenmap van %PRODUCTNAME.
2c cui%2Fui%2Ficonselectordialog%2FIconSelector d9 Voegt nieuwe pictogrammen toe aan de lijst met pictogrammen. U ziet een dialoogvenster om bestanden te openen dat de geselecteerde pictogram of pictogrammen importeert in de bestaande pictogrammenmap van %PRODUCTNAME.
2f SFX2%3APUSHBUTTON%3ATP_CONFIG_EVENT%3APB_DELETE 40 Verwijdert de macrotoewijzing voor de geselecteerde gebeurtenis.
12 .uno%3ATableEvents 8a Wijst macro's aan programmagebeurtenissen toe. De toegewezen macro wordt telkens uitgevoerd wanneer de geselecteerde gebeurtenis optreedt.
2c cui%2Fui%2Fmacroassignpage%2FMacroAssignPage 8a Wijst macro's aan programmagebeurtenissen toe. De toegewezen macro wordt telkens uitgevoerd wanneer de geselecteerde gebeurtenis optreedt.
9 705547787 66 Geef eerst op waar u de gebeurteniskoppeling wilt opslaan: in het huidige document of in %PRODUCTNAME.
2f SFX2%3APUSHBUTTON%3ATP_CONFIG_EVENT%3APB_ASSIGN 51 Opent de Macrokiezer om een macro aan de geselecteerde gebeurtenis toe te wijzen.
5 40000 e5 De grote keuzelijst bevat de gebeurtenissen en de toegewezen macro’s. Nadat u de locatie hebt geselecteerd in de keuzelijst Opslaan in, selecteert u een gebeurtenis in de grote keuzelijst. Vervolgens klikt u op Macro toewijzen.
27 filter%2Fui%2Fxmlfiltersettings%2Fclose 19 Sluit het dialoogvenster.
28 filter%2Fui%2Fxmlfiltersettings%2Fdelete 60 Verwijdert het geselecteerde bestand nadat u het dialoogvenster dat hierop volgt hebt bevestigd.
26 filter%2Fui%2Fxmlfiltersettings%2Ftest 43 Opent een dialoogvenster met de naam van het geselecteerde bestand.
26 filter%2Fui%2Fxmlfiltersettings%2Fhelp 2d Toont de help pagina voor dit dialoogvenster.
26 filter%2Fui%2Fxmlfiltersettings%2Fopen 60 Geeft het dialoogvenster Openen weer, om een filter uit een XSLT-filterpakket (*.jar) te openen.
1c .uno%3AOpenXMLFilterSettings 9b Opent het dialoogvenster XML-filterinstellingen, waarin u filters kunt maken, bewerken, verwijderen en testen om XML-bestanden te importeren en exporteren.
26 filter%2Fui%2Fxmlfiltersettings%2Fsave 75 Geeft het dialoogvenster Opslaan als weer om het geselecteerde bestand als een XSLT filterpakket (*.jar) op te slaan.
2c filter%2Fui%2Fxmlfiltersettings%2Ffilterlist 41 Selecteer één of meer filters, klik dan op één vn de knoppen.
26 filter%2Fui%2Fxmlfiltersettings%2Fedit 43 Opent een dialoogvenster met de naam van het geselecteerde bestand.
25 filter%2Fui%2Fxmlfiltersettings%2Fnew 3b Opent een dialoogvenster met de naam van een nieuwe filter.
33 filter%2Fui%2Fxmlfiltertabpagegeneral%2Fdescription 22 Voer een opmerking in (optioneel).
3f filter%2Fui%2Fxmlfiltertabpagegeneral%2FXmlFilterTabPageGeneral 3f Voer algemene informatie voor een XML-filter in of bewerk deze.
32 filter%2Fui%2Fxmlfiltertabpagegeneral%2Ffiltername 3c Selecteer de toepassing die u met het filter wilt gebruiken.
31 filter%2Fui%2Fxmlfiltertabpagegeneral%2Fextension cd Voer de bestandsextensie in die u wilt gebruiken wanneer u een bestand opent zonder een filter te specificeren. $[officename] gebruikt de bestandsextensie om te bepalen welk filter er gebruikt moet worden.
35 filter%2Fui%2Fxmlfiltertabpagegeneral%2Finterfacename 61 Voer de naam in die weergegeven moet worden in het vakje Bestandstype in bestandsdialoogvensters.
39 filter%2Fui%2Fxmlfiltertabpagetransformation%2Fxsltimport 75 Als dit een importfilter is, voert u de bestandsnaam in van het XSLT-opmaakmodel dat u voor de import wilt gebruiken.
39 filter%2Fui%2Fxmlfiltertabpagetransformation%2Fxsltexport 75 Als dit een exportfilter is, voert u de bestandsnaam in van het XSLT-opmaakmodel dat u voor de export wilt gebruiken.
39 filter%2Fui%2Fxmlfiltertabpagetransformation%2Ftempimport 8f Voer de naam in van de sjabloon die u voor de import wilt gebruiken. In de sjabloon zijn de stijlen voor de weergave van XML-tags gedefinieerd.
32 filter%2Fui%2Fxmlfiltertabpagetransformation%2Fdoc 33 Voer de waarde voor DOCTYPE in van het XML-bestand.
4d filter%2Fui%2Fxmlfiltertabpagetransformation%2FXmlFilterTabPageTransformation 38 Typ of bewerk de bestandsinformatie voor een XML-filter.
39 filter%2Fui%2Fxmlfiltertabpagetransformation%2Fbrowsetemp 2f Opent het dialoogvenster voor bestandsselectie.
21 HID_XML_FILTER_TEST_IMPORT_RECENT 55 Maakt het document dat als laatste met dit dialoogvenster werd geopend, opnieuw open.
21 HID_XML_FILTER_TEST_IMPORT_BROWSE 84 Opent het dialoogvenster voor bestandsselectie. Het geselecteerde bestand wordt geopend met behulp van het huidige XML-importfilter.
2b FILTER_HID_XML_FILTER_TEST_EXPORT_XSLT_FILE 58 Toont de bestandsnaam van het XSLT-filter dat is ingevoerd op het tabblad Transformatie.
21 HID_XML_FILTER_TEST_EXPORT_BROWSE a9 Zoek het bestand waarop u het XML-exportfilter wilt toepassen. De XML-code van het getransformeerde bestand wordt weergegeven in het venster van uw standaard XML editor.
29 HID_XML_FILTER_TEST_IMPORT_DISPLAY_SOURCE 68 Hiermee opent u de XML-bron van het geselecteerde document in uw standaard XML-editor na het importeren.
22 HID_XML_FILTER_TEST_EXPORT_CURRENT 54 Toont de bestandsnaam van de sjabloon die is ingevoerd op het tabblad Transformatie.
1c HID_XML_SOURCE_FILE_VALIDATE 36 Valideert de inhoud van het venster XML-filteruitvoer.
1c HID_XML_FILTER_OUTPUT_WINDOW 2b Toont de testresultaten van een XML-filter.
1e HID_HANGULDLG_BUTTON_IGNOREALL 98 Er worden geen wijzigingen aangebracht in de huidige selectie en telkens wanneer dezelfde selectie wordt aangetroffen, wordt deze automatisch genegeerd.
1b HID_HANGULDLG_BUTTON_CHANGE 6a Vervangt de selectie, volgens de opmaakopties, door de voorgestelde tekens of door het voorgestelde woord.
1b HID_HANGULDLG_BUTTON_IGNORE 7d Er worden geen wijzigingen aangebracht in de huidige selectie. Het volgende woord of teken wordt geselecteerd voor conversie.
36 cui%2Fui%2Fhangulhanjaoptdialog%2FHangulHanjaOptDialog 2d Opent het dialoogvenster Hangul/Hanja-opties.
34 SVX_CHECKBOX_RID_SVX_MDLG_HANGULHANJA_CB_HANGUL_ONLY 5d Schakel dit selectievakje in om alleen Hangul te converteren. Hanja wordt niet geconverteerd.
33 SVX_CHECKBOX_RID_SVX_MDLG_HANGULHANJA_CB_HANJA_ONLY 5d Schakel dit selectievakje in om alleen Hanja te converteren. Hangul wordt niet geconverteerd.
3e SVX_RADIOBUTTON_RID_SVX_MDLG_HANGULHANJA_RB_HANJA_HANGUL_ABOVE 4e Het Hangul-gedeelte wordt als Ruby-tekst boven het Hanja-gedeelte weergegeven.
1e HID_HANGULDLG_BUTTON_CHANGEALL c2 Vervangt de selectie, volgens de opmaakopties, door de voorgestelde tekens of door het voorgestelde woord. Telkens wanneer dezelfde selectie wordt aangetroffen, wordt deze automatisch vervangen.
2f SVX_PUSHBUTTON_RID_SVX_MDLG_HANGULHANJA_PB_FIND 5c Zoekt de Hangul-invoer in de woordenlijst en vervangt deze door de bijbehorende Hanja-tekst.
1a HID_HANGULDLG_BUTTON_CLOSE 19 Sluit het dialoogvenster.
14 HID_SPELLDLG_SETWORD 1f Geeft de huidige selectie weer.
1a HID_HANGULDLG_EDIT_NEWWORD 3c Toont de eerste voorgestelde vervanging uit de woordenlijst.
1c .uno%3AHangulHanjaConversion 62 Converteert de geselecteerde Koreaanse tekst vanuit Hangul naar Hanja of vanuit Hanja naar Hangul.
3e SVX_RADIOBUTTON_RID_SVX_MDLG_HANGULHANJA_RB_HANGUL_HANJA_BELOW 4e Het Hanja-gedeelte wordt als Ruby-tekst onder het Hangul-gedeelte weergegeven.
3d SVX_CHECKBOX_RID_SVX_MDLG_HANGULHANJA_CB_REPLACE_BY_CHARACTER 9e Schakel dit selectievakje in als u per teken door de geselecteerde tekst wilt gaan. Als dit selectievakje niet is geselecteerd, worden hele woorden vervangen.
33 SVX_LISTBOX_RID_SVX_MDLG_HANGULHANJA_LB_SUGGESTIONS 3c Geeft alle beschikbare vervangingen in de woordenlijst weer.
42 SVX_RADIOBUTTON_RID_SVX_MDLG_HANGULHANJA_RB_HANJA_HANGUL_BRACKETED 4d Het Hangul-gedeelte wordt tussen haakjes weergeven achter het Hanja-gedeelte.
3d SVX_RADIOBUTTON_RID_SVX_MDLG_HANGULHANJA_RB_SIMPLE_CONVERSION 47 De oorspronkelijke tekens worden vervangen door de voorgestelde tekens.
42 SVX_RADIOBUTTON_RID_SVX_MDLG_HANGULHANJA_RB_HANGUL_HANJA_BRACKETED 4d Het Hanja-gedeelte wordt tussen haakjes weergeven achter het Hangul-gedeelte.
3e SVX_RADIOBUTTON_RID_SVX_MDLG_HANGULHANJA_RB_HANJA_HANGUL_BELOW 4e Het Hangul-gedeelte wordt als Ruby-tekst onder het Hanja-gedeelte weergegeven.
3e SVX_RADIOBUTTON_RID_SVX_MDLG_HANGULHANJA_RB_HANGUL_HANJA_ABOVE 4e Het Hanja-gedeelte wordt als Ruby-tekst boven het Hangul-gedeelte weergegeven.
33 cui%2Fui%2Fhangulhanjaoptdialog%2Fautoreplaceunique 4e Vervangt automatisch woorden waarvoor maar één vervanging wordt voorgesteld.
31 cui%2Fui%2Fhangulhanjaoptdialog%2Fshowrecentfirst 64 Toont de voorgestelde vervanging die u de vorige keer als eerste item in de lijst geselecteerd hebt.
2c cui%2Fui%2Fhangulhanjaoptdialog%2Fignorepost 5e Negeert positietekens aan het einde van Koreaanse woorden wanneer u in een woordenlijst zoekt.
36 cui%2Fui%2Fhangulhanjaadddialog%2FHangulHanjaAddDialog b0 Geeft alle gebruikerswoordenlijsten weer. Selecteer het vakje naast de woordenlijst die u wilt gebruiken. Schakel het vakje uit naast de woordenlijst die u niet wilt gebruiken.
25 cui%2Fui%2Fhangulhanjaoptdialog%2Fnew 57 Opent het dialoogvenster Nieuwe woordenlijst waar u een nieuwe woordenlijst kunt maken.
28 cui%2Fui%2Fhangulhanjaoptdialog%2Fdelete 33 Verwijdert de geselecteerde gebruikerswoordenlijst.
27 cui%2Fui%2Fhangulhanjaadddialog%2Fentry 26 Voer een naam voor de woordenlijst in.
26 cui%2Fui%2Fhangulhanjaoptdialog%2Fedit 6b Opent het dialoogvenster Gebruikeswoordenlijst bewerken waarin u elke gebruikerswoordenlijst kunt bewerken.
2d cui%2Fui%2Fhangulhanjaeditdictdialog%2Fdelete 22 Verwijdert het geselecteerde item.
2b cui%2Fui%2Fhangulhanjaeditdictdialog%2Fbook 38 Selecteer de gebruikerswoordenlijst die u wilt bewerken.
2a cui%2Fui%2Fhangulhanjaeditdictdialog%2Fnew 3f Voegt de huidige vervangende definitie aan de woordenlijst toe.
2f cui%2Fui%2Fhangulhanjaeditdictdialog%2Foriginal 75 Selecteer in de huidige woordenlijst het item dat u wilt wijzigen. U kunt desgewenst een nieuw item in dit vak typen.
2c cui%2Fui%2Fhangulhanjaeditdictdialog%2Fedit1 95 Typ een voorgestelde vervanging voor het item dat in het tekstvak Origineel geselecteerd is. Het vervangende woord kan maximaal acht tekens bevatten.
12 .uno%3ASpellDialog 31 Hiermee kunt u de spelling handmatig controleren.
10 .uno%3ANewWindow 48 Opent een nieuw venster dat de inhoud van het huidige venster weergeeft.
33 padmin%3APushButton%3ARID_PADIALOG%3ARID_PA_BTN_DEL 2e Verwijdert de geselecteerde bron uit de lijst.
33 padmin%3APushButton%3ARID_PADIALOG%3ARID_PA_BTN_STD 30 Opent het dialoogvenster Certificaat selecteren.
10 .uno%3ASignature 9a Hier kunt u digitale handtekeningen aan uw document toevoegen of eruit verwijderen. U kunt dit dialoogvenster ook gebruiken om certificaten weer te geven.
31 sfx2%3APushButton%3ATP_DOCINFODOC%3ABTN_SIGNATURE 9a Hier kunt u digitale handtekeningen aan uw document toevoegen of eruit verwijderen. U kunt dit dialoogvenster ook gebruiken om certificaten weer te geven.
29 XMLSECURITY_HID_XMLSEC_CTRL_SIGNATURESDLG 3b Toont de digitale handtekeningen voor het huidige document.
3e xmlsecurity%3APushButton%3ARID_XMLSECDLG_DIGSIG%3ABTN_VIEWCERT 2f Opent het dialoogvenster Certificaat weergeven.
28 desktop%2Fui%2Fupdatedialog%2FUPDATE_ALL a2 Alleen de te downloaden extensies worden standaard weergegegevn in het dialoogvenster. Markeer Toon alle updates om ook andere extensies en foutberichten te zien.
2a desktop%2Fui%2Fupdatedialog%2FUpdateDialog ea Klik op de knop Updates in Extensiebeheer om voor alle geïnstalleerde extensies te controleren of er updates zijn. Klik met rechts om het contextmenu te openen om alleen geselecteerde extensies te controleren, kies vervolgens Update.
38 desktop%2Fui%2Fupdateinstalldialog%2FUpdateInstallDialog ea Klik op de knop Updates in Extensiebeheer om voor alle geïnstalleerde extensies te controleren of er updates zijn. Klik met rechts om het contextmenu te openen om alleen geselecteerde extensies te controleren, kies vervolgens Update.
2a desktop%2Fui%2Fupdatedialog%2FDESCRIPTIONS bf Tijdens de controle op updates, verschijnt een voortgangsindicator. Wacht totdat er berichten in het dialoogvenster worden getoond of klik op Annuleren om de controle op updates af te breken.
25 desktop%2Fui%2Fupdatedialog%2FINSTALL 60 Als u op de knop Installeren klikt wordt het dialoogvenster Download en Installatie weergegeven.
10 .uno%3AInsertRLM ac Voegt een markering voor tekstrichting in die van invloed is op de richting van alle tekst na de markering. Beschikbaar wanneer CTL (complexe tekst-layout) ingeschakeld is.
10 .uno%3AInsertLRM ac Voegt een markering voor tekstrichting in die van invloed is op de richting van alle tekst na de markering. Beschikbaar wanneer CTL (complexe tekst-layout) ingeschakeld is.
11 .uno%3AInsertZWSP c6 Voegt een onzichtbare spatie in een woord in die verschijnt en een regeleinde invoegt zodra het het laatste teken op een regel wordt. Beschikbaar wanneer CTL (complexe tekst-layout) ingeschakeld is.
1d .uno%3AInsertNonBreakingSpace 50 Voegt een spatie in die aangrenzende tekens bij elkaar houdt bij een regeleinde.
13 .uno%3AInsertZWNBSP a4 Voegt een onzichtbare spatie in een woord in die het woord bijeenhoudt aan het einde van een regel. Beschikbaar wanneer CTL (complexe tekst-layout) ingeschakeld is.
17 .uno%3AInsertSoftHyphen 87 Voegt een onzichtbaar streepje in een woord in dat verschijnt en een regeleinde invoegt zodra het het laatste teken op een regel wordt.
19 .uno%3AFormattingMarkMenu 62 Opent een submenu om speciale opmaakmarkeringen in te voegen. Schakel CTL in voor meer opdrachten.
17 .uno%3AInsertHardHyphen 52 Voegt een streepje in dat aangrenzende tekens bij elkaar houdt bij een regeleinde.
14 HID_GALLERY_NEWTHEME 75 Voegt een nieuw onderwerp aan de Galerij toe. U kunt kiezen welke bestanden in het onderwerp moeten worden opgenomen.
12 HID_GALLERY_WINDOW 69 Als u een object van de Galerij wilt invoegen, selecteert u het object en sleept u dit naar het document.
14 HID_GALLERY_ICONVIEW 34 De inhoud van de Galerij als pictogrammen weergeven.
15 HID_GALLERY_THEMELIST 3e Klik op een onderwerp om de bijbehorende objecten te bekijken.
14 HID_GALLERY_LISTVIEW 55 De inhoud van de Galerij als kleine pictogrammen weergeven, met titel en padgegevens.
e .uno%3AGallery 7b Opent het paneel Galerij van de Zijbalk, waar u afbeeldingen en audioclips kunt selecteren en in uw document kunt invoegen.
25 cui%2Fui%2Fgalleryfilespage%2Fpreview 42 Het voorbeeld van het geselecteerde bestand bekijken of verbergen.
26 cui%2Fui%2Fgalleryfilespage%2Ffiletype 30 Selecteer het bestandstype dat u wilt toevoegen.
23 cui%2Fui%2Fgalleryfilespage%2Ffiles b9 Toont de beschikbare bestanden. Selecteer de bestanden die u wilt toevoegen en klik vervolgens op Toevoegen. Als u alle bestanden in de lijst wilt toevoegen, klikt u op Alles toevoegen.
13 HID_GALLERY_PREVIEW 37 Geeft een voorbeeld van het geselecteerde bestand weer.
27 cui%2Fui%2Fgalleryfilespage%2Ffindfiles 63 Zoekt de directory waarin de bestanden zijn opgeslagen die u wilt toevoegen. Klik vervolgens op OK.
24 cui%2Fui%2Fgalleryfilespage%2Faddall 3f Voegt alle bestanden in de lijst aan het huidige onderwerp toe.
21 cui%2Fui%2Fgalleryfilespage%2Fadd 3f Voegt de geselecteerde bestanden aan het huidige onderwerp toe.
f .uno%3AGridMenu 42 Hiermee kunt u de weergave-eigenschappen van een raster instellen.
15 .uno%3AHelplinesFront 3d Toont de rasterlijnen vóór de objecten op de dia of pagina.
13 .uno%3AHelplinesUse 3d Toont de rasterlijnen vóór de objecten op de dia of pagina.
17 .uno%3AHelplinesVisible 3d Toont de rasterlijnen vóór de objecten op de dia of pagina.
14 .uno%3ASnapLinesMenu 37 Hier kunt u de weergave-opties voor hulplijnen opgeven.
14 .uno%3AAVMediaPlayer 96 Opent het venster Mediaspeler, waar u voorbeelden van film- en geluidsbestanden kunt afspelen en deze bestanden in het huidige document kunt invoegen.
25 vnd.sun.star.findbar%3AFocusToFindbar 6d Zet de werkbalk Zoeken aan of uit om naar tekst te zoeken of door de elementen van een document te navigeren.
e .uno%3ASidebar b4 De zijbalk is een verticale grafische gebruikersinterface die voornamelijk contextuele eigenschappen, beheer van opmaakprofielen, document navigatie en mediagalerij functies biedt.
14 .uno%3AInsertAVMedia 34 Voegt een film- of geluidsbestand in uw document in.
36 desktop%3ACheckBox%3ATP_UPDATE_CHECK%3ACB_UPDATE_CHECK 43 U kunt handmatig of automatisch op bijgewerkte versies controleren.
2b cui%2Fui%2Foptonlineupdatepage%2Fchangepath 3c Klik om een map te selecteren om de bestanden te downloaden.
2d cui%2Fui%2Foptonlineupdatepage%2Fautodownload b8 Selecteer dit vakje om de automatische controle op updates in te schakelen. Kies %PRODUCTNAME - Online-update in het dialoogvenster Opties om deze mogelijkheid in- of uit te schakelen.
24 EXTENSIONS_HID_CHECK_FOR_UPD_INSTALL 22 Installeert de gedownloade update.
21 SFX2_HID_DLG_CHECKFORONLINEUPDATE 106 Controleren op beschikbare updates voor uw versie van %PRODUCTNAME. Als een nieuwere versie beschikbaar is, kunt u ervoor kiezen om de update te downloaden. U kunt, als u schrijfrechten voor de installatiedirectory heeft, na het downloaden de update installeren.
23 EXTENSIONS_HID_CHECK_FOR_UPD_CANCEL 4a Beëindigt de download en verwijdert het gedeeltelijk gedownloade bestand.
20 EXTENSIONS_HID_CHECK_FOR_UPD_DLG 106 Controleren op beschikbare updates voor uw versie van %PRODUCTNAME. Als een nieuwere versie beschikbaar is, kunt u ervoor kiezen om de update te downloaden. U kunt, als u schrijfrechten voor de installatiedirectory heeft, na het downloaden de update installeren.
23 EXTENSIONS_HID_CHECK_FOR_UPD_RESUME 20 Hervat een onderbroken download.
26 EXTENSIONS_HID_CHECK_FOR_UPD_DOWNLOAD2 b1 De update-bestanden worden gedownload en opgeslagen op het bureaublad of in een map van uw keuze.  Selecteer de map in %PRODUCTNAME - Online-update in het dialoogvenster Opties.
22 EXTENSIONS_HID_CHECK_FOR_UPD_PAUSE 5b Onderbreekt de download tijdelijk. Klik daarna op Hervatten om het downloaden te vervolgen.
25 EXTENSIONS_HID_CHECK_FOR_UPD_DOWNLOAD b1 De update-bestanden worden gedownload en opgeslagen op het bureaublad of in een map van uw keuze.  Selecteer de map in %PRODUCTNAME - Online-update in het dialoogvenster Opties.
2d DESKTOP_HID_EXTENSION_MANAGER_LISTBOX_OPTIONS 6f Selecteer een geïnstalleerde extentie, klik vervolgens om het dialoogvenster Opties van de extensie te openen.
2d DESKTOP_HID_EXTENSION_MANAGER_LISTBOX_DISABLE 24 In- of uitschakelen van de extensie.
5 42772 8b Extensiebeheer voegt %PRODUCTNAME extensies toe, verwijdert ze, schakelt ze in, schakelt ze uit, exporteert ze en werkt versies er van bij.
5 42769 8e Selecteer de extensie die u wilt verwijderen, inschakelen of uitschakelen. Voor sommige extensies kunt u ook een dialoogvenster Opties openen.
a 2180256279 4a Selecteer de extensie die u wilt uitschakelen en klik dan op Uitschakelen.
a 2180256278 48 Selecteer de extensie die u wilt inschakelen en klik dan op Inschakelen.
a 2180256277 48 Selecteer de extensie die u wilt verwijderen en klik dan op Verwijderen.
a 2180256276 30 Klik op Toevoegen om een extensie toe te voegen.
34 desktop%2Fui%2Fshowlicensedialog%2FShowLicenseDialog 94 Lees de licentie. Klik op de knop Omlaag scrollen indien noodzakelijk. Klik op de knop Accepteren om de installatie van de extensie voort te zetten.
1e cui%2Fui%2Fpassword%2Fexpander 50 Klikken om wachtwoordopties voor delen van een bestand te tonen of te verbergen.
26 uui%2Fui%2Fpassword%2FconfirmpassEntry 20 Voer het wachtwoord nogmaals in.
20 sfx%2Fui%2Fpassword%2Fconfirm1ed 20 Voer het wachtwoord nogmaals in.
20 sfx%2Fui%2Fpassword%2Fconfirm2ed 20 Voer het wachtwoord nogmaals in.
10 HID_PASSWD_TABLE 56 Type een wachtwoord. Een wachtwoord maakt onderscheid tussen hoofd- en kleine letters.
11 SC_HID_PASSWD_DOC 20 Voer het wachtwoord nogmaals in.
2b uui%2Fui%2Fsetmasterpassworddlg%2Fpassword2 25 Voer het hoofdwachtwoord nogmaals in.
2b uui%2Fui%2Fsetmasterpassworddlg%2Fpassword1 7e Typ een hoofdwachtwoord om te voorkomen dat niet-geautoriseerde gebruikers toegang kunnen krijgen tot opgeslagen wachtwoorden.
39 uui%2Fui%2Fsetmasterpassworddlg%2FSetMasterPasswordDialog 56 Gebruik een hoofdwachtwoord om de toegang tot een opgeslagen wachtwoord te beveiligen.
1f filter%2Fui%2Fpdfsignpage%2Ftsa 51 Maakt het mogelijk een optionele Time Stamping Authority (TSA) URL te selecteren.
24 filter%2Fui%2Fpdfsignpage%2Flocation 51 Maakt het mogelijk een optionele Time Stamping Authority (TSA) URL te selecteren.
24 filter%2Fui%2Fpdfsignpage%2Fpassword 91 Voer het wachtwoord in dat voor de bescherming van de persoonlijke sleutel, die gerelateerd is aan het geselecteerde certificaat, wordt gebruikt.
27 filter%2Fui%2Fpdfsignpage%2Fpdfsignpage 6f Laat u toe om een certificaat te selecteren dat moet gebruikt worden voor het ondertekenen van deze PDF export.
2a filter%2Fui%2Fpdfsecuritypage%2Fenablecopy 49 Selecteren om de inhoud naar het klembord te kopiëren mogelijk te maken.
2d filter%2Fui%2Fpdfsecuritypage%2Fchangecomment 51 Alleen opmerkingen toevoegen en het invullen van formuliervelden zijn toegestaan.
2a filter%2Fui%2Fpdfsecuritypage%2Fchangeform 36 Alleen het invullen van formuliervelden is toegestaan.
2c filter%2Fui%2Fpdfsecuritypage%2Fchangeinsdel 43 Alleen invoegen, verwijderen en roteren van pagina's is toegestaan.
29 filter%2Fui%2Fpdfsecuritypage%2Fprinthigh 34 Het document kan worden afgedrukt in hoge resolutie.
22 filter%2Fui%2Fpdfsignpage%2Fselect 2e Opent het dialoogvensterSelecteer Certificaat.
29 filter%2Fui%2Fpdfsecuritypage%2Fprintnone 2e Afdrukken van het document is niet toegestaan.
2f filter%2Fui%2Fpdfsecuritypage%2FPdfSecurityPage 50 Klik hier om een dialoogvenster te openen waarin u het wachtwoord kunt invoeren.
24 filter%2Fui%2Fpdflinkspage%2Fopenpdf e7 Koppelingen tussen documenten onderling worden geopend met de PDF-leestoepassing die momenteel het document weergeeft. De PDF-leestoepassing moet in staat zijn om het binnen de hyperlink gespecificeerde bestandstype af te handelen.
25 filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Fformat 4f Selecteer de indeling voor het indienen van formulieren vanuit het PDF-bestand.
28 filter%2Fui%2Fpdfsecuritypage%2Fprintlow 7c Het document kan alleen worden afgedrukt in lage resolutie (150 dpi). Niet alle PDF-lezers zullen deze instelling uitvoeren.
29 filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Fresolution 30 Selecteer de doelresolutie voor de afbeeldingen.
23 filter%2Fui%2Fpdfsignpage%2Fcontact 51 Maakt het mogelijk een optionele Time Stamping Authority (TSA) URL te selecteren.
2c filter%2Fui%2Fpdfuserinterfacepage%2Feffects 59 Selecteert de export van Impress-diawisseleffecten naar de respectievelijke PDF-effecten.
24 filter%2Fui%2Fpdfviewpage%2Fpageonly 66 Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren waarin alleen de pagina-inhoud wordt weergegeven.
2a filter%2Fui%2Fpdfsecuritypage%2Fenablea11y 42 Selecteren om teksttoegang voor hulpprogramma's mogelijk te maken.
28 filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Fallowdups cf Maakt het mogelijk om dezelfde veldnaam voor meerdere velden te gebruiken in het gegenereerde PDF-bestand. Indien uitgeschakeld zullen veldnamen worden geëxporteerd met behulp van gegenereerde unieke namen.
24 filter%2Fui%2Fpdflinkspage%2Fdefault 88 Koppelingen vanuit uw PDF-document naar andere documenten zullen worden afgehandeld zoals dat is gespecificeerd in uw besturingssysteem.
22 filter%2Fui%2Fpdfviewpage%2Fthumbs 77 Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren waarin een miniaturenpakket en de pagina-inhoud wordt weergegeven.
2c filter%2Fui%2Fpdfuserinterfacepage%2Ftoolbar 5d Selecteer deze optie om de werkbalk van de lezer te verbergen wanneer het document actief is.
29 filter%2Fui%2Fpdfsecuritypage%2Fchangeany 43 Alle wijzigingen zijn toegestaan, behalve uittreksels van pagina's.
27 filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Fcomments 68 Selecteer hier dat notities van Writer- en Calc-documenten als PDF-notities geëxporteerd moeten worden.
27 FILTER_EDIT_RID_PDF_EXPORT_DLG_ED_PAGES 56 Slaat het huidige bestand op in de indeling PDF (Portable Document Format) versie 1.4.
23 filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Fpdfa 12b Converteert naar het formaat PDF/A-1a. Dit is gedefinieerd als een bestandsindeling voor elektronische documenten voor het opslaan voor langere termijn. Alle lettertypen die in het brondocument werden gebruikt zullen worden ingebed in het gegenereerde PDF-bestand. PDF-tags zullen worden geschreven.
27 filter%2Fui%2Fpdfviewpage%2FPdfViewPage 66 Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren waarin alleen de pagina-inhoud wordt weergegeven.
24 filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Fembed 7e Deze instellingen stellen u in staat om een document als een .pdf-bestand te exporteren in twee bestandsformaten: PDF and ODF.
24 filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Fpages 30 Exporteert de pagina's die u in het vak invoert.
26 filter%2Fui%2Fpdflinkspage%2Fexporturl 95 Markeer dit keuzevak om URL's naar andere documenten te exporteren als relatieve URL's in het bestandssysteem. Zie "relatieve hyperlinks" in de Help.
22 filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Fall 7e Exporteert alle gedefinieerde afdrukbereiken. Als er geen afdrukbereik is gedefinieerd, wordt het hele document geëxporteerd.
24 filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Fforms 65 Een PDF-formulier maken. Dit kan ingevuld en afgedrukt worden door de gebruiker van het PDF-document.
28 filter%2Fui%2Fpdfviewpage%2Fsinglelayout 59 Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren dat één pagina tegelijk weergeeft.
25 filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Ftagged 58 Selecteert het schrijven naar PDF-tags. Dit kan de bestandsgrootte aanzienlijk verhogen.
2b filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Fjpegcompress fd Selecteert een JPEG-compressiefactor van afbeeldingen. Met een hoog kwaliteitsniveau worden bijna alle pixels bewaard. Met een lager kwaliteitsniveau gaan sommige pixels verloren en er kunnen artefacten ontstaan, maar de bestandsgrootte wordt verkleind.
29 filter%2Fui%2Fpdfuserinterfacepage%2Fopen 89 Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren dat in een schermvullend lezervenster vóór alle andere vensters wordt weergegeven.
2f filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Freduceresolution 72 Hiermee kunt u de pixelafmetingen van afbeeldingen wijzigen of ze verkleinen tot een lager aantal pixels per inch.
28 filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Fbookmarks 120 U kunt hier selecteren dat bladwijzers uit Writer-documenten als PDF-bladwijzers geëxporteerd moeten worden. Bladwijzers worden voor alle hoofdstukgenummerde alinea's gemaakt (Extra - Hoofdstuknummering) en voor alle inhoudsopgaven waarvoor u hyperlinks hebt gemaakt in het brondocument.
2c filter%2Fui%2Fpdfviewpage%2Fcontfacinglayout c0 Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren dat pagina's zij aan zij in een continue kolom weergeeft. Wanneer er meer dan twee pagina's zijn, wordt de eerst pagina rechts weergegeven.
28 filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Fselection 1f Exporteert de huidige selectie.
29 filter%2Fui%2Fpdflinkspage%2FPdfLinksPage 189 De bladwijzers (doelen voor verwijzingen) in PDF-bestanden kunnen worden gedefinieerd als rechthoekige gebieden. Daarnaast kunnen bladwijzers naar benoemde objecten met hun namen worden gedefinieerd. Markeer het keuzevak om de namen van objecten in uw document te exporteren als geldige bladwijzerdoelen. Dit stelt u in staat om deze objecten met hun naam te koppelen vanuit andere documenten.
2f filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Flosslesscompress 60 Hiermee selecteert u een verliesvrije compressie van afbeeldingen. Alle pixels blijven behouden.
20 filter%2Fui%2Fpdfviewpage%2Fpage 53 Selecteren om de opgegeven pagina weer te geven als de lezer het PDF-bestand opent.
2a filter%2Fui%2Fpdfsecuritypage%2Fchangenone 2f Wijzigingen aan de inhoud zijn niet toegestaan.
23 filter%2Fui%2Fpdfviewpage%2Foutline 77 Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren waarin een bladwijzerpakket en de pagina-inhoud wordt weergegeven.
29 filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Femptypages 1f8 Als deze optie ingeschakeld is, worden automatisch ingevoegde lege pagina's naar een PDF-bestand geëxporteerd. U kunt dit het beste gebruiken als u het PDF dubbelzijdig afdrukt. Voorbeeld: Het alinea-opmaakprofiel van een hoofdstuk in een boek is zo ingesteld dat het altijd op een oneven pagina moet beginnen. Het vorige hoofdstuk eindigt op een oneven pagina. %PRODUCTNAME voegt een lege pagina met een even nummer in. Via deze optie bepaalt u of die even pagina wel of niet moet worden geëxporteerd.
20 filter%2Fui%2Fpdfsignpage%2Fcert 6f Laat u toe om een certificaat te selecteren dat moet gebruikt worden voor het ondertekenen van deze PDF export.
26 filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Fquality 35 Voer het kwaliteitsniveau voor de JPEG-compressie in.
24 filter%2Fui%2Fpdfgeneralpage%2Frange 30 Exporteert de pagina's die u in het vak invoert.
26 filter%2Fui%2Fpdfviewpage%2Ffitdefault fb Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren waarin de pagina-inhoud zonder zoomen wordt weergegeven. Als de software van de lezer zo geconfigureerd is dat deze standaard een zoomfactor gebruikt, wordt de pagina met die zoomfactor weergegeven.
22 filter%2Fui%2Fpdfviewpage%2Ffitwin 67 Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren dat de pagina schermvullend in de lezer weergeeft.
24 filter%2Fui%2Fpdfviewpage%2Ffitwidth 78 Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren dat de pagina aangepast aan de schermbreedte in de lezer weergeeft.
20 filter%2Fui%2Fpdfviewpage%2Fzoom 45 Selecteer een bepaalde zoomfactor als de lezer het PDF-bestand opent.
31 filter%2Fui%2Fpdfuserinterfacepage%2Fvisiblelevel 75 Selecteren om bladwijzerniveaus tot en met het geselecteerde niveau weer te geven als de lezer het PDF-bestand opent.
22 filter%2Fui%2Fpdfviewpage%2Ffitvis 94 Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren dat de tekst en afbeeldingen op de pagina aangepast aan de schermbreedte in de lezer weergeeft.
29 filter%2Fui%2Fpdflinkspage%2Fopeninternet bb Koppelingen tussen documenten onderling worden geopend met de internet-browser. De internet-browser moet in staat zijn het gespecificeerde bestandstype binnen de koppeling af te handelen.
24 filter%2Fui%2Fpdflinkspage%2Fconvert ed Markeer dit keuzevak om de URL's die verwijzen van andere ODF-bestanden naar PDF-bestanden met dezelfde naam te converteren. In de verwijzings-URL's worden de extensies .odt, .odp, .ods, .odg, en .odm geconverteerd naar de extensie .pdf.
23 filter%2Fui%2Fpdfviewpage%2Ffitzoom 45 Selecteer een bepaalde zoomfactor als de lezer het PDF-bestand opent.
29 filter%2Fui%2Fpdfviewpage%2Fdefaultlayout 81 Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren dat de pagina's weergeeft volgens de layout-instelling van de lezersoftware.
27 filter%2Fui%2Fpdfviewpage%2Ffirstonleft 13b Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren dat pagina's naast elkaar in een doorlopende kolom weergeeft. Wanneer er meer dan twee pagina's zijn, wordt de eerste pagina links weergegeven. U moet ondersteuning voor complexe tekstlay-out inschakelen via Taalinstellingen - Talen in het dialoogvenster Opties.
2c filter%2Fui%2Fpdfuserinterfacepage%2Fdisplay 7d Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren dat met de documenttitel in de titelbalk van de lezer wordt weergegeven.
39 filter%2Fui%2Fpdfuserinterfacepage%2FPdfUserInterfacePage 79 Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren waarvan de gehele initiële pagina wordt weergegeven in een venster.
26 filter%2Fui%2Fpdfviewpage%2Fcontlayout 6c Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren dat pagina's in een continue verticale kolom weergeeft.
2b filter%2Fui%2Fpdfuserinterfacepage%2Fresize 79 Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren waarvan de gehele initiële pagina wordt weergegeven in een venster.
2b filter%2Fui%2Fpdfuserinterfacepage%2Fcenter 80 Selecteer deze optie om een PDF-bestand te genereren dat wordt weergegeven in een lezervenster dat op het scherm gecentreerd is.
2b filter%2Fui%2Fpdfsecuritypage%2Fsetpassword 50 Klik hier om een dialoogvenster te openen waarin u het wachtwoord kunt invoeren.
2c filter%2Fui%2Fpdfuserinterfacepage%2Fmenubar 5d Selecteer deze optie om de menubalk van de lezer te verbergen wanneer het document actief is.
23 filter%2Fui%2Fpdflinkspage%2Fexport 189 De bladwijzers (doelen voor verwijzingen) in PDF-bestanden kunnen worden gedefinieerd als rechthoekige gebieden. Daarnaast kunnen bladwijzers naar benoemde objecten met hun namen worden gedefinieerd. Markeer het keuzevak om de namen van objecten in uw document te exporteren als geldige bladwijzerdoelen. Dit stelt u in staat om deze objecten met hun naam te koppelen vanuit andere documenten.
2b filter%2Fui%2Fpdfuserinterfacepage%2Fwindow 68 Selecteer deze optie om de besturingselementen van de lezer te verbergen wanneer het document actief is.
34 filter%2Fui%2Fpdfuserinterfacepage%2Fvisiblebookmark 75 Selecteren om bladwijzerniveaus tot en met het geselecteerde niveau weer te geven als de lezer het PDF-bestand opent.
22 filter%2Fui%2Fpdfsignpage%2Freason 51 Maakt het mogelijk een optionele Time Stamping Authority (TSA) URL te selecteren.
31 filter%2Fui%2Fpdfuserinterfacepage%2Fallbookmarks 56 Selecteren om alle bladwijzerniveaus weer te geven als de lezer het PDF-bestand opent.
17 .uno%3ASendMailDocAsPDF b6 Toont het dialoogvenster PDF-optie, exporteert het huidige document naar Portable Document Format (PDF) en opent dan een venster voor het verzenden van e-mail met de PDF als bijlage.
23 uui%2Fui%2Fmacrowarnmedium%2Fcancel 3b Maakt het onmogelijk macro's in het document uit te voeren.
23 SFX2_HID_WARNING_SECURITY_HYPERLINK 75 Macro's in- of uitschakelen. Kies %PRODUCTNAME - Beveiliging in het dialoogvenster Opties om de opties in te stellen.
2c uui%2Fui%2Fmacrowarnmedium%2FviewSignsButton 3a Opent een dialoogvenster waar u de handtekening kunt zien.
2c uui%2Fui%2Fmacrowarnmedium%2FMacroWarnMedium 75 Macro's in- of uitschakelen. Kies %PRODUCTNAME - Beveiliging in het dialoogvenster Opties om de opties in te stellen.
1f uui%2Fui%2Fmacrowarnmedium%2Fok 39 Maakt het mogelijk macro's in het document uit te voeren.
21 xmlsec%2Fui%2Fcertpage%2Fviewcert 6c Opent het dialoogvenster Certificaat weergeven, waar u het geselecteerde certificaat kunt doornemenbekijken.
43 xmlsecurity%3APushButton%3ARID_XMLSECDLG_CERTCHOOSER%3ABTN_VIEWCERT 6c Opent het dialoogvenster Certificaat weergeven, waar u het geselecteerde certificaat kunt doornemenbekijken.
2c XMLSECURITY_HID_XMLSEC_CTRL_CHOOSESIGNATURES 54 Selecteer het certificaat waarmee u het huidige document digitaal wilt ondertekenen.
e .uno%3AWebHtml 9d Maakt een tijdelijke kopie van het huidige document in HTML-opmaak, opent de standaard webbrowser van het systeem en toont het HTML-bestand in de webbrowser.
27 svx%2Fui%2Fxformspage%2FTBI_ITEM_REMOVE 4d Verwijdert het geselecteerde item (element, attribuut, indiening of binding).
25 svx%2Fui%2Fxformspage%2FTBI_ITEM_EDIT 6a Opent een dialoogvenster om het geselecteerde item (element, attribuut, indiening of binding) te bewerken.
20 SVX_HID_XFORMS_TOOLBOX_ITEM_EDIT 6a Opent een dialoogvenster om het geselecteerde item (element, attribuut, indiening of binding) te bewerken.
27 svx%2Fui%2Fdatanavigator%2Fmodelsbutton 42 Hiermee kunt u XForm-modellen toevoegen, hernoemen en verwijderen.
2c svx%2Fui%2Fxformspage%2FTBI_ITEM_ADD_ELEMENT 89 Opent een dialoogvenster om een nieuw item (element, attribuut, indiening of binding) als een subitem van het huidige item toe te voegen.
25 svx%2Fui%2Fdatanavigator%2Fmodelsedit 32 Wijzigt de naam van het geselecteerde XForm-model.
29 SVX_HID_XFORMS_TOOLBOX_ITEM_ADD_ATTRIBUTE 89 Opent een dialoogvenster om een nieuw item (element, attribuut, indiening of binding) als een subitem van het huidige item toe te voegen.
20 svx%2Fui%2Faddmodeldialog%2Fname 10 Voer de naam in.
24 svx%2Fui%2Fdatanavigator%2Fmodelsadd 51 Opent het dialoogvenster Model toevoegen waarin u een XForm-model kunt toevoegen.
1f SVX_HID_XFORMS_TOOLBOX_ITEM_ADD 89 Opent een dialoogvenster om een nieuw item (element, attribuut, indiening of binding) als een subitem van het huidige item toe te voegen.
27 svx%2Fui%2Fdatanavigator%2Fmodelsremove 54 Verwijdert het geselecteerde XForm-model. U kunt het laatste model niet verwijderen.
22 SVX_HID_XFORMS_TOOLBOX_ITEM_REMOVE 4d Verwijdert het geselecteerde item (element, attribuut, indiening of binding).
18 .uno%3AShowDataNavigator 42 Specificeert de gegevensstructuur van het huidige XForms-document.
28 svx%2Fui%2Fdatanavigator%2FDataNavigator 42 Specificeert de gegevensstructuur van het huidige XForms-document.
25 svx%2Fui%2Fdatanavigator%2Fmodelslist 30 Selecteer het XForms-model dat u wilt gebruiken.
2b svx%2Fui%2Fdatanavigator%2Finstancesdetails 44 Verandert de weergave zodat details weergegeven of verborgen worden.
1d svx%2Fui%2Fxformspage%2Fitems 33 Toont de items die bij het huidige exemplaar horen.
1f svx%2Fui%2Fxformspage%2Ftoolbar 42 Specificeert de gegevensstructuur van het huidige XForms-document.
27 svx%2Fui%2Fdatanavigator%2Finstancesadd 45 Opent een dialoogvenster waarin u een nieuw exemplaar kunt toevoegen.
24 svx%2Fui%2Fdatanavigator%2Finstances 5d Deze knop biedt submenu's waarmee exemplaren toegevoegd, bewerkt of verwijderd kunnen worden.
28 svx%2Fui%2Fdatanavigator%2Finstancesedit 46 Opent een dialoogvenster waarin u het huidige exemplaar kunt wijzigen.
22 svx%2Fui%2Faddmodeldialog%2Fmodify 130 Indien ingeschakeld zal de documentstatus worden ingesteld op "gewijzigd" als u een willekeurig besturingselement van het formulier, dat is gebonden aan de gegevens in het model, wijzigt. Indien niet ingeschakeld leidt een dergelijke wijziging niet tot het instellen van de documentstatus op "gewijzigd".
2a svx%2Fui%2Fdatanavigator%2Finstancesremove 50 Verwijdert het huidige exemplaar. U kunt het laatste exemplaar niet verwijderen.
27 SVX_HID_XFORMS_TOOLBOX_ITEM_ADD_ELEMENT 89 Opent een dialoogvenster om een nieuw item (element, attribuut, indiening of binding) als een subitem van het huidige item toe te voegen.
2e svx%2Fui%2Fxformspage%2FTBI_ITEM_ADD_ATTRIBUTE 89 Opent een dialoogvenster om een nieuw item (element, attribuut, indiening of binding) als een subitem van het huidige item toe te voegen.
24 svx%2Fui%2Fxformspage%2FTBI_ITEM_ADD 89 Opent een dialoogvenster om een nieuw item (element, attribuut, indiening of binding) als een subitem van het huidige item toe te voegen.
23 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_CALCULATION 2d Hiermee geeft u aan dat het item berekend is.
28 svx%2Fui%2Fadddataitemdialog%2Fcalculate 2d Hiermee geeft u aan dat het item berekend is.
27 svx%2Fui%2Fadddataitemdialog%2Freadonly 31 Hiermee geeft u aan dat het item alleen-lezen is.
22 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_CONSTRAINT 37 Hiermee geeft u aan dat het item een randvoorwaarde is.
27 svx%2Fui%2Fadddataitemdialog%2Fdatatype 37 Selecteer het gegevenstype voor het geselecteerde item.
2b svx%2Fui%2Fadddataitemdialog%2Frequiredcond 2d Hiermee geeft u aan dat het item relevant is.
23 svx%2Fui%2Fadddataitemdialog%2Fname 1d Voer de naam van het item in.
29 svx%2Fui%2Fadddataitemdialog%2Fconstraint 37 Hiermee geeft u aan dat het item een randvoorwaarde is.
24 svx%2Fui%2Fadddataitemdialog%2Fvalue 38 Voer een standaardwaarde voor het geselecteerde item in.
30 svx%2Fui%2Fadddataitemdialog%2FAddDataItemDialog 57 Voegt een nieuw item toe of wijzigt het geselecteerde item in de XForms Data Navigator.
27 svx%2Fui%2Fadddataitemdialog%2Frelevant 2d Hiermee geeft u aan dat het item relevant is.
20 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_READONLY 31 Hiermee geeft u aan dat het item alleen-lezen is.
2d svx%2Fui%2Fadddataitemdialog%2Fconstraintcond 31 Hiermee geeft u aan dat het item alleen-lezen is.
27 svx%2Fui%2Fadddataitemdialog%2Frequired 38 Geeft aan dat het item in het XForm opgenomen moet zijn.
20 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_RELEVANT 2d Hiermee geeft u aan dat het item relevant is.
20 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_REQUIRED 38 Geeft aan dat het item in het XForm opgenomen moet zijn.
2b svx%2Fui%2Fadddataitemdialog%2Freadonlycond 2d Hiermee geeft u aan dat het item berekend is.
2b svx%2Fui%2Fadddataitemdialog%2Frelevantcond 37 Hiermee geeft u aan dat het item een randvoorwaarde is.
29 svx%2Fui%2Faddconditiondialog%2Fcondition 17 Voer een voorwaarde in.
24 svx%2Fui%2Faddconditiondialog%2Fedit 73 Opent het dialoogvenster Naamruimtes voor formulieren waarin u naamruimtes kunt toevoegen, bewerken of verwijderen.
32 svx%2Fui%2Faddconditiondialog%2FAddConditionDialog 7b Voeg een voorwaarde toe aan dit subdialoogvenster van het dialoogvenster Item toevoegen/Item bewerken in de Data Navigator.
23 svx%2Fui%2Fnamespacedialog%2Fdelete 27 Verwijdert de geselecteerde naamruimte.
21 svx%2Fui%2Fnamespacedialog%2Fedit 34 Hiermee kunt u de geselecteerde naamruimte bewerken.
20 svx%2Fui%2Fnamespacedialog%2Fadd 2d Voegt een nieuwe naamruimte aan de lijst toe.
27 svx%2Fui%2Fnamespacedialog%2Fnamespaces 3d Toont de huidig gedefinieerde naamruimtes voor het formulier.
22 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_MAX_LENGTH 3a Specificeert het maximumaantal tekens voor een tekenreeks.
25 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_MAX_EXCLUSIVE 34 Specificeert een exclusieve bovengrens voor waarden.
25 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_MAX_INCLUSIVE 34 Specificeert een inclusieve bovengrens voor waarden.
24 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_TOTAL_DIGITS 5c Specificeert het maximumaantal cijfers dat waarden van het decimale gegevenstype kan hebben.
21 EXTENSIONS_UID_PROP_ADD_DATA_TYPE d1 Klik op de knop om een dialoogvenster te openen waarin u de naam van een nieuw gebruikergedefinieerd gegevenstype kunt invoeren. Het nieuwe type erft alle facetten van het momenteel geselecteerde gegevenstype.
23 EXTENSIONS_HID_PROP_BIND_EXPRESSION b5 Ga naar het DOM-knooppunt waaraan het besturingselementmodel gekoppeld moet worden. Klik op de knop ... om een dialoogvenster op te roepen waarin u de XPath-expressie kunt invoeren.
27 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_FRACTION_DIGITS 68 Specificeert het maximumaantal cijfers in de breuk dat waarden van het decimale gegevenstype kan hebben.
24 EXTENSIONS_UID_PROP_REMOVE_DATA_TYPE 5a Selecteer een gebruikergedefinieerd gegevenstype en klik op de knop om het te verwijderen.
25 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_MIN_EXCLUSIVE 36 Specificeert een exclusieve benedengrens voor waarden.
25 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_MIN_INCLUSIVE 36 Specificeert een inclusieve benedengrens voor waarden.
20 EXTENSIONS_HID_PROP_BINDING_NAME 120 Selecteer of typ de naam van een binding. Wanneer u de naam van een bestaande binding selecteert, wordt de binding aan het formulierbesturingselement gekoppeld. Voert u een nieuwe naam in, dan wordt er een nieuwe binding gemaakt en wordt deze aan het formulierbesturingselement gekoppeld.
1e EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_LENGTH 33 Specificeert het aantal tekens voor een tekenreeks.
1f EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_PATTERN 16e Specificeert het patroon van een reguliere expressie. Tekenreeksen die aan de hand van het gegevenstype gevalideerd zijn, moeten met dit patroon overeenkomen om geldig te zijn. De XSD-gegevenstypesyntaxis voor reguliere expressies wijkt af van de reguliere-expressiesyntaxis die elders in %PRODUCTNAME, gebruikt wordt zoals in het dialoogvenster Zoeken en vervangen.
20 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_REQUIRED 38 Geeft aan dat het item in het XForm opgenomen moet zijn.
20 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_RELEVANT 2d Hiermee geeft u aan dat het item relevant is.
20 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_READONLY 31 Hiermee geeft u aan dat het item alleen-lezen is.
22 EXTENSIONS_HID_PROP_XML_DATA_MODEL 4a Selecteer een model in de lijst van alle modellen in het huidige document.
22 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_CONSTRAINT 37 Hiermee geeft u aan dat het item een randvoorwaarde is.
23 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_WHITESPACES f4 Geeft aan hoe spaties moeten worden behandeld als een string van het huidige data-type wordt verwerkt. Mogelijke waarden worden behouden, vervangen en Ingekort. De semantiek volgt de definitie in http://www.w3.org/TR/xmlschema-2/#rf-whiteSpace.
23 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_CALCULATION 2d Hiermee geeft u aan dat het item berekend is.
21 EXTENSIONS_HID_PROP_XSD_DATA_TYPE 5d Selecteer een gegevenstype aan de hand waarvan het besturingselement gevalideerd moet worden.
13 .uno%3APrintDefault 81 Klik op het pictogram Bestand direct afdrukken om het huidige document met de huidige standaard afdrukinstellingen af te drukken.
16 .uno%3AVerticalCaption 225 Tekent een lijn die eindigt in een rechthoekige toelichting met verticale tekstrichting waar u in het huidige document sleept. Versleep een greep van de toelichting om het formaat ervan te wijzigen. Wanneer u tekst wilt toevoegen, klikt u op de rand van de toelichting en typt of plakt u er vervolgens uw tekst in. Als u een rechthoekige toelichting wilt omzetten in een afgeronde toelichting, versleept u de grootste hoekgreep terwijl de aanwijzer de vorm van een hand heeft. Alleen beschikbaar wanneer Aziatische taalondersteuning ingeschakeld is.
13 .uno%3AText_Marquee e4 Voegt geanimeerde tekst met horizontale tekstrichting in het huidige document in. Sleep een tekstvak en typ of plak er vervolgens uw tekst in. Wanneer u een animatie-effect wilt toewijzen, kiest u Opmaak - Tekst - Tekstanimatie.
f .uno%3ADrawText 105 Tekent een tekstvak met horizontale tekstrichting waar u in het huidige document sleept. Sleep een tekstvak naar de gewenste grootte op een willekeurige plaats in het document, en typ of plak er vervolgens uw tekst in. Roteer het tekstvak voor geroteerde tekst.
e .uno%3AEllipse cd Tekent een ellips waar u in het huidige document sleept.  Klik waar u een ellips wilt tekenen, en sleep om de gewenste grootte te verkrijgen. Houd Shift ingedrukt terwijl u sleept om een cirkel te tekenen.
13 .uno%3AVerticalText 179 Tekent een tekstvak met verticale tekstrichting op de plaats waar u in het huidige document klikt of sleept. Klik ergens in het document, en typ of plak uw tekst. U kunt de cursor ook verplaatsen naar de positie waar u de tekst wilt toevoegen, een tekstvak slepen en vervolgens uw tekst typen of plakken. Alleen beschikbaar wanneer Aziatische taalondersteuning ingeschakeld is.
11 .uno%3AInsertDraw 8f Klik hierop om de balk Tekening te openen of te sluiten. U kunt hier vormen, regels, tekst en toelichtingen aan het huidige document toevoegen.
b .uno%3ARect ed Tekent een rechthoek waar u het in het huidige document sleept. Houd Shift ingedrukt terwijl u sleept om een vierkant te tekenen. Klik waar u een hoek van de rechthoek wilt plaatsen, en versleep deze om de gewenste grootte te verkrijgen.
b .uno%3ALine 8d Tekent een rechte lijn waar u in het huidige document sleept. Houd terwijl u tekent de Shift-toets ingedrukt om de lijn tot 45° te beperken.
12 .uno%3ADrawCaption 1de Tekent een lijn die eindigt in een rechthoekige toelichting met horizontale tekstrichting waar u in het huidige document sleept. Versleep een greep van de toelichting om het formaat ervan te wijzigen. Wanneer u tekst wilt toevoegen, klikt u op de rand van de toelichting en typt of plakt u er vervolgens uw tekst in. Als u een rechthoekige toelichting wilt omzetten in een afgeronde toelichting, versleept u de grootste hoekgreep terwijl de aanwijzer de vorm van een hand heeft.
16 .uno%3ABezier_Unfilled 174 Tekent een vloeiende Bézierboog. Klik op de positie waar u de boog wilt beginnen, sleep, laat de muisknop los, en klik vervolgens op de positie waar u de boog wilt eindigen. Verplaats de aanwijzer en klik nogmaals om een recht lijnsegment aan de boog toe te voegen. Dubbelklik om de vorm te sluiten. Dubbelklik aan het beginpunt van de lijn om een gesloten vorm te maken.
17 .uno%3APolygon_Unfilled 146 Tekent een lijn die bestaat uit een reeks rechte lijnsegmenten. Sleep om een lijnsegment te tekenen, klik om het eindpunt van het lijnsegment te definiëren, en sleep vervolgens om een nieuw lijnsegment te tekenen. Dubbelklik om de lijn te voltooien.  Om een gesloten vorm te maken dubbelklikt u aan het beginpunt van de lijn.
10 .uno%3ACircleCut 1e9 Tekent een gevulde vorm die door de boog van een cirkel en een diameterlijn in het huidige document wordt gedefinieerd. Wanneer u een cirkelsegment wilt tekenen, sleept u een cirkel naar de gewenste grootte en klikt u vervolgens om het beginpunt van de diameterlijn te definiëren. Verplaats uw muisaanwijzer naar de gewenste positie voor het eindpunt van de diameterlijn en klik. U hoeft niet op de cirkel te klikken. Houd Shift ingedrukt terwijl u sleept om een ellipssegment te tekenen.
a .uno%3AArc 193 Tekent een boog in het huidige document. Als u een ellipsboog wilt tekenen, sleept u tot u een ellips van de gewenste grootte hebt, waarna u klikt om het beginpunt van de boog te definiëren. Plaats de aanwijzer op de gewenste positie voor het eindpunt en klik. U hoeft niet op de ellips te klikken. Als u een boog wilt tekenen die op een cirkel is gebaseerd, houdt u tijdens het slepen Shift ingedrukt.
a .uno%3APie 1d3 Tekent een gevulde vorm die door de boog van een ellips en twee stralen in het huidige document wordt gedefinieerd. Wanneer u een ellipssector wilt tekenen, sleept u een ellips naar de gewenste grootte en klikt u vervolgens om de eerste middellijn te definiëren. Verplaats uw muisaanwijzer naar de positie waarop u de tweede middellijn wilt plaatsen en klik. U hoeft niet op de ellips te klikken. Houd Shift ingedrukt terwijl u sleept om een ellipssector te tekenen.
18 .uno%3AFreeline_Unfilled c6 Tekent een vrije-handlijn waar u in het huidige document sleept. Laat de muisknop los om de lijn te beëindigen. Laat de muisknop los nabij het beginpunt van de lijn om een gesloten vorm te tekenen.
16 .uno%3AFormDesignTools 23 Opent de werkbalk Formulierontwerp.
15 .uno%3AFormattedField 19 Maakt een opgemaakt veld.
f .uno%3ACheckBox 15 Maakt een keuzevakje.
d .uno%3AConfig 6c De werkbalk Besturingselementen bevat gereedschappen die u nodig hebt om een interactief formulier te maken.
11 .uno%3APushbutton f Maakt een knop.
b .uno%3AEdit 13 Maakt een tekstvak.
12 .uno%3ARadioButton 16 Maakt een keuzerondje.
e .uno%3AListBox 15 Maakt een keuzelijst.
f .uno%3AComboBox 23 Maakt een keuzelijst met invoervak.
c .uno%3ALabel 2c Maakt een veld voor het weergeven van tekst.
13 .uno%3AMoreControls 2b Opent de werkbalk Meer besturingselementen.
19 .uno%3AConvertToFormatted 42 Het geselecteerde element wordt vervangen door een opgemaakt veld.
17 .uno%3AConvertToNumeric 41 Het geselecteerde element wordt vervangen door een numeriek veld.
14 .uno%3AConvertToTime 3c Het geselecteerde element wordt vervangen door een tijdveld.
18 .uno%3AConvertToCurrency 3e Het geselecteerde element wordt vervangen door een valutaveld.
14 .uno%3AConvertToDate 3d Het geselecteerde element wordt vervangen door een datumveld.
16 .uno%3AConvertToButton 38 Het geselecteerde element wordt vervangen door een knop.
1c .uno%3AConvertToImageControl 46 Het geselecteerde element wordt vervangen door een afbeeldingselement.
14 .uno%3AConvertToEdit 3c Het geselecteerde element wordt vervangen door een tekstvak.
17 .uno%3AConvertToPattern 43 Het geselecteerde element wordt vervangen door een gemaskeerd veld.
18 .uno%3AChangeControlType 6f Roept een submenu op waar u een besturingselement kunt selecteren dat het geselecteerde element moet vervangen.
18 .uno%3AConvertToCheckBox 3c Het geselecteerde element wordt vervangen door een keuzevak.
14 .uno%3AConvertToList 3e Het geselecteerde element wordt vervangen door een keuzelijst.
15 .uno%3AConvertToRadio 3f Het geselecteerde element wordt vervangen door een keuzerondje.
15 .uno%3AConvertToCombo 4c Het geselecteerde element wordt vervangen door een keuzelijst met invoervak.
15 .uno%3AConvertToFixed 3d Het geselecteerde element wordt vervangen door een titelveld.
1b .uno%3AConvertToFileControl 44 Het geselecteerde element wordt vervangen door een bestandsselectie.
18 .uno%3AConvertToImageBtn 43 Het geselecteerde element wordt vervangen door een afbeeldingsknop.
14 SID_FM_SHOWCOLS_MORE 2d Het dialoogvenster Kolommen weergeven openen.
10 SID_FM_INSERTCOL 66 Een submenu oproepen waarin een gegevensveld kan worden geselecteerd voor overname in het tabelobject.
28 cui%2Fui%2Fshowcoldialog%2FShowColDialog a4 In het dialoogvenster Kolommen kunt u de kolommen kiezen die weergegeven moeten worden. Houdt de Shift-toets of toets Ctrlingedrukt om meerdere items te selecteren.
10 SID_FM_CHANGECOL 88 Een submenu openen waarin het gegevensveld kan worden geselecteerd ter vervanging van het geselecteerde gegevensveld in het tabelobject.
12 SID_FM_SHOWALLCOLS 39 Klik op Alle als alle kolommen moeten worden weergegeven.
f SID_FM_SHOWCOLS 57 Een submenu openen waarin de opnieuw weer te geven kolommen kunnen worden geselecteerd.
10 SID_FM_DELETECOL 23 De geselecteerde kolom verwijderen.
e SID_FM_HIDECOL 21 De geselecteerde kolom verbergen.
18 .uno%3AControlProperties 72 Klik hier om een dialoogvenster te openen om de eigenschappen van het geselecteerde besturingselement te bewerken.
22 EXTENSIONS_HID_PROP_ENABLE_VISIBLE 86 Definieert of een besturingselement zichtbaar zal zijn in de modus live. In de ontwerpmodus is het besturingselement altijd zichtbaar.
5 37927 64 Hiermee geeft u op of de pictogrammen in een geselecteerde navigatiebalk klein of groot moeten zijn.
13 HID_PROP_TIMEFORMAT 44 U kunt de gewenste notatie voor de weergave van de tijd definiëren.
22 EXTENSIONS_HID_PROP_LINEEND_FORMAT 7d Selecteer voor tekstvelden de regeleindecode die gebruikt moet worden wanneer er tekst in een databasekolom geschreven wordt.
d HID_PROP_FONT 40 Selecteer het lettertype voor de tekst in het besturingselement.
15 HID_PROP_HIDDEN_VALUE 55 U kunt gegevens invoeren die door het verborgen besturingselement worden overgenomen.
17 HID_PROP_CURRENCYSYMBOL 3f U kunt een teken of tekenreeks invoeren voor het valutasymbool.
13 HID_PROP_TARGET_URL 61 Specificeert het URL-adres dat geopend wordt als u op een knop "Open document / webpagina" klikt.
5 37928 8c Hiermee geeft u op of de plaatsingsitems in een geselecteerd besturingselement van een navigatiebalk moeten worden weergegeven of verborgen.
17 HID_PROP_DEFAULT_BUTTON 69 De eigenschap Standaardknop geeft aan dat de bijbehorende knop wordt uitgevoerd wanneer u op Enter drukt.
18 EXTENSIONS_HID_PROP_TEXT 5b Hiermee kunt u de standaardtekst opgeven voor een tekstvak of een keuzelijst met invoervak.
20 EXTENSIONS_HID_PROP_DEFAULT_DATE 2b Hiermee kunt u de standaarddatum instellen.
22 EXTENSIONS_HID_PROP_BLOCKINCREMENT 82 Specificeer de waarde die opgeteld of afgetrokken moet worden wanneer de gebruiker naast de schuifregelaar op de schuifbalk klikt.
21 EXTENSIONS_HID_PROP_LINEINCREMENT 7f Specificeer de waarde die opgeteld of afgetrokken moet worden wanneer de gebruiker op het pijlpictogram op de schuifbalk klikt.
18 HID_PROP_SCROLLVALUE_MIN 30 Specificeer de minimumwaarde van een schuifbalk.
18 HID_PROP_SCROLLVALUE_MAX 30 Specificeer de maximumwaarde van een schuifbalk.
1c HID_PROP_DEFAULT_SCROLLVALUE 3f Hiermee kunt u de standaardwaarde voor de schuifbalk instellen.
19 HID_PROP_EFFECTIVEDEFAULT 44 Stelt de standaardwaarde in voor het veld van het besturingselement.
1b HID_PROP_DEFAULT_SELECT_SEQ 32 Het keuzelijstitem markeren als het standaarditem.
18 HID_PROP_DEFAULT_CHECKED 3d Geeft aan of een optie of keuzevak standaard is geselecteerd.
22 EXTENSIONS_HID_PROP_WHEEL_BEHAVIOR 1b2 Bepaalt of de waarde wijzigt als de gebruiker scrollt met het muiswiel. Nooit: Geen wijziging van de waarde. Indien de focus: (standaard) De waarde wijzigt als het besturingselement de focus heeft en naar het besturingselement wijst en aan het muiswiel wordt gedraaid. Altijd: De waarde wijzigt als de muisaanwijzer op het besturingselement staat en aan het muiswiel wordt gedraaid, of het besturingselement nu de focus heeft of niet.
11 HID_PROP_READONLY 5a Bepaalt of het besturingselement Alleen-lezen (Ja) is of dat het kan worden bewerkt (Nee).
d HID_PROP_NAME c2 Op de tabpagina Eignschappen, specificeert deze optie de naam voor het veld van het besturingselement. Op de tabpagina Formuliereigenschappen, specificeert deze optie de naam voor het formulier.
19 HID_PROP_CURRSYM_POSITION 63 Bepalen of het valutasymbool vóór of na het getal wordt weergegeven bij gebruik van valutavelden.
19 HID_PROP_DECIMAL_ACCURACY 38 Het aantal cijfers rechts van het decimaalteken bepalen.
10 HID_PROP_TIMEMIN 36 De minimumtijd bepalen die een gebruiker kan invoeren.
15 HID_PROP_EFFECTIVEMIN 65 De waarde voor het besturingsveld bepalen om te voorkomen dat de gebruiker een lagere waarde invoert.
1f EXTENSIONS_HID_PROP_ANCHOR_TYPE 3b Definieert waar het besturingselement zal worden verankerd.
11 HID_PROP_TRISTATE 8f Geeft aan of voor een selectievakje ook NUL-waarden uit een gekoppelde database kunnen worden weergegeven, apart van de waarden WAAR en ONWAAR.
c HID_PROP_TAG 62 Aanvullende informatie of een beschrijvende tekst voor het veld van het besturingselement opgeven.
17 HID_PROP_STRINGITEMLIST 13c Definieert de lijstitems die zichtbaar zijn in het document. Open deze lijst en typ uw tekst. Gebruik Shift+Enter om een nieuwe regel te krijgen. Met keuzelijsten en keuzelijsten met invoervak kunt u de lijstitems definiëren die zichtbaar zullen zijn in het document. Open het veld Items in lijsten en typ uw tekst.
1f EXTENSIONS_HID_PROP_VISIBLESIZE d4 Specificeert de grootte van de scrollduim in "waarde-eenheden". Een waarde van ('Max. scrollwaarde' min 'Min scrollwaarde') / 2 resulteert in een scrollduim die de helft van het achtergrondgebied in beslag neemt.
1d EXTENSIONS_HID_PROP_WORDBREAK 29 Geeft tekst op meer dan één regel weer.
1d EXTENSIONS_HID_PROP_POSITIONX 57 Definieert de positie X van het besturingselement, relatief ten opzichte van het anker.
12 HID_PROP_ROWHEIGHT 2e Specificeert de rijhoogte van een tabelobject.
15 HID_PROP_STRICTFORMAT 6c Als de functie voor formaatcontrole wordt geactiveerd (Ja), worden alleen de toegestane tekens geaccepteerd.
14 HID_PROP_LITERALMASK 7d Definieert het tekenmasker. Het tekenmasker bevat de beginwaarden en is altijd zichtbaar na het downloaden van een formulier.
d HID_PROP_SPIN 78 Met de optie Ja wordt het veld van het besturingselement omgezet in een draaiknop waaraan pijlknoppen worden toegevoegd.
16 HID_PROP_NAVIGATIONBAR 5b Specificeert of de navigatiebalk op de onderrand van tabelobjecten moet worden weergegeven.
5 37967 74 Hiermee kunt u de randkleur opgeven voor besturingselementen waarvoor de eigenschap Rand is ingesteld op ‘Plat’.
10 HID_PROP_DATEMIN 39 Bepaalt de vroegste datum die een gebruiker kan invoeren.
10 HID_PROP_TABSTOP 5c De eigenschap Tabstop bepaalt of een besturingsveld met de Tabtoets kan worden geselecteerd.
19 EXTENSIONS_HID_PROP_WIDTH 31 >Definieert de breedte van het besturingselement.
15 HID_PROP_RECORDMARKER 73 Aangeven of de eerste kolom wordt weergegeven met rijlabels waarin de huidige record wordt aangegeven met een pijl.
e HID_PROP_LABEL 75 De eigenschap Label stelt de label  van het veld van het besturingselement in dat in het formulier wordt weergegeven.
1a EXTENSIONS_HID_PROP_HEIGHT 30 >Definieert de hoogte van het besturingselement.
13 HID_PROP_BUTTONTYPE 63 Met de eigenschap Handeling wordt bepaald welke actie wordt uitgevoerd wanneer u op een knop klikt.
12 HID_PROP_PRINTABLE 60 Geeft aan of het veld van het besturingselement moet verschijnen op een afdruk van het document.
1d EXTENSIONS_HID_PROP_POSITIONY 57 Definieert de positie Y van het besturingselement, relatief ten opzichte van het anker.
5 37929 8c Hiermee geeft u op of de navigatie-items in een geselecteerd besturingselement van een navigatiebalk moeten worden weergegeven of verborgen.
12 HID_PROP_VALUESTEP 26 Hiermee kunt u de intervallen bepalen.
5 37933 ff Staat gebruikers toe regeleinden en opmaak te gebruiken in velden van besturingselementen zoals tekstvakken of labels. Druk op de Entertoets om handmatig een regeleinde in te voegen. Selecteer "Meerdere regels met opmaak" om opgemaakte tekst in te voeren.
10 HID_PROP_ENABLED 80 Als voor een besturingsveld de eigenschap Geactiveerd (Ja) is ingesteld, kan de formuliergebruiker het besturingsveld gebruiken.
1f EXTENSIONS_HID_PROP_ORIENTATION 5c Hiermee kunt u de horizontale of verticale richting van een schuifbalk of draaiknop opgeven.
20 EXTENSIONS_HID_PROP_DEFAULT_TIME 2a Hiermee kunt u de standaardtijd instellen.
15 HID_PROP_CONTROLLABEL 38 De bron voor de titel van het besturingselement opgeven.
13 HID_PROP_MAXTEXTLEN 44 Het maximum aantal tekens definiëren dat de gebruiker kan invoeren.
13 HID_PROP_DATEFORMAT 2c Hier kunt u de notatie van de datum opgeven.
f HID_PROP_BORDER 53 Bepalen of de veldrand moet worden weergegeven zonder frame, met 3D-effect of vlak.
12 HID_PROP_LINECOUNT a9 Specificeert hoeveel regels moeten worden weergegeven in de vervolgkeuzelijst. Deze instelling is alleen actief als u "Ja" bij de optie "Vervolgkeuzelijst" hebt gekozen.
11 HID_PROP_HELPTEXT 70 Biedt de optie voor het invoeren van een Helptekst die als een tip voor het besturingselement wordt weergegeven.
e HID_PROP_WIDTH 3a De kolombreedte instellen in het veld van het tabelobject.
13 HID_PROP_SCALEIMAGE 66 Hiermee kunt u het formaat van de afbeelding zodanig aanpassen dat deze op het besturingselement past.
15 HID_PROP_AUTOCOMPLETE 4b Wijst de functie Automatisch invullen toe aan een keuzelijst met invoervak.
47 modules%2Fspropctrlr%2Fui%2Flabelselectiondialog%2FLabelSelectionDialog 85 Schakel het selectievakje Geen toewijzing in om de koppeling tussen het besturingselement en het toegewezen titelveld te verwijderen.
15 HID_PROP_REPEAT_DELAY 4c Specificeert de vertraging in milliseconden tussen herhaalde gebeurtenissen.
f HID_PROP_REPEAT b2 Hiermee kunt u opgeven of de handeling van een besturingselement zoals een draaiknop moet worden herhaald wanneer u op het besturingselement klikt en de muisknop ingedrukt houdt.
5 37930 88 Hiermee geeft u op of de actie-items in een geselecteerd besturingselement van een navigatiebalk moeten worden weergegeven of verborgen.
18 HID_PROP_SHOWTHOUSANDSEP 30 Voegt een scheidingsteken voor duizendtallen in.
12 HID_PROP_IMAGE_URL 7c Met de eigenschap Afbeelding worden het pad en de bestandsnaam aangegeven van de afbeelding die u op de knop wilt weergeven.
11 HID_PROP_DROPDOWN 5b Specificeert of de keuzelijst met invoervak een vervolgkeuzelijst heeft (Ja) of niet (Nee).
15 HID_PROP_TARGET_FRAME 5b Specificeert het doelframe dat geopend wordt door de handeling "Open document / webpagina".
15 HID_PROP_EFFECTIVEMAX 9c Definieert een waarde voor het veld van het besturingselement die niet kan worden overschreden door een andere waarde die door de gebruiker wordt ingevoerd.
10 HID_PROP_HELPURL 93 Een batchnaam in URL-stijl invoeren die verwijst naar een Help-document en kan worden opgeroepen met behulp van het veld van het besturingselement.
11 HID_PROP_TABINDEX 9c Met de eigenschap Tabvolgorde wordt de volgorde bepaald op basis waarvan de focus op de besturingselementen wordt geplaatst wanneer u op de Tab-toets drukt.
10 HID_PROP_HSCROLL 38 Het opgegeven schuifbalktype toevoegen aan een tekstvak.
e HID_PROP_ALIGN 6d Specificeert de uitlijningsoptie voor teksten of afbeeldingen die voor een besturingselement worden gebruikt.
18 HID_PROP_BACKGROUNDCOLOR 45 Stelt de achtergrondkleur voor het veld van het besturingselement in.
10 HID_PROP_TIMEMAX 75 Bepaalt een tijd die niet overschreden kan worden door een andere waarde die door de gebruiker wordt geïntroduceerd.
5 37931 6b Geeft aan of de filtering- en sorteringitems in een geselecteerde navigatiebalk worden getoond of verborgen
17 HID_PROP_MULTISELECTION 49 Toestaan dat meerdere items in een keuzelijst kunnen worden geselecteerd.
21 EXTENSIONS_HID_PROP_SPININCREMENT 77 Hiermee kunt u intervallen bepalen die, telkens wanneer de draaiknop geactiveerd wordt, opgeteld of afgetrokken worden.
1a EXTENSIONS_HID_PROP_TOGGLE 16b Deze eigenschap geeft aan of een drukknop zich als een schakelknop gedraagt. Als u Omschakelen op ‘Ja’ instelt, kunt u omschakelen tussen de status ‘Wel geselecteerd’ en ‘Niet geselecteerd’ wanneer u op de knop klikt of op de spatiebalk drukt terwijl het besturingselement de focus heeft. Een knop met de status ‘Wel geselecteerd’ lijkt ingedrukt.
10 HID_PROP_DATEMAX 73 Een datum vaststellen die niet kan worden overschreden door een andere datum die door de gebruiker wordt ingevoerd.
20 EXTENSIONS_HID_PROP_FOCUSONCLICK 5d Als u deze optie op ‘Ja’ instelt, krijgt de drukknop de focus wanneer u op de knop klikt.
5 37965 88 Hiermee geeft u op of tekst op een besturingselement geselecteerd moet blijven wanneer het besturingselement niet langer de focus heeft.
12 HID_PROP_FORMATKEY 63 De indelingscode voor het besturingselement. Klik op de knop ... om de indelingscode te selecteren.
12 HID_PROP_ECHO_CHAR d9 Als het tekstvak voor invoer van een wachtwoord wordt gebruikt, voert u hier de ASCII-code van het weer te geven teken in. Dit teken wordt getoond in plaats van de door de gebruiker getypte tekens voor het wachtwoord.
5 37966 74 Hiermee kunt u opgeven of keuzevakjes en keuzerondjes met een 3D-look (standaard) of plat moeten worden weergegeven.
11 HID_PROP_EDITMASK 91 Definieert het bewerkingsmasker. Als u een tekencode opgeeft, kunt u bepalen wat de gebruiker kan invoeren in het veld van het besturingselement.
1f EXTENSIONS_HID_PROP_SYMBOLCOLOR 68 Hiermee kunt u de kleur voor symbolen op besturingselementen opgeven, zoals de pijlen op een schuifbalk.
18 HID_PROP_LIST_CELL_RANGE 69 Voer een celbereik in dat de items voor een keuzelijst of keuzelijst met invoervak op een werkblad bevat.
16 HID_PROP_CONTROLSOURCE 57 Specificeert het veld van de gegevensbrontabel waarnaar het besturingselement verwijst.
14 HID_PROP_BOUNDCOLUMN e2 Gebruik een index om het tabelveld of de SQL-query van de tabel te specificeren, zodat deze aan het veld gekoppeld kan worden dat onder Gegevensveld wordt verstrekt. Geldige waarden voor deze eigenschap zijn 1, 2, 3 enzovoort.
11 HID_PROP_REFVALUE 106 Hier kunt u een referentiewaarde voor het webformulier invoeren, die naar een server wordt verzonden wanneer het formulier wordt verstuurd. Bij databaseformulieren wordt de ingevoerde waarde in het databaseveld geschreven, dat aan het controleveld is toegewezen.
17 HID_PROP_FILTERPROPOSAL 119 U kunt tijdens het ontwerpen van uw formulier de eigenschap Filtervoorstel voor elk tekstvak op het tabblad Gegevens van het overeenkomstige dialoogvenster Eigenschappen instellen. Bij volgende zoekacties in de filtermodus kunt u een keuze uit alle informatie in deze velden maken.
17 HID_PROP_LISTSOURCETYPE 6a Bepaalt de gegevens waarmee de lijsten in keuzelijsten en keuzelijsten met invoervak gevuld moeten worden.
25 EXTENSIONS_HID_PROP_UNCHECKEDREFVALUE 164 Selectievakjes en keuzerondjes in werkbladen kunnen aan cellen in het huidige document gebonden worden. Als het besturingselement ingeschakeld is, wordt de waarde die u in 'Referentiewaarde (aan)' invoert, naar de cel gekopieerd. Als het besturingselement uitgeschakeld is, wordt de waarde die u in 'Referentiewaarde (uit)' invoert, naar de cel gekopieerd.
16 HID_PROP_EMPTY_IS_NULL 117 Definieert hoe invoer van een lege tekenreeks moet worden afgehandeld. Indien ingesteld op Ja, zal een invoer van een tekenreeks met de lengte nul worden behandeld als de waarde NULL. Indien ingesteld op Nee, zal elke invoer worden behandeld zoals die is, zonder enige conversie.
13 HID_PROP_BOUND_CELL 95 Specificeert de verwijzing naar een gekoppelde cel op een werkblad. De livestatus of -inhoud van het besturingselement is aan de celinhoud gekoppeld.
13 HID_PROP_LISTSOURCE d1 Specificeert bij databaseformulieren de gegevensbron voor de lijstinhoud van het formulierelement. Dit veld kan worden gebruikt om een waardenlijst voor documenten zonder een databaseverbinding te definiëren.
1b HID_PROP_CELL_EXCHANGE_TYPE 5f Selecteer de modus voor het koppelen van een keuzelijst aan een gekoppelde cel op een werkblad.
13 HID_EVT_MOUSEEXITED 54 De gebeurtenis Muis buiten vindt plaats als de muis buiten het besturingselement is.
15 HID_EVT_MOUSERELEASED 90 De gebeurtenis Muisknop losgelaten vindt plaats als de muisknop wordt losgelaten terwijl de muisaanwijzer zich op het besturingselement bevindt.
14 HID_EVT_MOUSEDRAGGED 77 De gebeurtenis Muisbeweging bij indrukken toets vindt plaats als de muis wordt gesleept terwijl een toets is ingedrukt.
13 HID_EVT_TEXTCHANGED 62 De gebeurtenis Tekst aangepast vindt plaats als u een tekst intoetst of wijzigt in een invoerveld.
10 HID_EVT_KEYTYPED 89 De gebeurtenis Toets ingedrukt vindt plaats als de gebruiker een willekeurige toets indrukt terwijl het besturingselement de focus heeft.
13 HID_EVT_FOCUSGAINED 5b De gebeurtenis Indien focus bereikt vindt plaats als een besturingselement de focus krijgt.
12 HID_EVT_MOUSEMOVED 61 De gebeurtenis Muisbeweging vindt plaats als de muis verplaatst wordt over het besturingselement.
17 HID_EVT_ACTIONPERFORMED 4a De gebeurtenis Bij het oproepen vindt plaats als een actie wordt begonnen.
14 HID_EVT_MOUSEENTERED 54 De gebeurtenis Muis binnen vindt plaats als de muis binnen het besturingselement is.
14 HID_EVT_MOUSEPRESSED 8e De gebeurtenis Muisknop ingedrukt vindt plaats als de muisknop wordt ingedrukt terwijl de muisaanwijzer zich op het besturingselement bevindt.
1e HID_EVT_APPROVEACTIONPERFORMED 68 Deze gebeurtenis vindt plaats vóórdat een actie wordt geactiveerd door op het controleveld te klikken.
f HID_EVT_CHANGED a7 De gebeurtenis Gewijzigd vindt plaats als het besturingselement de focus verliest en de inhoud van het besturingselement werd veranderd sinds het verlies van de focus.
18 HID_EVT_ITEMSTATECHANGED 6b De gebeurtenis Status van item gewijzigd vindt plaats als de status van het besturingselement is veranderd.
11 HID_EVT_FOCUSLOST 59 De gebeurtenis Bij focusverlies vindt plaats als een besturingselement de focus verliest.
d HID_EVT_KEYUP 8a De gebeurtenis Toets losgelaten vindt plaats als de gebruiker een willekeurige toets loslaat terwijl het besturingselement de focus heeft.
15 .uno%3AFormProperties 76 In dit dialoogvenster kunt u onder andere de gegevensbron en de gebeurtenissen voor het gehele formulier specificeren.
18 HID_PROP_SUBMIT_ENCODING 35 Het coderingstype opgeven voor de gegevensoverdracht.
16 HID_PROP_SUBMIT_METHOD 4a De methode opgeven voor het overdragen van de voltooide formuliergegevens.
12 HID_EVT_POSITIONED 68 De gebeurtenis Na wijzigen van record vindt plaats direct nadat de huidige recordaanwijzer is gewijzigd.
11 HID_EVT_ROWCHANGE 65 De gebeurtenis Na bijwerken van de record  vindt plaats direct nadat het actuele record gewijzigd is.
18 HID_EVT_APPROVEROWCHANGE 66 De gebeurtenis Vóór bijwerken van de record vindt plaats voordat het huidige record wordt gewijzigd.
13 HID_EVT_POSITIONING 6c De gebeurtenis Vóór wijzigen van record vindt plaats vóórdat de huidige recordaanwijzer wordt veranderd.
11 HID_EVT_SUBMITTED 5b De gebeurtenis Vóór indiening vindt plaats voordat de formuliergegevens worden verzonden.
10 HID_EVT_RESETTED 4e De gebeurtenis Na het herstellen vindt plaats nadat een formulier is hersteld.
e HID_EVT_LOADED 50 De gebeurtenis Bij het laden vindt plaats direct nadat het formulier geladen is.
13 HID_EVT_AFTERUPDATE 9d De gebeurtenis Na bijwerken vindt plaats nadat de inhoud van het besturingselement, die gewijzigd is door de gebruiker, naar de gegevensbron werd geschreven.
18 HID_EVT_APPROVEPARAMETER 86 De gebeurtenis Parameters invullen vindt plaats als het formulier dat moet worden geladen parameters heeft die moeten worden ingevuld.
11 HID_EVT_RELOADING 5b De gebeurtenis Alvorens opnieuw te laden vindt plaats voordat het formulier wordt herladen.
10 HID_EVT_RELOADED 5d De gebeurtenis Tijdens het opnieuw laden vindt plaats direct nadat het formulier is herladen.
10 HID_EVT_UNLOADED 8f De gebeurtenis Bij het ontladen vindt plaats direct nadat dit formulier wordt ontladen, dat wil zeggen: van zijn gegevensbron wordt gescheiden.
17 HID_EVT_APPROVERESETTED 57 De gebeurtenis Vóór het herstellen vindt plaats voordat een formulier wordt hersteld.
11 HID_EVT_UNLOADING 8f De gebeurtenis Vóór het ontladen vindt plaats voordat dit formulier wordt afgesloten, dat wil zeggen, van zijn gegevensbron wordt gescheiden.
15 HID_EVT_ERROROCCURRED 72 De gebeurtenis Fout opgetreden vindt plaats als een fout voor komt bij het zoeken van toegang tot de gegevensbron.
15 HID_EVT_CONFIRMDELETE 68 De gebeurtenis Verwijdering bevestigen  vindt plaats zodra gegevens worden verwijderd uit het formulier.
14 HID_PROP_SLAVEFIELDS 90 Als u een subformulier maakt, moet u de variabele invoeren waar mogelijke waarden uit het veld  van het hoofdformulier kunnen worden opgeslagen.
14 HID_PROP_ALLOW_EDITS 2f Bepalen of de gegevens kunnen worden gewijzigd.
18 HID_PROP_ALLOW_DELETIONS 2d Bepalen of gegevens kunnen worden verwijderd.
13 HID_PROP_DATASOURCE 41 Definieert de gegevensbron waarnaar het formulier moet verwijzen.
15 HID_PROP_CURSORSOURCE 117 Bepaalt welke inhoud in het formulier moet worden weergegeven. De inhoud kan een bestaande tabel of een query zijn (eerder gemaakt in de database) of kan worden gedefinieerd door een SQL-instructie. Voordat u de inhoud invoert, moet u het juiste type definiëren in Soort inhoud.
15 HID_PROP_MASTERFIELDS ae Als u een subformulier maakt, voert u het gegevensveld in van het hoofdformulier dat verantwoordelijk is voor de synchronisatie tussen het hoofdformulier en het subformulier.
18 HID_PROP_FILTER_CRITERIA a3 Voer de vereiste voorwaarden voor het filteren van de gegevens in het formulier in. De filterspecificaties volgen SQL-regels zonder de WHERE-clausule te gebruiken.
1a HID_PROP_ESCAPE_PROCESSING 47 Aangeven of de SQL-instructie moet worden geanalyseerd in %PRODUCTNAME.
12 HID_PROP_DATAENTRY 85 Bepalen of in het formulier alleen nieuwe gegevens kunnen worden toegevoegd (Ja) of dat ook andere eigenschappen zijn toestaan (Nee).
e HID_PROP_CYCLE 59 Bepalen op welke manier de navigatie moeten worden uitgevoerd met behulp van de Tabtoets.
19 HID_PROP_CURSORSOURCETYPE 99 Aangeven of de gegevensbron een bestaande databasetabel of -query is en of het formulier dat moet worden gegenereerd, is gebaseerd op een SQL-instructie.
16 HID_PROP_SORT_CRITERIA b0 De voorwaarden opgeven voor het sorteren van de gegevens in het formulier. Voor de sorteervoorwaarden worden de SQL-regels gevolgd, zonder het gebruik van de ORDER BY-clausule.
13 HID_PROP_NAVIGATION 62 Bepalen of de navigatiefuncties kunnen worden gebruikt in het onderste gedeelte van het formulier.
18 HID_PROP_ALLOW_ADDITIONS 2d Bepalen of gegevens kunnen worden toegevoegd.
10 .uno%3ATabDialog a0 In het dialoogvenster Tabvolgorde kunt u de volgorde wijzigen waarin de focus op de besturingsvelden wordt geplaatst wanneer de gebruiker op de Tab-toets drukt.
2f modules%2Fspropctrlr%2Fui%2Ftaborder%2FCTRLtree ac Geeft alle besturingselementen in het formulier weer. Deze besturingselementen kunnen met de Tabtoets worden geselecteerd in de opgegeven volgorde (van boven naar beneden).
2a modules%2Fspropctrlr%2Fui%2Ftaborder%2FupB 6e Klik op de knop Omhoog om het geselecteerde besturingselement een positie hoger te plaatsen in de tabvolgorde.
2c modules%2Fspropctrlr%2Fui%2Ftaborder%2FautoB 78 Klik op de knop AutoSortering om de besturingselementen automatisch te sorteren op basis van de positie in het document.
2c modules%2Fspropctrlr%2Fui%2Ftaborder%2FdownB 6e Klik op de knop Omlaag om het geselecteerde besturingselement een positie lager te plaatsen in de tabvolgorde.
d HID_FIELD_SEL 99 Het venster Veld selecteren toont alle databasevelden van de tabel (of query) die u als de gegevensbron in de Formuliereigenschappen hebt gespecificeerd.
f .uno%3AAddField 6a Opent een venster waarin u een databaseveld kunt selecteren om toe te voegen aan het formulier of rapport.
1e .uno%3ASwitchControlDesignMode 111 De ontwerpmodus in- of uitschakelen. Deze functie gebruikt u om snel te schakelen tussen de ontwerpmodus en de gebruikersmodus. Schakel de ontwerpmodus in als u de besturingselementen wilt bewerken en schakel de ontwerpmodus uit als u de besturingselementen wilt gebruiken.
14 SID_FM_RENAME_OBJECT 2c Wijzig de naam van het geselecteerde object.
1a .uno%3AShowPropertyBrowser 43 Start het dialoogvenster Eigenschappen voor het geselecteerde item.
11 SID_FM_NEW_HIDDEN de Maakt een verborgen besturingselement in het geselecteerde formulier, dat niet zichtbaar is op het scherm. Met een verborgen besturingselement kunnen gegevens worden ingesloten die samen met het formulier worden verzonden.
12 HID_FORM_NAVIGATOR 83 De Formulier-navigator bevat een lijst met alle gemaakte (logische) formulieren met de bijbehorende velden van besturingselementen.
a SID_FM_NEW 9c Nieuwe elementen aan het formulier toevoegen. De functie Toevoegen kan alleen worden opgeroepen als een formulier is geselecteerd in de Formulier-navigator.
d SID_FM_DELETE 22 Verwijdert het geselecteerde item.
15 .uno%3AShowFmExplorer bc De Formulier-navigator openen. In de Formulier-navigator worden alle formulieren en subformulieren van het huidige document weergegeven, samen met hun respectievelijke besturingselementen.
f SID_FM_NEW_FORM 2a Maakt een nieuw formulier in het document.
34 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Ftableselectionpage%2Ftable 1f Specificeert de gewenste tabel.
39 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Ftableselectionpage%2Fdatasource 39 Specificeert de gegevensbron die de gewenste tabel bevat.
38 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fcontentfieldpage%2Fselectfield 45 Toont de gegevensvelden die in het formulierveld geaccepteerd worden.
32 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fcontenttablepage%2Ftable 80 Selecteer in het veld Tabel de tabel die het gegevensveld bevat waarvan de inhoud in het besturingsveld weergegeven moet worden.
3e DBP_EDIT_RID_PAGE_LCW_CONTENTSELECTION_FIELD_ET_DISPLAYEDFIELD 71 Specificeert het veld waarvan de gegevens in de keuzelijsten (met of zonder invoervak) weergegeven moeten worden.
3e DBP_LISTBOX_RID_PAGE_LCW_CONTENTSELECTION_FIELD_LB_SELECTFIELD 4d Toont alle tabelvelden die op de vorige pagina van de Assistent gekozen zijn.
33 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Ffieldlinkpage%2Flisttable 67 Specificeert het gekoppelde tabelgegevensveld, dat verwant is aan het gespecificeerde waardentabelveld.
34 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Ffieldlinkpage%2Fvaluefield 6d Specificeert het huidige formuliergegevensveld dat gerelateerd moet zijn aan een veld in de gekoppelde tabel.
43 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Foptionsdbfieldpage%2FstoreInFieldCombobox 5b Specificeert het gegevensveld waar de waarde van het combinatieveld opgeslagen moet worden.
3c modules%2Fsabpilot%2Fui%2Foptionsdbfieldpage%2FnoRadiobutton 8b Specificeert dat de waarde van dit combinatieveld niet in de database geschreven wordt, maar alleen in het formulier opgeslagen zal worden.
3d modules%2Fsabpilot%2Fui%2Foptionsdbfieldpage%2FyesRadiobutton 87 Specificeert of de combinatieveldwaarde die door de gebruiker ingevoerd of geselecteerd is, in een databaseveld opgeslagen moet worden.
13 .uno%3AOpenReadOnly 5c Kies deze opdracht om formulieren in ontwerpmodus te openen, zodat ze bewerkt kunnen worden.
11 .uno%3AUseWizards 62 Bepaalt het automatisch starten van de Assistent bij het invoegen van een nieuw besturingselement.
15 .uno%3ADesignerDialog 78 Klik op dit pictogram om het venster Stijlen en opmaak te tonen of verbergen, waar u opmaakprofielen toekent en beheert.
11 .uno%3AStyleApply 70 Wijst een opmaakprofiel aan de huidige alinea, aan de geselecteerde alinea's of aan een geselecteerd object toe.
13 .uno%3ACharFontName 63 Hiermee kunt u een lettertype in de lijst selecteren of de naam van een lettertype direct invoeren.
11 .uno%3AFontHeight 61 U kunt in deze lijst tussen verschillende tekengrootten kiezen of handmatig een grootte invoeren.
1e .uno%3ATextdirectionLeftToRigh 3d Hier kunt u de horizontale richting van de tekst definiëren.
1e .uno%3ATextdirectionTopToBotto 3b Hier kunt u de verticale richting van de tekst definiëren.
16 .uno%3ADecrementIndent a5 Klik op het pictogram Inspringing verkleinen om de linker inspringing van de huidige alinea of celinhoud te verkleinen en deze op de vorige tabpositie in te stellen.
16 .uno%3AIncrementIndent a5 Klik op het pictogram Inspringing vergroten om de linker inspringing van de huidige alinea of celinhoud te vergroten en deze in te stellen op de volgende tabpositie.
10 .uno%3ABackColor 166 Past de huidige kleur voor de markering toe op de achtergrond van een tekstselectie. Indien geen tekst is geselecteerd, klik op het pictogram Accentueren, selecteer de tekst die u wilt markeren, en klik dan opnieuw op het pictogram Accentueren. Klik op de pijl naast het pictogram Markering en klik dan op de gewenste kleur om de markeringskleur te wijzigen.
16 .uno%3ABackgroundColor c2 Klik hierop om een werkbal te openen waarin u op een achtergrondkleur voor een alinea kunt klikken. De kleur wordt op de achtergrond van de huidige alinea of de geselecteerde alinea's toegepast.
18 .uno%3AParaspaceIncrease 68 Klik op het pictogram Afstand vergroten om de alinea-afstand boven de geselecteerde alinea te vergroten.
18 .uno%3AParaspaceDecrease 71 Klik op het pictogram Alinea-afstand verkleinen om de alinea-afstand boven de geselecteerde alinea te verkleinen.
15 .uno%3ASetBorderStyle 7d Klik op het pictogram Randen om de werkbalk Randen te openen waarop u de rand van een bladgebied of een object kunt wijzigen.
10 .uno%3ALineStyle 5e Klik op dit pictogram om de werkbalk Lijnstijl te openen. U kunt nu de randlijnstijl wijzigen.
15 .uno%3AFrameLineColor 7d Klik op het pictogram Kleur randlijn om de werkbalk Randlijn te openen waarmee u de randkleur van een object kunt veranderen.
17 .uno%3AToggleAnchorType 33 Hiermee kunt u tussen verankeringsopties schakelen.
14 .uno%3AOptimizeTable 63 Opent een werkbalk die functies bevat voor het optimaliseren van de rijen en kolommen in een tabel.
13 .uno%3ALineEndStyle 76 Opent de werkbalk Pijlpunten. Gebruik de symbolen om de stijl voor het einde van de geselecteerde lijn te definiëren.
1d .uno%3AToggleObjectRotateMode 21 Roteert het geselecteerde object.
12 .uno%3AObjectAlign 31 Wijzigt de uitlijning van geselecteerde objecten.
15 .uno%3ADecrementLevel 67 Verplaatst de geselecteerde alinea één niveau naar beneden in de hiërarchie van nummering/opsomming.
15 .uno%3AIncrementLevel 65 Verplaatst de geselecteerde alinea één niveau naar boven in de hiërarchie van nummering/opsomming.
d .uno%3AMoveUp 33 Plaatst de geselecteerde alinea vóór die erboven.
f .uno%3AMoveDown 35 Plaatst de geselecteerde alinea na de alinea eronder.
14 .uno%3ADefaultBullet 7c Met dit pictogram kunt u opsommingstekens aan geselecteerde alinea's toewijzen of opsommingstekens uit alinea's verwijderen.
e .uno%3AOpenUrl cc Laadt een document dat wordt gespecificeerd door een ingevoerde URL. U kunt een nieuwe URL invoeren, een URL bewerken of er één selecteren uit de lijst. Toont het volledige pad van het huidige document.
d .uno%3AReload 40 Vervangt het huidige document door de laatste opgeslagen versie.
1c HID_HELP_TEXT_SELECTION_MODE e6 U kunt een selectiecursor activeren in een alleen-lezen tekstdocument of in de Help. Kies Bewerken - Tekst selecteren of open het contextmenu van een alleen-lezen document en kies Tekst selecteren. De selectiecursor knippert niet.
e .uno%3AEditDoc 44 Hiermee kunt u alleen-lezen documenten of databasetabellen bewerken.
11 .uno%3ADSBEditDoc 44 Schakelt de bewerkingsmodus voor de huidige databasetabel in of uit.
b .uno%3AStop 61 Klik om het huidige laadproces te onderbreken op, CTRL-klik om alle laadprocessen te onderbreken.
18 .uno%3AExportDirectToPDF 6f Het huidige document direct als PDF exporteren. Hierbij wordt geen dialoogvenster met instellingen weergegeven.
15 .uno%3AStatusGetTitle 47 Dit veld toont informatie over het actieve %PRODUCTNAME BASIC-document.
18 .uno%3AStatusGetPosition 87 Dit veld toont de actuele cursorpositie in het %PRODUCTNAME BASIC-document. Het rijnummer wordt gespecificeerd, daarna het kolomnummer.
18 HID_ICCDIALOG_CANCEL_BTN 3d Het dialoogvenster sluiten zonder de wijzigingen op te slaan.
14 HID_ICCDIALOG_OK_BTN 26 De gegevens op het document toepassen.
17 HID_ICCDIALOG_RESET_BTN 47 De oorspronkelijke staat van de items in het dialoogvenster herstellen.
16 .uno%3ARemoveHyperlink 33 Verwijdert de hyperlink, platte tekst blijft staan.
14 .uno%3AEditHyperlink 23 Opent het dialoogvenster Hyperlink.
18 HID_ICCDIALOG_CHOICECTRL 39 Het soort hyperlink selecteren dat moet worden ingevoegd.
1c .uno%3AOpenHyperlinkOnCursor 2e Opent de hyperlink in uw standaard webbrowser.
1c .uno%3ACopyHyperlinkLocation 22 Kopieert de URL naar het klembord.
35 cui%3AEdit%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_INTERNET%3AED_TEXT 23 Voer een naam voor de hyperlink in.
35 cui%3AEdit%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_DOCUMENT%3AED_TEXT 23 Voer een naam voor de hyperlink in.
42 SVX%3AIMAGEBUTTON%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_NEWDOCUMENT%3ABTN_SCRIPT 9d Opent het dialoogvenster Macro toewijzen, waarin programmacodes kunnen worden toegewezen aan gebeurtenissen, zoals 'Muis op object' of 'Hyperlink activeren'.
3a cui%3AComboBox%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_INTERNET%3ACB_FRAME df Voer de naam in van het frame waarin u het gekoppelde bestand wilt openen, of selecteer een vooraf gedefinieerd frame in de lijst. Als u dit vak leeg laat, wordt het gekoppelde bestand in het huidige browservenster geopend.
3a cui%3AComboBox%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_DOCUMENT%3ACB_FRAME df Voer de naam in van het frame waarin u het gekoppelde bestand wilt openen, of selecteer een vooraf gedefinieerd frame in de lijst. Als u dit vak leeg laat, wordt het gekoppelde bestand in het huidige browservenster geopend.
3d cui%3AComboBox%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_NEWDOCUMENT%3ACB_FRAME df Voer de naam in van het frame waarin u het gekoppelde bestand wilt openen, of selecteer een vooraf gedefinieerd frame in de lijst. Als u dit vak leeg laat, wordt het gekoppelde bestand in het huidige browservenster geopend.
36 cui%3AComboBox%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_MAIL%3ACB_FRAME df Voer de naam in van het frame waarin u het gekoppelde bestand wilt openen, of selecteer een vooraf gedefinieerd frame in de lijst. Als u dit vak leeg laat, wordt het gekoppelde bestand in het huidige browservenster geopend.
3b SVX%3ALISTBOX%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_NEWDOCUMENT%3ALB_FORM 49 Aangeven of de hyperlink moet worden ingevoegd als tekst of als een knop.
3f SVX%3ACHECKBOX%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_INTERNET%3ACBX_ANONYMOUS 45 Hiermee kunt u bij het FTP-adres inloggen als een anonieme gebruiker.
1a CUI_HID_HYPERDLG_INET_PATH ad Voer een URL in voor het bestand dat u wilt openen wanneer u op de hyperlink klikt. Als u geen doelframe opgeeft, wordt het bestand in het huidige document of frame geopend.
43 SVX%3ARADIOBUTTON%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_INTERNET%3ARB_LINKTYP_FTP 18 Een FTP-hyperlink maken.
2c cui%2Fui%2Fhyperlinkmarkdialog%2FTreeListBox 4a De positie in het doeldocument selecteren waarnaar moet worden gesprongen.
38 cui%3AEdit%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_NEWDOCUMENT%3AED_TEXT 23 Voer een naam voor de hyperlink in.
31 cui%3AEdit%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_MAIL%3AED_TEXT 23 Voer een naam voor de hyperlink in.
26 cui%2Fui%2Fhyperlinkmarkdialog%2Fapply 44 Het doel invoegen in het veld Doel van het dialoogvenster Hyperlink.
3f SVX%3AIMAGEBUTTON%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_INTERNET%3ABTN_BROWSE 40 Een webbrowser openen waarin de gewenste URL kan worden geladen.
26 cui%2Fui%2Fhyperlinkmarkdialog%2Fclose 7d Als de hyperlink volledig is ingevoerd, klikt u op Sluiten om de koppeling in te stellen en het dialoogvenster af te sluiten.
3e SVX%3AEDIT%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_NEWDOCUMENT%3AED_INDICATION 35 De zichtbare tekst of de knoplabel voor de hyperlink.
36 SVX%3AEDIT%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_INTERNET%3AED_LOGIN 32 De loginnaam (als met FTP-adressen wordt gewerkt).
48 SVX%3ARADIOBUTTON%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_INTERNET%3ARB_LINKTYP_INTERNET 19 Een HTTP-hyperlink maken.
37 SVX%3AEDIT%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_INTERNET%3AED_PASSWD 3c Als u FTP-adressen gebruikt, kunt u het wachtwoord invoeren.
16 HID_HYPERDLG_MAIL_PATH 75 Hier voert u de volledig URL in van de geadresseerde, in de vorm mailto:name@provider.com of nieuws:groep.server.com.
3a SVX_RADIOBUTTON_RID_SVXPAGE_HYPERLINK_MAIL_RB_LINKTYP_MAIL 49 Met deze optie bepaalt u dat de hyperlink naar een e-mail adres verwijst.
3a SVX_RADIOBUTTON_RID_SVXPAGE_HYPERLINK_MAIL_RB_LINKTYP_NEWS 48 Met deze optie bepaalt u dat de hyperlink verwijst naar een nieuwsgroep.
2e SVX_EDIT_RID_SVXPAGE_HYPERLINK_MAIL_ED_SUBJECT 5f Hier voert u een onderwerp in dat wordt ingevoegd in de Onderwerp-regel van het nieuwe bericht.
39 SVX_IMAGEBUTTON_RID_SVXPAGE_HYPERLINK_MAIL_BTN_ADRESSBOOK 47 Klik op deze knop om de gegevensbronverkenner te tonen of te verbergen.
3f SVX%3AIMAGEBUTTON%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_DOCUMENT%3ABTN_BROWSE 2a Opent het dialoogvenster Doel in document.
1a CUI_HID_HYPERLINK_DOCUMENT ad Voer een URL in voor het bestand dat u wilt openen wanneer u op de hyperlink klikt. Als u geen doelframe opgeeft, wordt het bestand in het huidige document of frame geopend.
19 CUI_HID_HYPERDLG_DOC_PATH ad Voer een URL in voor het bestand dat u wilt openen wanneer u op de hyperlink klikt. Als u geen doelframe opgeeft, wordt het bestand in het huidige document of frame geopend.
41 SVX%3AIMAGEBUTTON%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_DOCUMENT%3ABTN_FILEOPEN 46 Opent het dialoogvenster Openen, waarin u een bestand kunt selecteren.
3b SVX%3AEDIT%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_DOCUMENT%3AED_TARGET_DOC 46 Het doel voor de hyperlink in het document dat is opgegeven onder Pad.
45 SVX%3ALISTBOX%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_NEWDOCUMENT%3ALB_DOCUMENT_TYPES 48 Specificeert het bestandstype voor het document dat moet worden gemaakt.
42 SVX%3ARADIOBUTTON%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_NEWDOCUMENT%3ARB_EDITNOW 52 Met deze optie wordt het nieuwe document gemaakt en direct geladen om te bewerken.
44 SVX%3ARADIOBUTTON%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_NEWDOCUMENT%3ARB_EDITLATER 50 Specificeert dat het document wordt gecreëerd, maar het wordt nog niet geopend.
42 SVX%3AIMAGEBUTTON%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_NEWDOCUMENT%3ABTN_CREATE 55 Dit pictogram opent het dialoogvenster Pad selecteren waar u een pad kunt selecteren.
3f cui%3AEdit%3ARID_SVXPAGE_HYPERLINK_NEWDOCUMENT%3AED_PATH_NEWDOC 53 Voer een URL in voor het bestand dat u wilt openen wanneer u op de hyperlink klikt.
13 .uno%3APreviousPage 37 Verplaatst terug naar de vorige pagina in het document.
f .uno%3ANextPage 39 Verplaatst terug naar de volgende pagina in het document.
10 .uno%3AFirstPage 31 Verplaatst naar de eerste pagina in het document.
f .uno%3ALastPage 32 Verplaatst naar de laatste pagina in het document.
f .uno%3ACloseWin 1a Sluit het huidige venster.
21 DBACCESS_HID_BROWSER_ADMINISTRATE f2 Opent een dialoogvenster voor toevoeging/bewerking/verwijdering van een databasebestand uit de lijst met geregistreerde databases. U kunt dit dialoogvenster ook openen door %PRODUCTNAME Base - Databases te kiezen in het dialoogvenster Opties.
18 .uno%3ADSBrowserExplorer 4a Dit pictogram schakelt de weergave van de gegevensbronverkenner in en uit.
1e DBACCESS_HID_BROWSER_CLOSECONN 6b Sluit de verbinding met de gegevensbron. Zie %PRODUCTNAME Base - Verbindingen in het dialoogvenster Opties.
21 DBACCESS_HID_BROWSER_RENAME_ENTRY b6 Hiermee kunt u het item hernoemen. U kunt dit ook doen door het item te selecteren en op F2 te drukken. De database moet hernoemen ondersteunen, anders zal deze opdracht niet werken.
22 DBACCESS_HID_BROWSER_EDIT_DATABASE 37 Opent het geselecteerde databasebestand voor bewerking.
f .uno%3ASortDown 46 Sorteert de gegevens van het geselecteerde veld in aflopende volgorde.
11 .uno%3AAutoFilter 54 Filtert de records op basis van de inhoud van het huidig geselecteerde gegevensveld.
17 .uno%3ARemoveFilterSort 4f Annuleert de filterinstellingen en geeft alle records in de huidige tabel weer.
1f HID_BROWSER_REFRESH_REBUILDVIEW 78 Bouwt de weergave van de databasetabel opnieuw op. Gebruik deze opdracht als u de structuur van de tabel hebt veranderd.
e .uno%3ARefresh 22 Vernieuwt de weergegeven gegevens.
13 .uno%3ASbaBrwInsert 5b Voegt alle velden van de gemarkeerde record in het huidige document op de cursorpositie in.
3b modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Fautoformat 88 Opent het dialoogvenster AutoOpmaak waarin u opmaakstijlen kunt selecteren die onmiddellijk worden toegepast wanneer u de tabel invoegt.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Ftableformat 7f Opent het dialoogvenster Tabelopmaak waarin u de tabeleigenschappen zoals randen, achtergrond en kolombreedte kunt definiëren.
3b modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Fcolumnname 59 Gebruikt de veldnamen van de databasetabel als koppen voor elk van de teksttabelkolommen.
3a modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Ftablecols 4d Geeft alle databasekolommen weer die in het document moeten worden ingevoegd.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Ftabledbcols 4b Selecteer de databasekolommen die in de teksttabel moeten worden ingevoegd.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Fallright 4e Verplaatst alle weergegeven databasevelden naar de keuzelijst Tabelkolom(men).
3a modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Fnumformat 72 Specificeert een opmaak voor de lijst als de opmaakinformatie van bepaalde gegevensvelden niet wordt geaccepteerd.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Fastable 62 Voegt gegevens die in de gegevensbronverkenner zijn geselecteerd als een tabel in het document in.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Foneright 4d Verplaatst het geselecteerde databaseveld naar de keuzelijst Tabelkolom(men).
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Foneleft 4b Verwijdert het geselecteerde databaseveld uit de keuzelijst Tabelkolom(men)
3d modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Ftableheading 58 Specificeert of er een kopregel voor de kolommen in de teksttabel moet worden ingevoegd.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Fallleft 41 Verwijdert alle databasevelden uit de keuzelijst Tabelkolom(men).
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Frowonly 2c Voegt een lege kopregel in de teksttabel in.
3d modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Ffromdatabase 1e Accepteert de database-opmaak.
3a modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Fparastyle 77 Hier kunt u andere alinea-opmaakprofielen selecteren om toe te passen op de alinea die u in het document wilt invoegen.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Fasfields 5f Voegt gegevens die in de gegevensbronverkenner zijn geselecteerd als velden in het document in.
3d modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Ftabletxtcols 42 Selecteer de databasekolommen die u in het document wilt invoegen.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Ftextview a8 Geeft de databasekolommen weer die u geselecteerd hebt om in het document in te voegen. U kunt hier ook tekst invoeren.  Deze tekst wordt ook in het document ingevoegd.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Ftoedit 70 Hiermee verplaatst u de velden die u in de keuzelijst Databasekolommen hebt geselecteerd naar het veld selectie.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Finsertdbcolumnsdialog%2Fastext 89 Selecteer deze optie als de gegevens die geselecteerd zijn in de gegevensbronverkenner als tekst in het document moeten worden ingevoegd.
28 .uno%3ADataSourceBrowser%2FInsertContent 4f Werkt de inhoud van de bestaande databasevelden met de gemarkeerde records bij.
11 .uno%3AFilterCrit 29 Hiermee kunt u de filteropties instellen.
2a dbaccess%2Fui%2Fqueryfilterdialog%2Ffield3 59 Specificeert de veldnamen van de huidige tabel om ze in het argument te kunnen instellen.
27 dbaccess%2Fui%2Fqueryfilterdialog%2Fop3 50 U kunt voor de volgende argumenten tussen de logische operatoren EN / OF kiezen.
2a dbaccess%2Fui%2Fqueryfilterdialog%2Fvalue3 30 Voer hier een waarde in om het veld te filteren.
1f .uno%3ADataFilterStandardFilter 45 Specificeert de logische voorwaarden om uw tabelgegevens te filteren.
29 dbaccess%2Fui%2Fqueryfilterdialog%2Fcond3 72 Specificeert de vergelijkende operatoren waarmee de items in de velden Veldnaam en Waarde kunnen worden gekoppeld.
10 .uno%3AOrderCrit 38 Specificeert de sorteervolgorde (oplopend óf aflopend).
29 cui%2Fui%2Ffmsearchdialog%2FpbSearchAgain 21 Begint of annuleert de zoekactie.
26 cui%2Fui%2Ffmsearchdialog%2FcbWildCard 48 Markeer dit aankruisvakje als u wilt zoeken met een *- of ? -jokerteken.
27 cui%2Fui%2Ffmsearchdialog%2FcbStartOver 87 Herstart de zoekactie. Een voorwaartse zoekactie start opnieuw met de eerste record. Een achterwaartse zoekactie met de laatste record.
27 cui%2Fui%2Ffmsearchdialog%2FcbBackwards 73 Markeer dit aankruisvakje om de richting van de zoekactie om te keren, van de laatste record naar de eerste record.
2e cui%2Fui%2Ffmsearchdialog%2FrbSearchForNotNull 53 Als deze optie is geselecteerd zullen velden worden gevonden die gegevens bevatten.
27 cui%2Fui%2Ffmsearchdialog%2FcbUseFormat 68 Als u dit vakje markeert zal alle veldopmaak in aanmerking komen bij het zoeken in het huidige document.
22 cui%2Fui%2Ffmsearchdialog%2FcbCase 6a Bepaalt dat rekening wordt gehouden met het verschil tussen hoofd- en kleine letters tijdens de zoekactie.
2b cui%2Fui%2Ffmsearchdialog%2FrbSearchForNull 55 Als deze optie is geselecteerd zal gezocht worden naar velden die geen inhoud hebben.
21 cui%2Fui%2Ffmsearchdialog%2Fclose 7a Sluit het dialoogvenster. De instellingen van de laatste zoekactie zullen worden bewaard totdat u %PRODUCTNAME beëindigt.
25 cui%2Fui%2Ffmsearchdialog%2FcbRegular 27 Zoekacties met reguliere uitdrukkingen.
2b cui%2Fui%2Ffmsearchdialog%2FrbSearchForText 51 Voer de zoekterm in de keuzelijst met invoervak in of selecteer het uit de lijst.
27 cui%2Fui%2Ffmsearchdialog%2FrbAllFields 17 Zoekt door alle velden.
10 .uno%3ARecSearch 2a Doorzoekt databasetabellen en formulieren.
29 cui%2Fui%2Ffmsearchdialog%2FrbSingleField 24 Zoekt in een opgegeven gegevensveld.
22 cui%2Fui%2Ffmsearchdialog%2FlbForm 5b Hier specificeert u het logische formulier waarin u wilt dat de zoekactie wordt uitgevoerd.
26 cui%2Fui%2Ffmsearchdialog%2FlbPosition 3c Voer de relatie tussen de zoekterm en de veldinhoud hier in.
11 .uno%3AFormFilter 80 Gebruik dit pictogram om de databaseserver opdracht te geven om de zichtbare gegevens te filteren door gespecificeerde criteria.
13 .uno%3AFormFiltered 47 Schakelt tussen de gefilterde en niet-gefilterde weergave van de tabel.
15 .uno%3AViewFormAsGrid 74 Dit pictogram wordt gebruikt om in de formulierweergave de aanvullende weergave van de tabel in en uit te schakelen.
2d .uno%3ADataSourceBrowser%2FDocumentDataSource 5b De tabel weergeven, in de gegevensbronverkenner, die is gekoppeld aan het huidige document.
14 .uno%3ASbaExecuteSql 33 Voert de SQL-query uit en geeft het resultaat weer.
13 .uno%3ADBClearQuery 71 Als u op dit pictogram klikt wordt de query verwijderd en alle tabellen worden verwijderd uit het ontwerpvenster.
28 dbaccess%2Fui%2Ftablesjoindialog%2Fclose 2c Sluit het dialoogvenster Tabellen toevoegen.
2c dbaccess%2Fui%2Ftablesjoindialog%2Ftablelist 23 Geeft de beschikbare tabellen weer.
26 dbaccess%2Fui%2Ftablesjoindialog%2Fadd 39 Klik hier om de huidige geselecteerde tabel in te voegen.
29 dbaccess%2Fui%2Ftablesjoindialog%2Ftables 1b Geeft alleen tabellen weer.
2a dbaccess%2Fui%2Ftablesjoindialog%2Fqueries 1a Geeft alleen query's weer.
19 .uno%3ADBChangeDesignMode 39 Toont de ontwerpweergave of de SQL-weergave van de query.
13 .uno%3ASbaNativeSql a2 In de modus native_SQL kunt u SQL-opdrachten invoeren die niet worden geïnterpreteerd door $[officename], maar die direct worden doorgegeven aan de gegevensbron.
16 .uno%3ADBViewFunctions 6e ls dit pictogram ingedrukt is ziet u een regel in het onderste deel van het Query-ontwerp met de naam Functie.
17 .uno%3ADBViewTableNames 45 De tabelrij weergeven in het onderste gedeelte van het Query-ontwerp.
14 .uno%3ADBViewAliases 6f Als dit pictogram ingedrukt is ziet u een regel in het onderste deel van het Query-ontwerp met de naam "Alias".
17 .uno%3ADBDistinctValues 8a Als u op dit pictogram klikt wordt het gemaakte selectie-argument van de SQL-Query in de huidige kolom vergroot met de parameter DISTINCT.
13 .uno%3ASelectObject 3d Het selecteren van objecten in het huidige document toestaan.
11 .uno%3ASourceView 98 Toont de brontekst van het huidige HTML-document. Deze weergave is beschikbaar bij het maken van een nieuwe HTML-document of het openen van een bestaand
11 SW_HID_SOURCEVIEW 98 Toont de brontekst van het huidige HTML-document. Deze weergave is beschikbaar bij het maken van een nieuwe HTML-document of het openen van een bestaand
13 .uno%3ALayoutStatus 88 Toont het huidige paginaopmaakprofiel. Dubbelklik om het opmaakprofiel te bewerken; rechtsklik om een ander opmaakprofiel te selecteren.
10 .uno%3AStateZoom 39 Specificeert de huidige zoomfactor van de paginaweergave.
11 .uno%3AInsertMode 75 Dit veld laat u de huidige invoegmodus zien. U kunt hier omschakelen tussen INSRT = invoegen en OVER = overschrijven.
1a .uno%3AStatusSelectionMode 39 Hier kunt u schakelen tussen verschillende selectie modi.
10 SID_MODIFYSTATUS b5 Indien wijzigingen in het document nog niet opgeslagen zijn, wordt een "*" weergegeven in dit veld op de Statusbalk. Dit is ook het geval bij nieuwe, nog niet opgeslagen documenten.
12 .uno%3ACurrentTime 22 De huidige tijd wordt weergegeven.
12 .uno%3ACurrentDate 23 De huidige datum wordt weergegeven.
1f cui%2Fui%2Fmosaicdialog%2Fwidth 30 Definieert de breedte van de individuele tegels.
1a .uno%3AGraphicFilterMosaic 4f Voegt kleine groepen pixels tot rechthoekige gebieden van dezelfde kleur samen.
1a .uno%3AGraphicFilterRelief 3a Geeft een dialoogvenster voor het maken van reliëfs weer.
1f cui%2Fui%2Fmosaicdialog%2Fedges 63 Als u dit keuzevakje inschakelt, zullen de randen van het object worden verduidelijkt (verscherpt).
1a .uno%3AGraphicFilterPopart 32 Converteert een afbeelding naar een popart-opmaak.
1f cui%2Fui%2Fposterdialog%2Fvalue 4c Geeft het aantal kleuren aan waarnaar de afbeelding moet worden gereduceerd.
1a .uno%3AGraphicFilterPoster 48 Opent een dialoogvenster waarin u het aantal posterkleuren kunt bepalen.
1a .uno%3AGraphicFilterSmooth 49 Verzacht of vervaagt de afbeelding door een lage filtering toe te passen.
1f .uno%3AGraphicFilterRemoveNoise 39 Verwijdert ruis door het toepassen van een mediaanfilter.
20 cui%2Fui%2Fmosaicdialog%2Fheight 2f Definieert de hoogte van de individuele tegels.
19 .uno%3AGraphicFilterSobel 94 Geeft de afbeelding weer als een houtskoolschets. De contouren van de afbeelding worden in zwart getekend en de originele kleuren worden onderdrukt.
1b .uno%3AGraphicFilterToolbox 98 Dit pictogram op de werkbalk Afbeelding opent de werkbalk Afbeeldingsfilter, waar u verschillende filters op de geselecteerde afbeelding kunt gebruiken.
1c .uno%3AGraphicFilterSolarize e7 Opent een dialoogvenster voor het definiëren van solarisatie. Solarisatie verwijst naar een effect dat lijkt op wat er kan gebeuren als er tevel licht is bij het ontwikkelen van foto's. De kleuren worden gedeeltelijk geïnverteerd
1a .uno%3AGraphicFilterInvert ae Inverteert de kleurwaarden van een kleurenafbeelding of de helderheidswaarden van een afbeelding met grijswaarden. Pas het filter nogmaals toe om het effect terug te draaien.
21 cui%2Fui%2Fsolarizedialog%2Fvalue 60 Geeft de mate van helderheid aan waarboven de pixels moeten worden gesolariseerd (in procenten).
1e cui%2Fui%2Fagingdialog%2Fvalue 9d Definieert de intensiteit van veroudering, in procenten. Met 0% ziet u de grijswaarden van alle pixels. Met 100% blijft alleen het rode kleurkanaal aanwezig.
22 cui%2Fui%2Fsolarizedialog%2Finvert 2e Specificeren om ook alle pixels te inverteren.
1b .uno%3AGraphicFilterSharpen 3f Verscherpt de afbeelding door een hoge filtering toe te passen.
19 .uno%3AGraphicFilterSepia b4 Alle pixels worden ingesteld op hun grijswaarden, en dan worden het groene en blauwe kleurkanaal verminderd met het aantal dat u opgeeft. Het rode kleurkanaal wordt niet gewijzigd.
f .uno%3AGrafMode cc Toont weergave-attributen voor het geselecteerde afbeeldingsobject. Het ingesloten of gekoppelde afbeeldingsobject in het huidige bestand wordt niet gewijzigd, alleen de weergave van het object verandert.
e .uno%3AGrafRed 83 In het waardevak Rood kunt u de hoeveelheid rode RGB-kleurcomponenten voor het geselecteerde grafische object verhogen of verlagen.
10 .uno%3AGrafGreen 86 In het waardevak Groen kunt u de hoeveelheid groene RGB-kleurcomponenten voor het geselecteerde grafische object verhogen of verlagen.
f .uno%3AGrafBlue 7f In het waardevak Blauw kunt u de hoeveelheid blauwe RGB-kleurcomponenten voor de geselecteerde afbeelding verhogen of verlagen.
14 .uno%3AGrafLuminance 67 In dit waardevak kunt u een hogere of lagere helderheid voor het geselecteerde grafische object kiezen.
13 .uno%3AGrafContrast 56 Stelt een hoger of lager contrast voor de weergave van de geselecteerde afbeelding in.
10 .uno%3AGrafGamma 92 Verhoog of verlaag de gammawaarde voor de weergave van het geselecteerde object., hetgeen een non-lineaire helderheidverandering tot gevolg heeft.
17 .uno%3AGrafTransparence 64 In het waardevak Transparantie kunt u de transparantie in het grafische object verhogen of verlagen.
b .uno%3ACrop 59 Sleep aan één van de acht handvatten om bij te snijden om de afbeelding bij te snijden.
13 .uno%3AGrafAttrCrop a4 Maakt het mogelijk om de weergave van een ingevoegde afbeelding bij te snijden. Alleen de weergave wordt bijgesneden, de ingevoegde afbeelding wordt niet gewijzigd.
25 .uno%3ABasicShapes.isosceles-triangle 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1c .uno%3ABasicShapes.rectangle 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
21 .uno%3ABasicShapes.right-triangle 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
22 .uno%3ABasicShapes.round-rectangle 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1d .uno%3ABasicShapes.circle-pie 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1a .uno%3ABasicShapes.ellipse 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
12 .uno%3ABasicShapes 5f Opent de werkbalk Basisvormen die u kunt gebruiken om afbeeldingen in uw document in te voegen.
19 .uno%3ABasicShapes.circle 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1a .uno%3ABasicShapes.quadrat 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
16 .uno%3ABasicShapes.can 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
20 .uno%3ABasicShapes.round-quadrat 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1c .uno%3ABasicShapes.trapezoid 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1b .uno%3ABasicShapes.pentagon 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
18 .uno%3ABasicShapes.cross 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1a .uno%3ABasicShapes.diamond 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
20 .uno%3ABasicShapes.parallelogram 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
18 .uno%3ABasicShapes.paper 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1a .uno%3ABasicShapes.hexagon 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
18 .uno%3ABasicShapes.frame 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1a .uno%3ABasicShapes.octagon 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
17 .uno%3ABasicShapes.ring 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
17 .uno%3ABasicShapes.cube 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1c .uno%3ABasicShapes.block-arc 61 Klik op een pictogram van de werkbalk Basisvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
22 .uno%3AArrowShapes.s-sharped-arrow 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
24 .uno%3AArrowShapes.split-round-arrow 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
25 .uno%3AArrowShapes.quad-arrow-callout 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
29 .uno%3AArrowShapes.up-right-arrow-callout 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
21 .uno%3AArrowShapes.up-right-arrow 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
25 .uno%3AArrowShapes.corner-right-arrow 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
20 .uno%3AArrowShapes.up-down-arrow 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
21 .uno%3AArrowShapes.circular-arrow 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
25 .uno%3AArrowShapes.down-arrow-callout 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1d .uno%3AArrowShapes.quad-arrow 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1e .uno%3AArrowShapes.right-arrow 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
26 .uno%3AArrowShapes.notched-right-arrow 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
2b .uno%3AArrowShapes.left-right-arrow-callout 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1b .uno%3AArrowShapes.up-arrow 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
26 .uno%3AArrowShapes.up-right-down-arrow 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
29 .uno%3AArrowShapes.up-down--arrow-callout 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1d .uno%3AArrowShapes.down-arrow 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
12 .uno%3AArrowShapes 55 Opent de werkbalk Blokpijlen van waaruit u afbeeldingen in uw document kunt invoegen.
23 .uno%3AArrowShapes.left-right-arrow 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
26 .uno%3AArrowShapes.striped-right-arrow 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1a .uno%3AArrowShapes.chevron 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1e .uno%3AArrowShapes.split-arrow 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1d .uno%3AArrowShapes.left-arrow 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
21 .uno%3AArrowShapes.pentagon-right 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
23 .uno%3AArrowShapes.up-arrow-callout 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
26 .uno%3AArrowShapes.right-arrow-callout 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
25 .uno%3AArrowShapes.left-arrow-callout 60 Klik op een pictogram van de werkbalk Blokpijlen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
23 .uno%3ACalloutShapes.line-callout-3 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Toelichtingen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
23 .uno%3ACalloutShapes.line-callout-2 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Toelichtingen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
23 .uno%3ACalloutShapes.line-callout-1 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Toelichtingen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
22 .uno%3ACalloutShapes.cloud-callout 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Toelichtingen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
14 .uno%3ACalloutShapes 58 Opent de werkbalk Toelichtingen van waaruit u afbeeldingen in uw document kunt invoegen.
28 .uno%3ACalloutShapes.rectangular-callout 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Toelichtingen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
2e .uno%3ACalloutShapes.round-rectangular-callout 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Toelichtingen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
22 .uno%3ACalloutShapes.round-callout 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Toelichtingen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
14 .uno%3AColorSettings 5c Via de werkbalk Kleuren kunt u bepaalde eigenschappen van het geselecteerde object bewerken.
26 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-delay 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
26 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-merge 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
2a .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-connector 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
28 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-display 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
31 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-internal-storage 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
31 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-summing-junction 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
28 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-extract 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
36 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-direct-access-storage 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
16 .uno%3AFlowChartShapes 5b Opent de werkbalk Stroomdiagrammen van waaruit u afbeeldingen in uw document kunt invoegen.
32 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-sequential-access 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
33 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-predefined-process 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
2c .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-stored-data 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
2e .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-multidocument 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
25 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-data 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
28 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-process 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
2b .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-terminator 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
32 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-alternate-process 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
29 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-decision 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
2c .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-preparation 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
31 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-manual-operation 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
2e .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-magnetic-disk 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
2d .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-manual-input 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
33 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-off-page-connector 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
25 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-card 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
29 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-document 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
23 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-or 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
2d .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-punched-tape 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
28 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-collate 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
25 .uno%3AFlowChartShapes.flowchart-sort 66 Klik op een pictogram van de werkbalk Stroomdiagrammen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1d .uno%3AFontworkGalleryFloater 74 Met dit pictogram wordt de Fontwork-Galerij geopend vanwaaruit u grafische tekstvormen in uw document kunt invoegen.
e .uno%3ADBLimit 49 Breidt het selectstatement van de  SQL Query uit met het LIMIT X-clausule
17 .uno%3AFormatPaintbrush a8 Selecteer eerste enige tekst of een object, en klik dan op dit pictogram. Klik dan op of sleep over andere tekst of klik op een object om dezelfde opmaak toe te wijzen.
33 dbaccess%2Fui%2Fquerypropertiesdialog%2Fnondistinct 2f Gebruik geen verschillende waardes in de query.
30 dbaccess%2Fui%2Fquerypropertiesdialog%2Fdistinct 2a Gebruik verschillende waardes in de query.
3d dbaccess%2Fui%2Fquerypropertiesdialog%2FQueryPropertiesDialog 2a Gebruik verschillende waardes in de query.
17 .uno%3AStarShapes.star4 69 Klik op een pictogram van de werkbalk Sterren en banieren en sleep in het document om de vorm te tekenen.
17 .uno%3AStarShapes.star5 69 Klik op een pictogram van de werkbalk Sterren en banieren en sleep in het document om de vorm te tekenen.
16 .uno%3AStarShapes.bang 69 Klik op een pictogram van de werkbalk Sterren en banieren en sleep in het document om de vorm te tekenen.
17 .uno%3AStarShapes.star6 69 Klik op een pictogram van de werkbalk Sterren en banieren en sleep in het document om de vorm te tekenen.
17 .uno%3AStarShapes.star8 69 Klik op een pictogram van de werkbalk Sterren en banieren en sleep in het document om de vorm te tekenen.
23 .uno%3AStarShapes.horizontal-scroll 69 Klik op een pictogram van de werkbalk Sterren en banieren en sleep in het document om de vorm te tekenen.
11 .uno%3AStarShapes 5d Opent de werkbalk Sterren en banieren vanwaaruit u afbeeldingen in uw document kunt invoegen.
18 .uno%3AStarShapes.star12 69 Klik op een pictogram van de werkbalk Sterren en banieren en sleep in het document om de vorm te tekenen.
18 .uno%3AStarShapes.star24 69 Klik op een pictogram van de werkbalk Sterren en banieren en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1f .uno%3AStarShapes.concave-star6 69 Klik op een pictogram van de werkbalk Sterren en banieren en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1b .uno%3AStarShapes.doorplate 69 Klik op een pictogram van de werkbalk Sterren en banieren en sleep in het document om de vorm te tekenen.
18 .uno%3AStarShapes.signet 69 Klik op een pictogram van de werkbalk Sterren en banieren en sleep in het document om de vorm te tekenen.
21 .uno%3AStarShapes.vertical-scroll 69 Klik op een pictogram van de werkbalk Sterren en banieren en sleep in het document om de vorm te tekenen.
21 .uno%3ASymbolShapes.diamond-bevel 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1f .uno%3ASymbolShapes.right-brace 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1e .uno%3ASymbolShapes.left-brace 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1e .uno%3ASymbolShapes.brace-pair 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
21 .uno%3ASymbolShapes.right-bracket 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
20 .uno%3ASymbolShapes.bracket-pair 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
18 .uno%3ASymbolShapes.moon 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
17 .uno%3ASymbolShapes.sun 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
13 .uno%3ASymbolShapes 57 Opent de werkbalk Symboolvormen vanwaaruit u afbeeldingen in uw document kunt invoegen.
19 .uno%3ASymbolShapes.heart 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
20 .uno%3ASymbolShapes.left-bracket 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1a .uno%3ASymbolShapes.smiley 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1a .uno%3ASymbolShapes.flower 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1e .uno%3ASymbolShapes.quad-bevel 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1d .uno%3ASymbolShapes.lightning 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
19 .uno%3ASymbolShapes.cloud 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1d .uno%3ASymbolShapes.forbidden 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
21 .uno%3ASymbolShapes.octagon-bevel 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
1a .uno%3ASymbolShapes.puzzle 63 Klik op een pictogram van de werkbalk Symboolvormen en sleep in het document om de vorm te tekenen.
20 sfx%2Fui%2Fsearchdialog%2Fsearch 2d Vindt het volgende exemplaar van de zoekterm.
23 sfx%2Fui%2Fsearchdialog%2Fbackwards 32 Zoekt achterwaarts vanaf de huidige cursorpositie.
1e sfx%2Fui%2Fsearchdialog%2Fwrap 3d Doorzoekt de hele Help-pagina vanaf de huidige cursurpositie.
23 sfx%2Fui%2Fsearchdialog%2Fmatchcase 3c Maakt een onderscheid tussen hoofdletters en kleine letters.
23 sfx%2Fui%2Fhelpcontrol%2Ftabcontrol 62 Het navigatievenster van het Help-venster bevat de tabbladen Inhoud, Index, Zoeken en Bladwijzers.
1a HID_HELP_TOOLBOXITEM_INDEX 2a Het Navigatiebereik verbergen en weergeven
10 HID_HELP_TOOLBOX 4f De werkbalk bevat belangrijke functies waarmee u het Help-systeem kunt besturen
1a HID_HELP_TOOLBOXITEM_START 39 Naar de eerste pagina van het huidige Help-onderwerp gaan
24 sfx%2Fui%2Fsearchdialog%2Fwholewords 1f Zoekt alleen naar hele woorden.
1d HID_HELP_TOOLBOXITEM_BACKWARD 1f Teruggaan naar de vorige pagina
11 .uno%3AHelpOnHelp 2c Een overzicht weergeven van het Help-systeem
1f sfx%2Fui%2Fhelpcontrol%2Factive 51 In de keuzelijst bovenaan kunt u andere Help-modules van %PRODUCTNAME selecteren.
1c HID_HELP_TOOLBOXITEM_FORWARD 2e Voorwaarts verplaatsen naar de volgende pagina
1a HID_HELP_TOOLBOXITEM_PRINT 1b De huidige pagina afdrukken
1e HID_HELP_TOOLBOXITEM_BOOKMARKS 28 Deze pagina aan de bladwijzers toevoegen
21 HID_HELP_TOOLBOXITEM_SEARCHDIALOG 2f Opent het dialoogvenster Zoeken op deze pagina.
24 sfx%2Fui%2Fsearchdialog%2Fsearchterm 44 Voer de tekst in die u zoekt of selecteer een tekstitem in de lijst.
22 sfx%2Fui%2Fhelpindexpage%2Fdisplay 41 Hier kunt u klikken om het geselecteerde onderwerp weer te geven.
28 sfx%2Fui%2Fhelpindexpage%2FHelpIndexPage 46 Dubbelklik op een item of typ het woord dat u in de index wilt zoeken.
23 sfx%2Fui%2Fhelpsearchpage%2Fdisplay 2e Geeft het geselecteerde item in de lijst weer.
24 sfx%2Fui%2Fhelpsearchpage%2Fheadings 52 Geeft aan of de zoekterm alleen in de titels van het document moet worden gezocht.
22 sfx%2Fui%2Fhelpsearchpage%2Fsearch 46 Voer hier de zoekterm in. De zoekopdracht is niet hoofdlettergevoelig.
20 sfx%2Fui%2Fhelpsearchpage%2Ffind 60 Klik hier om met een volledige-tekst zoekopdracht te beginnen voor de term die u hebt ingevoerd.
23 sfx%2Fui%2Fhelpsearchpage%2Fresults 7d Toont de titels van de met uw volledige tekst-zoekopdracht gevonden pagina's. Dubbelklik op het item om een pagina te openen.
29 sfx%2Fui%2Fhelpsearchpage%2Fcompletewords 71 Geeft aan of alleen naar hele woorden moet worden gezocht. Onvolledige woorden worden in dit geval niet gevonden.
19 HID_HELP_BOOKMARKS_DELETE 26 Verwijdert de geselecteerde bladwijzer
2a sfx%2Fui%2Fbookmarkdialog%2FBookmarkDialog 76 Geeft de naam van de geselecteerde bladwijzerpagina weer. U kunt hier ook een nieuwe naam voor de bladwijzer invoeren.
2e sfx%2Fui%2Fhelpbookmarkpage%2FHelpBookmarkPage 99 Dubbelklik op een bladwijzer of druk op Enter om de desbetreffende pagina in Help te openen. Als u met de rechtermuisknop klikt, opent u het contextmenu.
17 HID_HELP_BOOKMARKS_OPEN 2b Geeft het geselecteerde Help-onderwerp weer
19 HID_HELP_BOOKMARKS_RENAME 4b Opent een dialoogvenster om een andere naam voor de bladwijzer in te voeren
2c sfx%2Fui%2Fhelpcontentpage%2FHelpContentPage 8a Geeft de belangrijkste Help-onderwerpen weer, gerangschikt op een vergelijkbare manier als de mappen in een programma voor bestandsbeheer.
18 .uno%3AExtrusionTiltLeft 38 Kantelt het geselecteerde object vijf graden naar links.
18 .uno%3AExtrusionTiltDown 3a Kantelt het geselecteerde object vijf graden naar beneden.
17 .uno%3AExtrusion3DColor 20 Opent de werkbalk Extrusiekleur.
1f .uno%3AExtrusionLightingFloater 25 Opent het venster Extrusiebelichting.
16 .uno%3AExtrusionToggle 41 Schakelt de 3D-effecten in en uit voor de geselecteerde objecten.
19 .uno%3AExtrusionTiltRight 39 Kantelt het geselecteerde object vijf graden naar rechts.
38 svx%2Fui%2Fextrustiondepthdialog%2FExtrustionDepthDialog 1b Voer een extrusiediepte in.
1c .uno%3AExtrusionDepthFloater 22 Opent het venster Diepte extrusie.
1e .uno%3AExtrusionSurfaceFloater 25 Opent het venster Extrusie-oppervlak.
20 .uno%3AExtrusionDirectionFloater 23 Opent het venster Extrusierichting.
16 .uno%3AExtrusionTiltUp 38 Kantelt het geselecteerde object vijf graden naar boven.
1a SVX_HID_POPUP_LINEEND_CTRL 17 Selecteer een richting.
14 .uno%3AAutoPilotMenu 67 Begeleidt u bij het maken van zakelijke en persoonlijke brieven, faxen, agenda's, presentaties en meer.
14 HID_LTRWIZARD_CREATE 70 De Assistent maakt aan de hand van uw selecties een nieuwe documentsjabloon en slaat deze op uw harde schijf op.
12 HID_LTRWIZARD_NEXT 48 Slaat de huidige instellingen op en gaat verder naar de volgende pagina.
12 HID_LTRWIZARD_BACK 51 Hiermee kunt u de selectie die u tijdens de vorige stappen hebt gemaakt, bekijken
16 .uno%3AAutoPilotLetter 2a Start de Assistent voor een briefsjabloon.
1b HID_LTRWIZ_CHKBUSINESSPAPER 9c Specificeert of er papier gebruikt wordt waarop al een regel voor logo, adres of voettekst staat. De Assistent toont vervolgens de pagina Briefhoofd-layout.
1b HID_LTRWIZ_LSTBUSINESSSTYLE 2c Selecteer het ontwerp voor uw briefsjabloon.
10 HID_LETTER_PAGE1 45 Specificeert of u een persoonlijke of een zakelijke brief wilt maken.
1c HID_LTRWIZ_OPTBUSINESSLETTER 41 Geeft aan dat u een sjabloon voor een zakelijke brief wilt maken.
20 HID_LTRWIZ_OPTPRIVOFFICIALLETTER 3d Specificeert dat u een formele persoonlijke brief wilt maken.
1b HID_LTRWIZ_OPTPRIVATELETTER 32 Geeft aan dat u een persoonlijke brief wilt maken.
1a HID_LTRWIZ_NUMFOOTERHEIGHT 86 Voer de hoogte in van het voettekstgebied dat al op uw papier met briefhoofd is aangebracht. %PRODUCTNAME drukt niet af in dat gebied.
19 HID_LTRWIZ_CHKPAPERFOOTER 78 Specificeert dat er al een voettekstgebied op uw papier met briefhoofd is gedrukt. %PRODUCTNAME drukt geen voettekst af.
21 HID_LTRWIZ_CHKPAPERCOMPANYADDRESS 6a Specificeert dat er al een adres op uw papier met briefhoofd is gedrukt. %PRODUCTNAME drukt geen adres af.
13 HID_LTRWIZ_NUMLOGOY 36 Stelt de objectafstand van de bovenste paginamarge in.
13 HID_LTRWIZ_NUMLOGOX 33 Stelt de objectafstand van de linkerpaginamarge in.
10 HID_LETTER_PAGE2 5b Hiermee kunt u de elementen specificeren die al op uw papier met briefhoofd zijn geplaatst.
1d HID_LTRWIZ_CHKCOMPANYRECEIVER aa Specificeert dat uw eigen adres al in kleine afmeting is afgedrukt boven het gedeelte van het adres van de ontvanger. %PRODUCTNAME drukt geen adres in kleine afmeting af.
1e HID_LTRWIZ_CHKPAPERCOMPANYLOGO 6a Specificeert dat er al een logo op uw papier met briefhoofd is afgedrukt. %PRODUCTNAME drukt geen logo af.
18 HID_LTRWIZ_NUMLOGOHEIGHT 24 Definieert de hoogte van het object.
17 HID_LTRWIZ_NUMLOGOWIDTH 25 Definieert de breedte van het object.
19 HID_LTRWIZ_CHKUSEGREETING 61 Hiermee kunt u een slotformule in de lettersjabloon opnemen. Selecteer de tekst in de keuzelijst.
17 HID_LTRWIZ_CHKUSEFOOTER 3a Hiermee kunt u een voettekst in de lettersjabloon opnemen.
18 HID_LTRWIZ_CHKUSESUBJECT 3f Hiermee kunt u een onderwerpregel in de lettersjabloon opnemen.
10 HID_LETTER_PAGE3 44 Definieert de items die moeten worden opgenomen in de briefsjabloon.
1b HID_LTRWIZ_CHKUSESALUTATION 5d Hiermee kunt u een aanhef in de lettersjabloon opnemen. Selecteer de aanhef in de keuzelijst.
15 HID_LTRWIZ_CHKUSELOGO 35 Hiermee kunt u een logo in de lettersjabloon opnemen.
1a HID_LTRWIZ_CHKUSEBENDMARKS 37 Hiermee kunt u vouwlijnen in de lettersjabloon opnemen.
20 HID_LTRWIZ_CHKUSEADDRESSRECEIVER 4e Hiermee kunt u een retouradres van klein formaat in de lettersjabloon opnemen.
16 HID_LTRWIZ_CHKUSESIGNS 5b Hiermee kunt u een regel met verwijzingen naar een zakenbrief in de lettersjabloon opnemen.
21 HID_LTRWIZ_OPTRECEIVERPLACEHOLDER 5c Specificeert dat er velden met tijdelijke aanduidingen in de briefsjabloon worden ingevoegd.
1c HID_LTRWIZ_TXTSENDERPOSTCODE 2e Specificeert de adresgegevens van de afzender.
1a HID_LTRWIZ_TXTSENDERSTREET 27 Specificeert de straat van de afzender.
10 HID_LETTER_PAGE4 31 Specificeert de afzender- en ontvangerinformatie.
1f HID_LTRWIZ_OPTSENDERPLACEHOLDER 5c Gebruik de adresgegevens via %PRODUCTNAME - Gebruikersgegevens in het dialoogvenster Opties.
1e HID_LTRWIZ_OPTRECEIVERDATABASE 3c Er worden adresdatabasevelden in de briefsjabloon ingevoegd.
1a HID_LTRWIZ_OPTSENDERDEFINE 35 Gebruik de adresgegevens uit de volgende tekstvakken.
18 HID_LTRWIZ_TXTSENDERNAME 25 Specificeert de naam van de afzender.
1f HID_LTRWIZ_CHKFOOTERPAGENUMBERS 2d Neemt paginanummering in uw briefsjabloon op.
25 WIZARDS_HID_LTRWIZ_CHKFOOTERNEXTPAGES 49 Selecteer deze optie om de voettekst op de eerste pagina te onderdrukken.
14 HID_LTRWIZ_TXTFOOTER 2e Voer hier de tekst voor de voettekstregels in.
10 HID_LETTER_PAGE5 50 Geeft de informatie aan die moet worden opgenomen in de ruimte voor de voettekst
10 HID_LETTER_PAGE6 57 Aangeven waar en onder welke naam het document en de sjabloon moeten worden opgeslagen.
19 HID_LTRWIZ_OPTMAKECHANGES 35 Slaat de sjabloon op en laat hem open voor bewerking.
12 HID_LTRWIZ_TXTPATH 78 Voer het pad en de bestandsnaam voor de sjabloon in, of klik op de knop ... om het pad en de bestandsnaam te selecteren.
1a HID_LTRWIZ_TXTTEMPLATENAME 2e Specificeert de titel van de documentsjabloon.
1a HID_LTRWIZ_OPTCREATELETTER 66 Slaat de sjabloon op en sluit hem, en opent dan een nieuw, naamloos document op basis van de sjabloon.
1c WIZARDS_HID_FAXWIZARD_CREATE 122 Aan de hand van de instellingen die u hebt opgegeven, wordt met behulp van de assistent een documentsjabloon gemaakt, die op de vaste schijf wordt opgeslagen. In het werkgebied wordt het nieuwe document weergegeven dat op basis van de sjabloon is gemaakt (met als bestandsnaam "NaamloosX").
1a WIZARDS_HID_FAXWIZARD_NEXT 9f De Assistent slaat de huidige instellingen op en gaat naar de volgende pagina. Als u de laatste pagina hebt bereikt, is de knop Volgende niet meer beschikbaar.
1a WIZARDS_HID_FAXWIZARD_BACK e8 Klik op de knop Vorige om de instellingen te bekijken die op de vorige pagina zijn gekozen. Als u op deze knop klikt, worden de huidige instellingen niet gewijzigd of verwijderd. De knop  Vorige blijft vanaf de tweede pagina actief.
13 .uno%3AAutoPilotFax 1f De Assistent voor faxen openen.
1b WIZARDS_HID_LSTPRIVATESTYLE 34 Specificeert het vooraf gedefinieerde opmaakprofiel.
d HID_FAX_PAGE1 26 Kies hier de stijl van uw faxdocument.
21 WIZARDS_HID_FAXWIZ_OPTBUSINESSFAX 2d Maakt een faxsjabloon voor een zakelijke fax.
23 WIZARDS_HID_FAXWIZ_LSTBUSINESSSTYLE 34 Specificeert het vooraf gedefinieerde opmaakprofiel.
20 WIZARDS_HID_FAXWIZ_OPTPRIVATEFAX 29 Maakt een faxsjabloon voor een privéfax.
1b WIZARDS_HID_TXTSENDERSTREET 17 Neemt een voettekst op.
1c WIZARDS_HID_CHKUSESALUTATION 17 Neemt een datumveld op.
1a WIZARDS_HID_CHKUSEGREETING 48 Neemt een communicatietyperegel op. Selecteer de regel in de keuzelijst.
19 WIZARDS_HID_CHKUSESUBJECT 1a Neemt een bedrijfslogo op.
d HID_FAX_PAGE2 34 Aangeven welke faxelementen moeten worden afgedrukt.
18 WIZARDS_HID_CHKUSEFOOTER 3a Neemt een aanhef op. Selecteer de aanhef in de keuzelijst.
19 WIZARDS_HID_LSTSALUTATION 48 Neemt een communicatietyperegel op. Selecteer de regel in de keuzelijst.
17 WIZARDS_HID_LSTGREETING 1c Neemt een onderwerpregel op.
20 WIZARDS_HID_OPTSENDERPLACEHOLDER 3a Neemt een aanhef op. Selecteer de aanhef in de keuzelijst.
1b WIZARDS_HID_OPTSENDERDEFINE 42 Neemt een begroeting op. Selecteer de begroeting in de keuzelijst.
19 WIZARDS_HID_TXTSENDERNAME 42 Neemt een begroeting op. Selecteer de begroeting in de keuzelijst.
1c WIZARDS_HID_FILETEMPLATEPATH 4e Voegt databasevelden in om ze later met het faxdocument te kunnen samenvoegen.
18 WIZARDS_HID_TXTSENDERFAX 2e Voer hier de adresgegevens van de afzender in.
19 WIZARDS_HID_TXTSENDERCITY 94 Selecteer deze optie om de adresgegevens in de volgende tekstvakken in te voeren. De gegevens worden als normale tekst in het faxdocument ingevoegd.
1a WIZARDS_HID_TXTSENDERSTATE a7 Voegt tijdelijke aanduidingen in voor het adres op de faxsjabloon. Verderop in het document klikt u op de tijdelijke aanduiding om de feitelijke gegevens in te voeren.
20 WIZARDS_HID_CHKFOOTERPAGENUMBERS 2e Voer hier de adresgegevens van de afzender in.
d HID_FAX_PAGE3 3c Specificeert de ontvanger en afzenderinformatie voor de fax.
15 WIZARDS_HID_TXTFOOTER 2e Voer hier de adresgegevens van de afzender in.
1f WIZARDS_HID_OPTRECEIVERDATABASE 2e Voer hier de adresgegevens van de afzender in.
1e WIZARDS_HID_CHKFOOTERNEXTPAGES 2e Voer hier de adresgegevens van de afzender in.
22 WIZARDS_HID_OPTRECEIVERPLACEHOLDER 2e Voer hier de adresgegevens van de afzender in.
1b WIZARDS_HID_TXTTEMPLATENAME a7 Voegt tijdelijke aanduidingen in voor het adres op de faxsjabloon. Verderop in het document klikt u op de tijdelijke aanduiding om de feitelijke gegevens in te voeren.
d HID_FAX_PAGE4 2b Specificeert de gegevens voor de voettekst.
d HID_FAX_PAGE5 31 Definieert de naam van de sjabloon en de locatie.
16 .uno%3AAutoPilotAgenda 47 Start de Assistent om u te helpen bij het maken van een agendasjabloon.
1f WIZARDS_HID_AGWIZ_1_CHK_MINUTES 4d Drukt een pagina af waarop u tijdens een vergadering de notulen kunt noteren.
23 WIZARDS_HID_AGWIZ_1_LIST_PAGEDESIGN 2e Selecteer het pagina-ontwerp in de keuzelijst.
10 HID_AGENDA_PAGE1 2d Specificeer een paginaontwerp voor de agenda.
2f SW%3AEDIT%3ADLG_WIZARD_AG%3ADLG_AG2_EDIT_METORT 24 Vul de plaats van de vergadering in.
10 HID_AGENDA_PAGE2 38 Vul hier de datum, tijd en plaats van de vergadering in.
34 SW%3ADATEFIELD%3ADLG_WIZARD_AG%3ADLG_AG2_DFLD_METDAT 29 Voer hier de datum van de vergadering in.
34 SW%3ATIMEFIELD%3ADLG_WIZARD_AG%3ADLG_AG2_TFLD_METTIM 2c Voer hier in hoe laat de vergadering begint.
1d WIZARDS_HID_AGWIZ_2_TXT_TITLE 23 Vermeld de naam van de vergadering.
10 HID_AGENDA_PAGE3 33 Geef de koppen aan die u wilt opnemen in de agenda.
24 WIZARDS_HID_AGWIZ_3_CHK_MEETING_TYPE 45 Geeft aan of de regel met het type vergadering afgedrukt moet worden.
1c WIZARDS_HID_AGWIZ_3_CHK_READ 3a Geeft aan of de regel Leesmateriaal afgedrukt moet worden.
1d WIZARDS_HID_AGWIZ_3_CHK_NOTES 35 Geeft aan of de regel Notities afgedrukt moet worden.
1d WIZARDS_HID_AGWIZ_3_CHK_BRING 35 Geeft aan of de regel Meenemen afgedrukt moet worden.
27 WIZARDS_HID_AGWIZ_4_CHK_RESOURCEPERSONS 3e Hiermee kunt u het facilitair personeel op een regel invoeren.
22 WIZARDS_HID_AGWIZ_4_CHK_TIMEKEEPER 32 Hiermee kunt u de moderator op een regel invoeren.
21 WIZARDS_HID_AGWIZ_4_CHK_ATTENDEES 58 Specificeert of er een regel afgedrukt moet worden waarin u de aanwezigen kunt invoeren.
10 HID_AGENDA_PAGE4 30 Specificeert de aanwezige personen op de agenda.
21 WIZARDS_HID_AGWIZ_4_CHK_OBSERVERS 5a Specificeert of er een regel afgedrukt moet worden waarin u de toeschouwers kunt invoeren.
21 WIZARDS_HID_AGWIZ_4_CHK_CALLED_BY 72 Specificeert of er een regel afgedrukt moet worden waarin u kunt invoeren wie de vergadering bijeengeroepen heeft.
23 WIZARDS_HID_AGWIZ_4_CHK_FACILITATOR 33 Hiermee kunt u de voorzitter op een regel invoeren.
21 WIZARDS_HID_AGWIZ_4_CHK_NOTETAKER 34 Hiermee kunt u de notulist(e) op een regel invoeren.
1c WIZARDS_HID_AGWIZ_5_BTN_DOWN 30 Verplaatst de huidige onderwerprij naar beneden.
1a WIZARDS_HID_AGWIZ_5_BTN_UP 2e Verplaatst de huidige onderwerprij naar boven.
1e WIZARDS_HID_AGWIZ_5_BTN_INSERT 3b Voegt een nieuwe lege onderwerprij boven de huidige rij in.
10 HID_AGENDA_PAGE5 4d Specificeert de onderwerpen die op de agendasjabloon moeten worden afgedrukt.
1f WIZARDS_HID_AGWIZ_5_TXT_TOPIC_1 5b Voer de agendapunten in. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de onderwerpen te sorteren.
1e WIZARDS_HID_AGWIZ_5_BTN_REMOVE 23 Verwijdert de huidige onderwerprij.
25 WIZARDS_HID_AGWIZ_5_TXT_RESPONSIBLE_1 5b Voer de agendapunten in. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de onderwerpen te sorteren.
21 WIZARDS_HID_AGWIZ_5_TXT_MINUTES_1 5b Voer de agendapunten in. Gebruik de knoppen Omhoog en Omlaag om de onderwerpen te sorteren.
23 WIZARDS_HID_AGWIZ_6_OPT_MAKECHANGES 58 Maakt de agendasjabloon en slaat hem op, en opent de sjabloon dan om verder te bewerken.
24 WIZARDS_HID_AGWIZ_6_OPT_CREATEAGENDA 69 Maakt de agendasjabloon en slaat hem op, en opent dan een nieuw agendadocument op basis van die sjabloon.
10 HID_AGENDA_PAGE6 30 Kies de titel en locatie voor de agendasjabloon.
24 WIZARDS_HID_AGWIZ_6_TXT_TEMPLATENAME 2b Specificeert de naam van de agendasjabloon.
24 WIZARDS_HID_AGWIZ_6_TXT_TEMPLATEPATH 50 Specificeert het volledige pad, inclusief de bestandsnaam van de agendasjabloon.
24 WIZARDS_HID_AGWIZ_6_BTN_TEMPLATEPATH 50 Specificeert het volledige pad, inclusief de bestandsnaam van de agendasjabloon.
24 SD%3APUSHBUTTON%3ADLG_ASS%3ABUT_NEXT 53 De Assistent accepteert de nieuwe instellingen en gaat verder met de volgende stap.
24 SD%3APUSHBUTTON%3ADLG_ASS%3ABUT_LAST 4d Gaat terug naar de vorige stap zonder uw huidige instellingen te verwijderen.
d SID_AUTOPILOT 93 Met de Assistent kunt u op interactieve wijze een presentatie maken. Met de Assistent kunt u de voorbeeldsjablonen naar uw eigen wensen veranderen.
40 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FstartWithCheckbutton 7c Specificeert dat u alleen met de Assistent wilt beginnen als u dat expliciet aangeeft met Bestand - Assistent - Presentatie.
3e modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FpreviewCheckbutton 3c Geeft aan dat sjablonen verschijnen in het voorbeeldvenster.
3d modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FtemplatesTreeview 45 Somt de beschikbare categoriëen voor sjablonen op voor presentaties.
36 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FopenButton 124 Toont de presentaties die u gemaakt en opgeslagen hebt in de map Sjablonen, die gespecificeerd wordt onder Extra - Paden in het dialoogvenster Opties. Als u de lay-out en opmaak van een presentatie met behulp van de Assistent wilt bewerken, selecteert u de presentatie en klikt u op Volgende.
3c modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FemptyRadiobutton 24 Maakt een nieuwe (lege) presentatie.
34 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2Fpage1Box 51 Geeft het type presentatie aan en stelt u in staat om een sjabloon te selecteren.
3f modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FtemplateRadiobutton 49 Opent een keuzelijst met verschillende presentaties die u kunt aanpassen.
3b modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FopenRadiobutton 31 Toont een lijst met eerder gemaakte presentaties.
3e modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2Fmedium2Radiobutton 46 Kies deze optie als u bij uw presentatie gebruik wilt maken van dia's.
3e modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2Fmedium1Radiobutton 4a Maakt een presentatie die uitsluitend op het computerscherm wordt getoond.
3a modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FlayoutTreeview 61 Hier kiest u een dia-ontwerp voor de presentatie die u gekozen hebt op pagina 1 van de Assistent.
3e modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2Fmedium3Radiobutton 4e Kies deze optie als u bij uw presentatie gebruik wilt maken van transparanten.
3e modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2Fmedium5Radiobutton 5a Kies deze optie wanneer u de oorspronkelijke paginagrootte van de sjabloon wilt gebruiken.
3e modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2Fmedium4Radiobutton 3e Kies deze optie als u uw presentatie wilt afdrukken op papier.
3b modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FbreakSpinbutton 2c Definieert de pauze tussen elke presentatie.
3a modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FtimeSpinbutton 2e Definieert de duur van elke presentatiepagina.
34 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2Fpage3Box 4c Wijst speciale effecten aan uw presentatie toe en bepaalt de snelheid ervan.
3c modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FkioskRadiobutton 48 Voert de presentatie automatisch uit en start deze na een pauze opnieuw.
3a modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FeffectCombobox 2c Specificeert een effect voor uw presentatie.
3b modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FlogoCheckbutton 65 Specificeer of het $[officename]-logo tijdens de pauze tussen de presentatie moet worden weergegeven.
39 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FspeedCombobox 21 Bepaalt de snelheid van effecten.
3b modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FliveRadiobutton 62 De Standaard instelling voert de presentatie op een volledig scherm uit met de opgegeven snelheid.
42 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FaskInformationTextview 61 Gebruik dit veld voor verdere gedachten en ideeën die u later in uw presentatie wilt behandelen.
39 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FaskTopicEntry 2d Specificeer het onderwerp van uw presentatie.
38 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FaskNameEntry 2e Specificeer uw naam of de naam van uw bedrijf.
3e modules%2Fsimpress%2Fui%2Fassistentdialog%2FsummaryCheckbutton 38 Maakt een samenvatting van de inhoud van uw presentatie.
1d WIZARDS_HID_DLGFORM_CMDFINISH 47 Klik om het formulier te maken zonder verdere pagina's te beantwoorden.
12 HID_DLGFORM_DIALOG 36 Activeert de Assistent voor het maken van formulieren.
1a HID_DLGFORM_FIELDSSELECTED 42 Geeft de velden weer die opgenomen worden in het nieuwe formulier.
23 WIZARDS_HID_DLGFORM_SUB_CMDMOVEDOWN 5f Klik op deze knop om het geselecteerde veld in de lijst één item naar beneden te verplaatsen.
2c WIZARDS_HID_DLGTABLE_CMDMOVEDOWN_PK_SELECTED 5f Klik op deze knop om het geselecteerde veld in de lijst één item naar beneden te verplaatsen.
20 WIZARDS_HID_DLGTABLE_CMDMOVEDOWN 5f Klik op deze knop om het geselecteerde veld in de lijst één item naar beneden te verplaatsen.
19 WIZARDS_HID2_BTN_DOC_DOWN 5f Klik op deze knop om het geselecteerde veld in de lijst één item naar beneden te verplaatsen.
26 WIZARDS_HID_DLGFORM_MASTER_CMDMOVEDOWN 5f Klik op deze knop om het geselecteerde veld in de lijst één item naar beneden te verplaatsen.
21 WIZARDS_HID_DLGFORM_SUB_CMDMOVEUP 5d Klik op deze knop om het geselecteerde veld in de lijst één item naar boven te verplaatsen.
27 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_CMDFILTERMOVEUP 5d Klik op deze knop om het geselecteerde veld in de lijst één item naar boven te verplaatsen.
2a WIZARDS_HID_DLGTABLE_CMDMOVEUP_PK_SELECTED 5d Klik op deze knop om het geselecteerde veld in de lijst één item naar boven te verplaatsen.
29 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_CMDFILTERMOVEDOWN 5f Klik op deze knop om het geselecteerde veld in de lijst één item naar beneden te verplaatsen.
1b HID_DLGFORM_CMDMOVESELECTED 59 Klik hier om de geselecteerde velden te verplaatsen naar het vak waar de pijl naar wijst.
1b HID_DLGFORM_FIELDSAVAILABLE 4e Somt de namen van de beschikbare velden in de geselecteerde tabel of query op.
16 HID_DLGFORM_CMDMOVEALL 4d Klik hier om alle velden te verplaatsen naar het vak waar de pijl naar wijst.
14 HID_DLGFORM_LBTABLES 50 Hier kiest u de tabellen of query's op basis waarvan u het formulier wilt maken.
1d HID_DLGFORM_CMDREMOVESELECTED 59 Klik hier om de geselecteerde velden te verplaatsen naar het vak waar de pijl naar wijst.
23 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_CMDMOVEDOWN 5f Klik op deze knop om het geselecteerde veld in de lijst één item naar beneden te verplaatsen.
18 HID_DLGFORM_CMDREMOVEALL 4d Klik hier om alle velden te verplaatsen naar het vak waar de pijl naar wijst.
24 WIZARDS_HID_DLGFORM_MASTER_CMDMOVEUP 5d Klik op deze knop om het geselecteerde veld in de lijst één item naar boven te verplaatsen.
21 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_CMDMOVEUP 5d Klik op deze knop om het geselecteerde veld in de lijst één item naar boven te verplaatsen.
17 WIZARDS_HID2_BTN_DOC_UP 5d Klik op deze knop om het geselecteerde veld in de lijst één item naar boven te verplaatsen.
1e WIZARDS_HID_DLGTABLE_CMDMOVEUP 5d Klik op deze knop om het geselecteerde veld in de lijst één item naar boven te verplaatsen.
25 WIZARDS_HID_DLGFORM_OPTSELECTMANUALLY 5e Klik om een subformulier toe te voegen dat gebaseerd is op een handmatige selectie van velden.
20 WIZARDS_HID_DLGFORM_lstRELATIONS 3a Selecteer de relatie waarop het subformulier is gebaseerd.
29 WIZARDS_HID_DLGFORM_OPTONEXISTINGRELATION 4a Klik om een subformulier op basis van een bestaande relatie toe te voegen.
24 WIZARDS_HID_DLGFORM_CHKCREATESUBFORM 37 Selecteer deze optie om een subformulier toe te voegen.
26 WIZARDS_HID_DLGFORM_SUB_FIELDSSELECTED 47 Geeft alle velden weer die in het nieuwe subformulier worden opgenomen.
20 WIZARDS_HID_DLGFORM_SUB_LBTABLES 52 Specificeert de tabellen of query's waarvoor het subformulier moet worden gemaakt.
28 WIZARDS_HID_DLGFORM_LINKER_LSTSLAVELINK4 7e Selecteer het subformulierveld dat aan het hoofdformulierveld grenst, dat u selecteert in de keuzelijst naast deze keuzelijst.
28 WIZARDS_HID_DLGFORM_LINKER_LSTSLAVELINK3 7e Selecteer het subformulierveld dat aan het hoofdformulierveld grenst, dat u selecteert in de keuzelijst naast deze keuzelijst.
28 WIZARDS_HID_DLGFORM_LINKER_LSTSLAVELINK1 7e Selecteer het subformulierveld dat aan het hoofdformulierveld grenst, dat u selecteert in de keuzelijst naast deze keuzelijst.
28 WIZARDS_HID_DLGFORM_LINKER_LSTSLAVELINK2 7e Selecteer het subformulierveld dat aan het hoofdformulierveld grenst, dat u selecteert in de keuzelijst naast deze keuzelijst.
29 WIZARDS_HID_DLGFORM_LINKER_LSTMASTERLINK4 7e Selecteer het hoofdformulierveld dat aan het subformulierveld grenst, dat u selecteert in de keuzelijst naast deze keuzelijst.
29 WIZARDS_HID_DLGFORM_LINKER_LSTMASTERLINK3 7e Selecteer het hoofdformulierveld dat aan het subformulierveld grenst, dat u selecteert in de keuzelijst naast deze keuzelijst.
29 WIZARDS_HID_DLGFORM_LINKER_LSTMASTERLINK1 7e Selecteer het hoofdformulierveld dat aan het subformulierveld grenst, dat u selecteert in de keuzelijst naast deze keuzelijst.
29 WIZARDS_HID_DLGFORM_LINKER_LSTMASTERLINK2 7e Selecteer het hoofdformulierveld dat aan het subformulierveld grenst, dat u selecteert in de keuzelijst naast deze keuzelijst.
1b HID_DLGFORM_CMDTOPJUSTIFIED 50 Als u deze optie kiest verschijnt het label boven de daarbij behorende gegevens.
19 HID_DLGFORM_CMDTABLESTYLE 41 Kies deze optie om de database velden als tabellen weer te geven.
19 HID_DLGFORM_CMDALIGNRIGHT 23 De labels worden rechts uitgelijnd.
1a HID_DLGFORM_CMDLEFTLABELED 47 Lijnt de databasevelden als een kolom uit, met de labels links daarvan.
18 HID_DLGFORM_CMDALIGNLEFT 22 De labels worden links uitgelijnd.
19 HID_DLGFORM_CMDTOPLABELED 42 Lijnt de databasevelden als een kolom uit, met de labels er boven.
22 WIZARDS_HID_DLGFORM_OPTNEWDATAONLY 47 Maakt een formulier dat alleen gebruikt wordt om gegevens in te voeren.
21 WIZARDS_HID_DLGFORM_CHKNOADDITION 40 Selecteer deze optie om het toevoegen van gegevens te verbieden.
25 WIZARDS_HID_DLGFORM_OPTDISPLAYALLDATA 66 Maakt een formulier waarmee bestaande gegevens weergegeven en nieuwe gegevens ingevoerd kunnen worden.
25 WIZARDS_HID_DLGFORM_CHKNOMODIFICATION 3f Selecteer deze optie om het bewerken van gegevens te verbieden.
21 WIZARDS_HID_DLGFORM_CHKNODELETION 42 Selecteer deze optie om het verwijderen van gegevens te verbieden.
23 WIZARDS_HID_DLGFORM_CMDSIMPLEBORDER 30 Specificeert dat de veldranden er plat uit zien.
1f WIZARDS_HID_DLGFORM_CMDNOBORDER 2c Specificeert dat de velden geen rand hebben.
1f WIZARDS_HID_DLGFORM_CMD3DBORDER 2c Specificeert een 3D-look voor de veldranden.
1d WIZARDS_HID_DLGFORM_LSTSTYLES 2f Specificeert de paginastijl voor het formulier.
21 WIZARDS_HID_DLGFORM_OPTMODIFYFORM 5d Slaat het formulier op en opent het in bewerkingsmodus zodat de lay-out gewijzigd kan worden.
23 WIZARDS_HID_DLGFORM_OPTWORKWITHFORM 74 Slaat het formulier op en opent het als een formulierdocument zodat gegevens ingevoerd en weergegeven kunnen worden.
1b WIZARDS_HID_DLGFORM_TXTPATH 27 Specificeert de naam van het formulier.
1c WIZARDS_HID_DLGREPORT_DIALOG 22 Selecteer de rapporteigenschappen.
1a HID_DOCUMENT_CREATE_REPWIZ 34 Activeert de Assistent voor het maken van rapporten.
1c HID_DLGREPORT_1_CMDREMOVEALL 4d Klik hier om alle velden te verplaatsen naar het vak waar de pijl naar wijst.
21 HID_DLGREPORT_1_CMDREMOVESELECTED 59 Klik hier om de geselecteerde velden te verplaatsen naar het vak waar de pijl naar wijst.
1a HID_DLGREPORT_1_CMDMOVEALL 4d Klik hier om alle velden te verplaatsen naar het vak waar de pijl naar wijst.
18 HID_DLGREPORT_1_LBTABLES 4b De tabellen of query's selecteren waarvoor het rapport moet worden gemaakt.
1e HID_DLGREPORT_1_FIELDSSELECTED 3f Alle velden weergeven die in het nieuwe rapport zijn opgenomen.
1f HID_DLGREPORT_1_FIELDSAVAILABLE 48 Toont de namen van de databasevelden in de geselecteerde tabel of query.
1f HID_DLGREPORT_1_CMDMOVESELECTED 59 Klik hier om de geselecteerde velden te verplaatsen naar het vak waar de pijl naar wijst.
1a HID_DLGREPORT_6_TXTTITLE_6 ab De namen weergeven van de velden die in het rapport moeten worden opgenomen. Aan de rechterkant kunt u een titel invoeren voor elk veld dat in het rapport wordt afgedrukt.
18 HID_DLGREPORT_2_CMDGROUP 58 Klik hier om het geselecteerde veld te verplaatsen naar het vak waar de pijl naar wijst.
1a HID_DLGREPORT_2_CMDUNGROUP 58 Klik hier om het geselecteerde veld te verplaatsen naar het vak waar de pijl naar wijst.
1f HID_DLGREPORT_2_PREGROUPINGDEST db Toont de velden op basis waarvan het rapport wordt gegroepeerd. Als u een groeperingsniveau wilt verwijderen, selecteert u de veldnaam en klikt u op de knop <. U kunt maximaal vier niveaus voor de groepering selecteren.
18 HID_DLGREPORT_2_GROUPING eb Toont de velden van uw selectie op de vorige pagina van de Assistent. Als u het rapport op basis van een veld wilt groeperen, selecteert u de veldnaam en klikt u op de knop >. U kunt maximaal vier niveaus voor de groepering selecteren.
1b HID_DLGREPORT_3_OPTDESCEND4 2d De veldinhoud in aflopende volgorde sorteren.
15 HID_DLGREPORT_3_SORT4 44 Een extra veld selecteren waarop het rapport moet worden gesorteerd.
1a HID_DLGREPORT_3_OPTASCEND4 2d De veldinhoud in oplopende volgorde sorteren.
15 HID_DLGREPORT_3_SORT1 45 Het eerste veld selecteren waarop het rapport moet worden gesorteerd.
18 HID_DLGREPORT_4_PORTRAIT 32 De afdrukstand Staand selecteren voor het rapport.
19 HID_DLGREPORT_4_LANDSCAPE 33 De afdrukstand Liggend selecteren voor het rapport.
1a HID_DLGREPORT_4_PAGELAYOUT b8 Een paginalay-out voor het rapport definiëren. Paginalay-outs worden geladen uit sjabloonbestanden, waarmee een koptekst, voettekst en de achtergrond voor de pagina worden toegewezen.
1a HID_DLGREPORT_4_DATALAYOUT 99 Een set opmaakprofielen voor het rapport definiëren. Op basis van de opmaakprofielen worden lettertypen, achtergronden voor tabellen en meer toegewezen.
1e HID_DLGREPORT_5_OPTUSETEMPLATE 3b Wanneer u op Voltooien klikt, wordt het rapport opgeslagen.
15 HID_DLGREPORT_4_TITLE 46 De titel opgeven die op de titelregel van elke pagina wordt afgedrukt.
1f HID_DLGREPORT_5_OPTEDITTEMPLATE 55 Wanneer u op Voltooien klikt, wordt het rapport opgeslagen en geopend voor bewerking.
1f HID_DLGREPORT_5_OPTSTATDOCUMENT 9a Slaat het rapport als statisch rapport op. Wanneer u een statisch rapport opent, worden altijd de datum en tijd weergegeven waarop het rapport is gemaakt.
1e HID_DLGREPORT_5_OPTDYNTEMPLATE 6d Slaat het rapport als sjabloon op. Wanneer u een dynamisch rapport opent, geeft het de huidige gegevens weer.
3b modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FnextPageButton 44 Slaat de huidige instellingen op en gaat door naar de volgende stap.
3b modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FlastPageButton 55 Brengt u terug naar de keuzes en instellingen die u gemaakt hebt op de vorige pagina.
3c modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FdesignsTreeview 1f Toont alle bestaande ontwerpen.
41 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FoldDesignRadiobutton 9a Laadt een bestaand ontwerp uit de lijst met ontwerpen om dat als startpunt te gebruiken voor de volgende stappen op de volgende pagina's van de Assistent.
3c modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FdelDesingButton 40 Verwijdert het geselecteerde ontwerp uit de lijst met ontwerpen.
41 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FnewDesignRadiobutton 41 Maakt een nieuw ontwerp op de volgende pagina's van de Assistent.
37 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FindexEntry 70 Hier geeft u aan welke URL (absoluut of relatief) uw publiek moet invoeren om de presentatie te kunnen bekijken.
3c modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FperlRadiobutton 59 Deze optie wordt in de WebCast-export gebruikt om HTML-pagina's en Perl-scripts te maken.
35 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FCGIEntry 48 Bepaalt de URL voor de gegenereerde Perl-scripts (absoluut of relatief).
3b modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FASPRadiobutton d5 Wanneer u de optie  ASP  selecteert, worden tijdens de WebCast-export ASP-pagina's gemaakt. Houd er rekening mee dat de HTML-presentatie alleen kan worden geboden door webservers die ondersteuning bieden voor ASP.
3d modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FnotesCheckbutton 31 Geeft aan dat de notities ook worden weergegeven.
3f modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FcontentCheckbutton 28 Maakt een titelpagina voor het document.
40 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FstandardRadiobutton 31 Standaard-HTML-pagina's maken van exportpagina's.
3f modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FchgAutoRadiobutton 7d De wissel van pagina's vindt automatisch plaats na de opgegeven tijd en is niet afhankelijk van de inhoud van de presentatie.
3e modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FframesRadiobutton b8 Maakt standaard-HTML-pagina's met frames. De geëxporteerde pagina wordt in het hoofdframe geplaatst en in het frame links wordt de inhoudsopgave in de vorm van hyperlinks weergegeven.
3d modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FkioskRadiobutton ab Hiermee maakt u een standaard-HTML-presentatie in de vorm van een lichtkrantexport, waarin de dia's van uw presentatie elkaar automatisch opvolgen na een bepaalde periode.
3f modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FdurationSpinbutton 2c Bepaalt hoe lang elke dia wordt weergegeven.
42 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FchgDefaultRadiobutton f4 Voor elke individuele dia van uw presentatie kunt u aangeven hoe lang het duurt voordat de presentatie overgaat naar de volgende. Wanneer u kiest voor handmatige overgang, kunt u daarvoor iedere willekeurige toets van het toetsenbord gebruiken.
3f modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FendlessCheckbutton 82 Schakel dit selectievakje in wanneer de HTML-presentatie automatisch opnieuw moet worden gestart nadat de laatste dia is vertoond.
35 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FURLEntry 63 Geeft de URL aan (absoluut of relatief) waar de gemaakte presentatie is opgeslagen op de webserver.
3f modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FwebCastRadiobutton 60 In een WebCast-export worden automatische scripts gegenereerd met ondersteuning van Perl of ASP.
43 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2Fresolution3Radiobutton 41 Selecteer een hoge resolutie voor een hoge kwaliteit diaweergave.
3c modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FqualityCombobox cf Specificeert de compressiefactor van de JPEG-afbeelding. Een 100% waarde biedt de beste kwaliteit voor een groot gegevensbereik. De factor 25% geeft kleinere bestanden met een slechtere afbeeldingskwaliteit.
32 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2Fpage3 aa De bestanden worden geëxporteerd als PNG-bestanden. PNG-bestanden worden gecomprimeerd zonder dat hierbij gegevens verloren gaan en kunnen meer dan 256 kleuren bevatten.
43 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2Fresolution2Radiobutton 41 Kies Medium resolutie voor een presentatie van gemiddeld formaat.
3b modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FgifRadiobutton a3 De bestanden worden geëxporteerd als GIF-bestanden. GIF-bestanden worden gecomprimeerd zonder dat hierbij gegevens verloren gaan en bevatten maximaal 256 kleuren.
40 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FsldSoundCheckbutton 6f Specificeert dat de geluidsbestanden die zijn gedefinieerd als een effect voor diawissels worden geëxporteerd.
43 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2Fresolution1Radiobutton 61 Kies Lage resolutie om de bestandsgrootte klein te houden, zelfs bij presentaties met vele dia's.
3b modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FpngRadiobutton aa De bestanden worden geëxporteerd als PNG-bestanden. PNG-bestanden worden gecomprimeerd zonder dat hierbij gegevens verloren gaan en kunnen meer dan 256 kleuren bevatten.
3b modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FjpgRadiobutton 9a De bestanden worden geëxporteerd als JPEG-bestanden. JPEG bestanden zijn gecomprimeerd met instelbare compressie en kunnen meer dan 256 kleuren bevatten.
39 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FmiscTextview 4a Geeft aanvullende tekst aan die op de titelpagina moet worden weergegeven.
35 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FwwwEntry 4b Geeft uw homepage aan. In de publicatie zal een hyperlink worden ingevoegd.
37 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FemailEntry 1a Geeft het e-mailadres aan.
38 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FauthorEntry 32 Geeft de naam aan van de auteur van de publicatie.
40 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FtextOnlyCheckbutton 37 Voegt alleen teksthyperlinks in, in plaats van knoppen.
38 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FvLinkButton 85 Wanneer u hier klikt opent u het dialoogvenster Kleur, waarmee u de kleur van de bezochte koppelingen in uw presentatie kunt bepalen.
37 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FlinkButton 7b Wanneer u hier klikt opent u het dialoogvenster Kleur, waarmee u de kleur van de hyperlinks in uw presentatie kunt bepalen.
38 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FaLinkButton 84 Wanneer u hier klikt opent u het dialoogvenster Kleur, waarmee u de kleur van de actieve koppelingen in uw presentatie kunt bepalen.
41 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FdocColorsRadiobutton 55 Met deze optie gebruikt u de kleuren uit de opmaakprofielen van het huidige document.
37 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FtextButton 76 Wanneer u hier klikt opent u het dialoogvenster Kleur, waarmee u de kleur van de tekst in uw presentatie kunt bepalen.
37 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FbackButton 7c Wanneer u hier klikt opent u het dialoogvenster Kleur, waarmee u de kleur van de achtergrond in uw presentatie kunt bepalen.
3f modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FdefaultRadiobutton 59 Deze optie gebruikt de kleuren zoals ze gemaakt worden door de browser van de toehoorder.
3c modules%2Fsimpress%2Fui%2Fpublishingdialog%2FuserRadiobutton 5d Met deze optie kunt u zelf de kleuren bepalen voor verschillende elementen van de publicatie.
15 HID_LISTWIZARD_FINISH 11 Maakt het object.
3a modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fgroupradioselectionpage%2Ftoleft 34 Verwijdert de geselecteerde optievelden uit de lijst
40 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fgroupradioselectionpage%2Fradiobuttons 5b Geeft een lijst weer van alle optievelden die in het groepselement opgenomen moeten worden.
3b modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fgroupradioselectionpage%2Ftoright 48 Bevestigt  het huidige etiket en voegt het toe aan de lijst Optievelden.
3f modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fgroupradioselectionpage%2Fradiolabels 6a Specificeert de respectieve labels voor elk optieveld. U ziet de label van het optieveld in het formulier.
48 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fdefaultfieldselectionpage%2Fdefaultselectionno 4c Geeft aan dat u niet wilt dat een optieknop de actieve standaardkeuze wordt.
47 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fdefaultfieldselectionpage%2Fdefselectionfield 5d Selecteer hier het optieveld dat de standaardkeuze moet zijn als het formulier geopend wordt.
49 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fdefaultfieldselectionpage%2Fdefaultselectionyes 5f Kies deze optie als een optieknop de standaardkeuze moet worden nadat het formulier geopend is.
39 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Foptionvaluespage%2Fradiobuttons 47 Kies hier het optieveld waar u de referentiewaarde aan toe wilt wijzen.
38 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Foptionvaluespage%2Foptionvalue 55 Geef hier een getal of tekst als referentiewaarde voor de geselecteerde optieknop op.
43 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Foptionsdbfieldpage%2FstoreInFieldCombobox 47 Kies het dataveld waarin de referentiewaarden moeten worden opgeslagen.
3c modules%2Fsabpilot%2Fui%2Foptionsdbfieldpage%2FnoRadiobutton 69 Hiermee geeft u aan dat u de referentiewaarden alleen in het formulier wilt opslaan, niet in de database.
3d modules%2Fsabpilot%2Fui%2Foptionsdbfieldpage%2FyesRadiobutton 4c Hiermee geeft u aan dat u de referentiewaarden in een database wilt opslaan.
33 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Foptionsfinalpage%2Fnameit 80 Voer in het tekstveld de gewenste naam voor de optiegroep in. De naam van het groepskader wordt nu weergegeven in het formulier.
1c WIZARDS_HID_DLGIMPORT_DIALOG 6b Kopieert en converteert documenten naar de OpenDocument XML-indeling die door $[officename] wordt gebruikt.
27 macro%3A%2F%2F%2FImportWizard.Main.Main 6b Kopieert en converteert documenten naar de OpenDocument XML-indeling die door $[officename] wordt gebruikt.
1f WIZARDS_HID_DLGIMPORT_0_CMDHELP 6b Kopieert en converteert documenten naar de OpenDocument XML-indeling die door $[officename] wordt gebruikt.
1a HID_DLGIMPORT_0_CHKLOGFILE 55 Maakt een logbestand in uw werkmap waar in staat welke documenten geconverteerd zijn.
1d HID_DLGIMPORT_2_CHKPOWERPOINT 64 Converteert documenten in de Microsoft PowerPoint-indeling *.ppt naar OpenDocument *.odp-documenten.
18 HID_DLGIMPORT_2_CHKEXCEL 5c Converteert documenten in Microsoft Excel-indeling *.xls naar OpenDocument *.ods-documenten.
17 HID_DLGIMPORT_2_CHKWORD 5b Converteert documenten in Microsoft Word-indeling *.doc naar OpenDocument *.odt-documenten.
25 HID_DLGIMPORT_2_CMDDOCUMENTPATHSELECT 40 Deze knop opent een dialoogvenster waarin u het pad kunt kiezen.
1a HID_DLGIMPORT_2_CBTEMPLATE 48 Markeer dit keuzevakje wanneer de sjablonen geconverteerd moeten worden.
1a HID_DLGIMPORT_2_CBDOCUMENT 49 Markeer dit keuzevakje wanneer de documenten geconverteerd moeten worden.
21 HID_DLGIMPORT_2_CBDOCUMENTRECURSE 79 Markeer dit keuzevakje wanneer ook in de submappen van de opgegeven map naar toepasselijke bestanden gezocht moet worden.
1e HID_DLGIMPORT_2_LBDOCUMENTPATH 21 Kies de map van de bronbestanden.
1e HID_DLGIMPORT_2_EDDOCUMENTPATH 4c Kies de map waar de geconverteerde bestanden in weggeschreven moeten worden.
17 HID_DLGCONVERT_LISTBOX1 44 Geeft de bereiken uit de lijst weer die geconverteerd moeten worden.
1c HID_DLGCONVERT_OPTIONBUTTON2 3f Alle valutacellen in het actieve werkblad worden geconverteerd.
1c HID_DLGCONVERT_OPTIONBUTTON1 49 Alle cellen met de geselecteerde celopmaakprofielen worden geconverteerd.
18 HID_DLGCONVERT_CHECKBOX1 20 Converteert het gehele document.
15 HID_DLGCONVERT_CBBACK b3 Als het huidige document een $[officename] Calc-document of -sjabloon is, kunt u de Euroconversie met behulp van het corresponderende pictogram op de werkbalk Werktuigen oproepen.
15 HID_DLGCONVERT_CBHELP 2a Activeert de Help voor het dialoogvenster.
17 HID_DLGCONVERT_CBCANCEL 17 Sluit de Euroconversie.
1c HID_DLGCONVERT_OPTIONBUTTON4 7b Alle valutacellen in het bereik die zijn geselecteerd voordat het conversieprogramma werd opgeroepen, worden geconverteerd.
1b HID_DLGCONVERT_CBTARGETOPEN 67 Opent een dialoogvenster waarin u een map kunt selecteren om de geconverteerde bestanden in te bewaren.
1c HID_DLGCONVERT_OPTIONBUTTON3 3f Alle valutacellen in het actieve document worden geconverteerd.
15 HID_DLGCONVERT_OBFILE 2d Converteert één $[officename] Calc-bestand.
15 HID_DLGCONVERT_CBGOON 13 Start de conversie.
14 HID_DLGCONVERT_OBDIR 72 Converteert alle documenten en sjablonen van $[officename] Calc en $[officename] Writer naar de geselecteerde map.
18 HID_DLGCONVERT_COMBOBOX1 41 Specificeert de valuta die naar euro's moet worden geconverteerd.
14 .uno%3AEuroConverter 9d Converteert de valutabedragen die in $[officename] Calc-documenten en in velden en tabellen van $[officename] Writer-documenten worden gevonden, naar euro's.
17 HID_DLGCONVERT_TBSOURCE 52 Geeft de map of de naam weer van het enige document dat geconverteerd moet worden.
1d HID_DLGCONVERT_CHECKRECURSIVE 47 Specificeert of alle submappen van de geselecteerde map zijn opgenomen.
1f HID_DLGCONVERT_CHKTEXTDOCUMENTS 63 Converteert valutabedragen die in velden en tabellen van $[officename] Writer-documenten voorkomen.
19 HID_DLGCONVERT_CHKPROTECT d9 Specificeert dat bladbeveiliging gedurende conversie wordt uitgeschakeld en erna weer wordt ingeschakeld. Als er een wachtwoord voor bladbeveiliging is, ziet u een dialoogvenster om het wachtwoord in te kunnen voeren.
1b HID_DLGCONVERT_CBSOURCEOPEN 53 Opent een dialoogvenster om de gewenste map of het gewenste document te selecteren.
17 HID_DLGCONVERT_TBTARGET 51 Specificeert de map en het pad waarin u de geconverteerde bestanden wilt opslaan.
15 HID_ABSPILOT_PREVIOUS 19 Naar de vorige stap gaan.
13 HID_ABSPILOT_CANCEL 3c De Assistent afsluiten zonder de wijzigingen door te voeren.
13 HID_ABSPILOT_FINISH 53 Een verbinding tot stand brengen met de gegevensbron en het dialoogvenster sluiten.
34 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fselecttypepage%2Fgroupwise 42 Selecteer deze optie als u al een adresboek gebruikt in Groupwise.
34 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fselecttypepage%2Fevolution 42 Selecteer deze optie als u al een adresboek gebruikt in Evolution.
31 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fselecttypepage%2Fmacosx 4a Selecteer deze optie als u al een adresboek gebruikt in OS X Address book.
17 EXTENSIONS_HID_ABSPILOT 5f Met deze Assistent kunt u een bestaand adresboek registreren als gegevensbron in $[officename].
36 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fselecttypepage%2Fthunderbird 4f Selecteer deze optie als u al een adresboek in Thunderbird of Icedove gebruikt.
c slot%3A10934 5f Met deze Assistent kunt u een bestaand adresboek registreren als gegevensbron in $[officename].
11 HID_ABSPILOT_NEXT 1b Naar de volgende stap gaan.
21 .uno%3AAutoPilotAddressDataSource 5f Met deze Assistent kunt u een bestaand adresboek registreren als gegevensbron in $[officename].
2e modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fselecttypepage%2Fkde 49 Selecteer deze optie als u al een adresboek gebruikt in KDE Address book.
30 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fselecttypepage%2Fother 5e Kies deze optie als u een andere gegevensbron als adresboek wilt registreren in $[officename].
32 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fselecttypepage%2Fevoldap 47 Selecteer deze optie als u al een adresboek gebruikt in Evolution LDAP.
39 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fselecttypepage%2FSelectTypePage 5f Met deze Assistent kunt u een bestaand adresboek registreren als gegevensbron in $[officename].
2f modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fselecttypepage%2Fldap 42 Kies deze optie als u al adresgegevens op de LDAP server gebruikt.
32 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fselecttypepage%2Foutlook 61 Selecteer deze optie als u al een adresboek gebruikt in Microsoft Outlook (niet Outlook Express).
32 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fselecttypepage%2Ffirefox 4d Selecteer deze optie als u al een adresboek in Firefox of Iceweasel gebruikt.
32 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fselecttypepage%2Fwindows 52 Selecteer deze optie als u al een adresboek gebruikt in Microsoft Outlook Express.
34 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Finvokeadminpage%2Fsettings 4b Roept  een dialoogvenster aan waarin u aanvullende instellingen kunt maken.
3b modules%2Fsabpilot%2Fui%2Finvokeadminpage%2FInvokeAdminPage 68 Hier kunt u aanvullende instellingen voor LDAP-adresgegevens en andere externe gegevensbronnen invoeren.
31 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fselecttablepage%2Ftable 55 Selecteer de tabel die als het adresboek voor de $[officename] sjablonen moet dienen.
3b modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fselecttablepage%2FSelectTablePage 7e Specificeert een tabel uit het adresboek van SeaMonkey / Netscape dat gebruikt moet worden als het adresboek in $[officename].
39 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fdatasourcepage%2FDataSourcePage 8e Voer hier een locatie in voor het adresboekbestand en een naam waarmee de gegevensbron in de gegevensbronnenverkenner moet worden weergegeven.
2f modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fdatasourcepage%2Fname 28 Specificeer de naam van de gegevensbron.
31 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fdatasourcepage%2Fbrowse 42 Specificeert de locatie met behulp van een bestandsdialoogvenster.
1f DBACCESS_HID_DSADMIN_BROWSECONN 42 Specificeert de locatie met behulp van een bestandsdialoogvenster.
34 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Fdatasourcepage%2Favailable f6 Registreert het zojuist gemaakte databasebestand in %PRODUCTNAME. De database wordt vervolgens in het gegevensbronvenster (F4) weergegeven. Als dit selectievakje is uitgeschakeld, kunt u alleen bij de database wanneer u het databasebestand opent.
32 modules%2Fsabpilot%2Fui%2Ffieldassignpage%2Fassign 38 Deze knop opent het dialoogvenster Sjablonen: Adresboek.
3b modules%2Fsabpilot%2Fui%2Ffieldassignpage%2FFieldAssignPage 44 Hiermee opent u een dialoogvenster waarin u de veldindeling bepaalt.
5 34200 54 Met behulp van de Webassistent kunt u een website op een internetserver onderhouden.
5 34209 29 Verwijdert de geselecteerde instellingen.
5 34207 90 Selecteer de instellingen die u wilt laden en klik dan op Laden. Selecteer "standaard" om de assistent te starten met de standaard instellingen.
5 34217 3e Voer de naam van de auteur voor het geselecteerde document in.
5 34216 39 Voer een beschrijving voor het geselecteerde document in.
5 34215 99 Voer de titel voor het geselecteerde document in. De titel verschijnt als een hyperlink naar het geselecteerde document op de indexpagina van uw website.
5 34210 11e Geeft de documenten weer die u op uw website wilt publiceren. De Assistent kan %PRODUCTNAME-documenten naar HTML-, PDF- of in sommige gevallen Flash-indeling converteren, voordat de documenten geladen worden. Alle andere bestanden worden in hun oorspronkelijke bestandsindeling geladen.
5 34211 e9 Opent een dialoogvenster waarin u de bestanden kunt selecteren die u op uw website wilt hebben. De volgorde van de lijst bepaalt de volgorde waarin de hyperlinks naar de documenten weergegeven worden op de indexpagina van uw website.
5 34212 32 Verwijdert het geselecteerde bestand uit de lijst.
5 34218 52 Selecteer naar welke bestandsindeling u het geselecteerde bestand wilt exporteren.
5 34220 29 Selecteer de lay-out voor de indexpagina.
5 34246 46 Optimaliseert de website voor een schermresolutie van 1024x768 pixels.
5 34237 57 Neemt de namen op van de gebruikers die de documenten op de indexpagina gemaakt hebben.
5 34236 45 Neemt de overzichtsinformatie op van de documenten op de indexpagina.
5 34245 45 Optimaliseert de website voor een schermresolutie van 800x600 pixels.
5 34238 3e Neemt de aanmaakdatums op van de documenten op de indexpagina.
5 34240 35 Toont de indeling van de bestanden op de indexpagina.
5 34235 3e Neemt de bestandsnamen op van de documenten op de indexpagina.
5 34241 36 Toont het bestandindelingspictogram op de indexpagina.
5 34239 4d Neemt de datum op van de laatste wijziging van een bestand op de indexpagina.
5 34242 37 Toont het aantal pagina's in uw site op de indexpagina.
5 34243 38 Toont de bestandsgrootte in kilobytes op de indexpagina.
5 34244 45 Optimaliseert de website voor een schermresolutie van 640x480 pixels.
5 34248 38 Selecteer een Achtergrondafbeelding voor de indexpagina.
5 34249 5d Selecteer de Pictogrammen die u wilt gebruiken voor de navigatie-elementen op de indexpagina.
5 34247 30 Selecteer het kleurenschema voor de indexpagina.
5 34292 31 Wist de achtergrondafbeelding van de indexpagina.
5 34291 6d Opent een dialoogvenster voor bestandsopening om een achtergrondafbeelding voor de indexpagina te selecteren.
5 34290 4b Specificeert een achtergrondafbeelding voor het opmaakprofiel Webassistent.
5 41002 2b Wist de pictogrammenset van de indexpagina.
5 41000 6d Selecteer een pictogram dat u wilt gebruiken voor navigatie in HTML-presentatiedocumenten in de Webassistent.
5 34259 67 Voer de copyrightinformatie voor de indexpagina in. De informatie wordt in een HTML-metatag opgeslagen.
5 34258 5c Voer het e-mailadres voor de indexpagina in. Het adres wordt in een HTML-metatag opgeslagen.
5 34250 64 Voer de titel voor de indexpagina in. Dit element wordt op de titelbalk van webbrowsers weergegeven.
5 34253 63 Voer een beschrijving voor de indexpagina in. De beschrijving wordt in een HTML-metatag opgeslagen.
5 34255 5b Voer de aanmaakdatum voor de indexpagina in. De datum wordt in een HTML-metatag opgeslagen.
5 34256 5e Voer de wijzigingsdatum voor de indexpagina in. De datum wordt in een HTML-metatag opgeslagen.
5 34271 2c Voer de naam van het instellingenbestand in.
5 34270 45 Slaat de instellingen op die u in deze Assistent hebt gespecificeerd.
5 34269 75 Opent het dialoogvenster FTP-verbinding waar u de verbindingsinstellingen voor de FTP-server kunt bewerken en testen.
5 34268 ca Laadt uw bestanden naar een FTP-server. De indexpagina wordt opgeslagen in de locatie die u gespecificeerd hebt. Alle andere bestanden worden in de map myWebsite opgeslagen in de map met de indexpagina.
5 34266 57 Opent een dialoogvenster waarin de locatie van het archiefbestand kan worden gewijzigd.
5 34260 47 Opent uw webpagina in de standaard webbrowser van uw besturingssysteem.
5 34261 d9 Laadt uw indexpagina en bestanden naar een lokale map. De indexpagina wordt opgeslagen in de locatie die u gespecificeerd hebt. Alle andere bestanden worden in de map myWebsite opgeslagen in de map met de indexpagina.
5 34263 38 Opent een dialoogvenster waar u een map kunt selecteren.
5 34265 113 Voegt uw indexpagina en bestanden aan een gecomprimeerd archiefbestand toe en laadt het bestand naar uw website. De indexpagina wordt opgeslagen in de locatie die u gespecificeerd hebt. Alle andere bestanden worden in de map myWebsite opgeslagen in de map met de indexpagina.
5 41046 67 Opent een dialoogvenster waar u kunt opgeven in welke FTP-servermap de bestanden bewaard moeten worden.
5 41045 51 Voer de locatie in van een map op de FTP-server waar u uw bestanden wilt opslaan.
5 41044 33 Test de FTP-verbinding met de huidige instellingen.
5 41040 51 Bewerk en test de verbindingsinstellingen van de FTP-server voor de Webassistent.
5 41042 51 Voer de gebruikersnaam in die vereist is om toegang te krijgen tot de FTP-server.
5 41041 32 Voer de naam of het IP-adres van de FTP-server in.
5 41043 4e Voer het wachtwoord in dat vereist is om toegang te krijgen tot de FTP-server.
1d HID_QUERY_EDIT_JOINCONNECTION 21 Verbindingseigenschappen bewerken
14 HID_QRYDGN_ROW_ORDER 61 Als u op de cel klikt, kunt u de sorteeropties selecteren: Oplopend, Aflopend en Niet gesorteerd.
12 HID_CTL_QRYDGNCRIT 31 Selecteer voorwaarden om de query te definiëren.
11 HID_CTL_QRYDGNTAB 71 Dubbelklik op de velden om deze aan de query toe te voegen. Met slepen en neerzetten kunt u relaties definiëren.
22 dbaccess%2Fui%2Fsavedialog%2Ftitle 2c Voer de naam in van de query-/tabelweergave.
23 dbaccess%2Fui%2Fsavedialog%2Fschema 50 Voer de naam in van het schema dat aan de query- of tabelweergave is toegewezen.
14 HID_QRYDGN_ROW_FIELD 8f Voer hier de naam van het gegevensveld in waarnaar u in de query hebt verwezen. Alle instellingen in de onderste rijen verwijzen naar dit veld.
13 HID_QRYDGN_ROW_CRIT 5a De criteria opgeven op basis waarvan de inhoud van het gegevensveld moet worden gefilterd.
16 HID_QRYDGN_ROW_VISIBLE 62 Als u de eigenschap Zichtbaar voor een gegevensveld markeert, wordt dat veld afgebeeld in de query
17 HID_QRYDGN_ROW_FUNCTION aa Het dialoogvenster Parameter opgeven vraagt u welke variabelen u in de query hebt gedefinieerd. Voer voor elke queryvariabele een waarde in en klik op OK ter bevestiging.
14 HID_QRYDGN_ROW_ALIAS 91 Een alias opgeven. In plaats van de veldnaam wordt deze alias in de query weergegeven. Hierdoor wordt het mogelijk eigen kolomnamen te gebruiken.
14 HID_QRYDGN_ROW_TABLE 5c De corresponderende databasetabel van het geselecteerde gegevensveld wordt hier weergegeven.
21 dbaccess%2Fui%2Fjoindialog%2Ftype 5f De resultatentabel bevat voor een volledige join alle velden van de linker- en rechtertabellen.
23 dbaccess%2Fui%2Fjoindialog%2Ftable2 3e Specificeert twee verschillende tabellen die u wilt verbinden.
5 dummy 62 Als u op Meer klikt, zult u een dialoogvenster zien met meer informatie over het huidige probleem.
26 dbaccess%2Fui%2Fpassword%2Fnewpassword 1e Voer het nieuwe wachtwoord in.
26 dbaccess%2Fui%2Fpassword%2Foldpassword 1c Voer het oude wachtwoord in.
2a dbaccess%2Fui%2Fpassword%2Fconfirmpassword 27 Voer het nieuwe wachtwoord nogmaals in.
1c sfx%2Fui%2Fpassword%2Fusered 2d Specificeert de naam van de nieuwe gebruiker.
1c HID_TABLE_DESIGN_HELP_WINDOW 17 Geeft helpteksten weer.
16 HID_TABDESIGN_NAMECELL af Voer hier de naam in voor het gegevensveld. Houd hierbij rekening met de beperkingen van het databasetype zoals bijvoorbeeld de lengte van de naam, speciale tekens en spaties.
19 HID_TABDESIGN_COMMENTCELL 23 Voer een optionele beschrijving in.
18 HID_TABDESIGN_BACKGROUND 24 Hier definieert u de tabelstructuur.
1a SID_TABLEDESIGN_INSERTROWS 9c Voegt een lege rij in boven de huidige rij als de tabel nog niet is opgeslagen. Voegt een lege rij in aan het einde van de tabel als de tabel is opgeslagen.
20 SID_TABLEDESIGN_TABED_PRIMARYKEY 5e Als deze opdracht een vinkje heeft, is het gegevensveld in deze regel al een primaire sleutel.
16 HID_TABDESIGN_TYPECELL 25 Selecteer hier het type van het veld.
13 HID_TAB_ENT_DEFAULT 49 Voer een waarde in die de standaardwaarde is voor nieuwe gegevensrecords.
19 HID_TAB_ENT_FORMAT_SAMPLE 4c Hier ziet u de opmaakcode die u kunt selecteren met behulp van de knop ... .
d .uno%3ADelete 20 Verwijdert de geselecteerde rij.
12 HID_TAB_ENT_FORMAT 2e Deze knop opent het dialoogvenster Veldopmaak.
31 dbaccess%2Fui%2Findexdesigndialog%2FID_INDEX_DROP 1c Verwijdert de huidige index.
2a dbaccess%2Fui%2Findexdesigndialog%2FUNIQUE 48 Markeer dit keuzevakje als de index alleen unieke waarden moet toestaan.
2e dbaccess%2Fui%2Findexdesigndialog%2FINDEX_LIST ac Geeft de huidige selectie weer. Selecteer een index uit de keuzelijst om te bewerken. De bijzonderheden van de geselecteerde index worden in het dialoogvenster weergegeven.
23 HID_DLGINDEX_INDEXDETAILS_SORTORDER 1b Bepaalt de sorteervolgorde.
30 dbaccess%2Fui%2Findexdesigndialog%2FID_INDEX_NEW 23 Hier kunt u een nieuwe index maken.
14 .uno%3ADBIndexDesign 4e In het dialoogvenster Indexontwerp bewerkt u de indices voor de huidige tabel.
33 dbaccess%2Fui%2Findexdesigndialog%2FID_INDEX_RENAME 40 Als u hier klikt, kunt u de huidige index in de lijst hernoemen.
1f HID_DLGINDEX_INDEXDETAILS_FIELD 5b Geeft een lijst met velden in de huidige tabel weer. U kunt meer dan één veld selecteren.
31 dbaccess%2Fui%2Findexdesigndialog%2FID_INDEX_SAVE 2d Slaat de huidige index op in de gegevensbron.
29 dbaccess%2Fui%2Findexdesigndialog%2Fclose 19 Sluit het dialoogvenster.
32 dbaccess%2Fui%2Findexdesigndialog%2FID_INDEX_RESET 6a Zet de huidige index terug naar de instelling die van toepassing was voor dit dialoogvenster werd geopend.
13 HID_CTL_RELATIONTAB 5c Hier kunt u tabellen uit de huidige database koppelen via gemeenschappelijke gegevensvelden.
2b dbaccess%2Fui%2Frelationdialog%2Fdeldefault 80 Als u de overeenkomstige primaire sleutel verwijdert, zal een opgegeven waarde worden ingesteld voor alle externe sleutelvelden.
26 dbaccess%2Fui%2Fjoindialog%2Frelations 33 Hier definieert u de sleutelvelden voor de relatie.
28 dbaccess%2Fui%2Frelationdialog%2Faddnull b9 Als de overeenkomstige primaire sleutel gewijzigd is, gebruik dan deze optie om de waarde "IS NULL" voor alle externe sleutelvelden in te stellen. IS NULL betekent dat het veld leeg is.
2a dbaccess%2Fui%2Frelationdialog%2Faddaction 6a Specificeert dat een wijziging in een primaire sleutel geen invloed heeft op andere externe sleutelvelden.
27 dbaccess%2Fui%2Frelationdialog%2Ftable2 61 De namen van de tabellen die geselecteerd zijn voor de koppeling verschijnen hier als kolomnamen.
14 .uno%3ADBAddRelation 33 Hier definieert u een relatie tussen twee tabellen.
2b dbaccess%2Fui%2Frelationdialog%2Fdelcascade 73 Specificeert dat alle externe sleutelvelden verwijderd worden als u de overeenkomstige primaire sleutel verwijdert.
2b dbaccess%2Fui%2Frelationdialog%2Faddcascade 80 Werkt alle externe sleutelvelden bij als de waarde van de overeenkomstige primaire sleutel gewijzigd is (Trapsgewijs bijwerken).
2b dbaccess%2Fui%2Frelationdialog%2Fadddefault 8d Gebruik deze optie als de overeenkomstige primaire sleutel gewijzigd is om een standaardwaarde voor alle externe sleutelvelden in te stellen.
2a dbaccess%2Fui%2Frelationdialog%2Fdelaction 71 Specificeert dat de verwijdering van een primaire sleutel geen effect op andere externe sleutelvelden zal hebben.
28 dbaccess%2Fui%2Frelationdialog%2Fdelnull 7d Als u de overeenkomstige primaire sleutel verwijdert, zal de waarde IS NULL toegewezen worden aan alle externe sleutelvelden.
27 dbaccess%2Fui%2Fcopytablepage%2Fkeyname 4b Voer een naam voor de gemaakte primaire sleutel in. Deze naam is optioneel.
24 dbaccess%2Fui%2Fcopytablepage%2Fdata 9e Als de gegevens niet kunnen worden toegevoegd, ziet u in het dialoogvenster Kolom Info een lijst van velden waarvan de gegevens niet gekopieerd konden worden.
27 dbaccess%2Fui%2Fcopytablepage%2Fdefdata 2c Maakt een exacte kopie van de databasetabel.
23 dbaccess%2Fui%2Fcopytablepage%2Fdef 42 Kopieert alleen de tabeldefinitie en niet de gegevens in de tabel.
2a dbaccess%2Fui%2Fcopytablepage%2Fprimarykey 58 Genereert automatisch een gegevensveld voor de primaire sleutel en vult die met waarden.
24 dbaccess%2Fui%2Fcopytablepage%2Fname 1f Voer een naam in voor de kopie.
24 dbaccess%2Fui%2Fcopytablepage%2Fview a8 Met deze optie kunt u een query weergeven als een tabel, mits de betreffende database dit ondersteunt. Dit stelt u in staat een query als een tabel te zien en bewerken.
24 dbaccess%2Fui%2Fapplycolpage%2Fcolrh 71 Voegt het geselecteerde veld toe of verwijdert het (de knop > of <) of doet dit voor alle velden (knop << of >>).
21 dbaccess%2Fui%2Fapplycolpage%2Fto 3b Toont de velden die u wilt opnemen in de gekopieerde tabel.
23 dbaccess%2Fui%2Fapplycolpage%2Ffrom c9 Toont de beschikbare velden die u kunt opnemen in de gekopieerde tabel. Klik op de naam van het veld om het te kopiëren en klik vervolgens op de knop >. Klik op de knop >> om alle velden te kopiëren.
2b dbaccess%2Fui%2Ftypeselectpage%2Fautobutton 24 Automatische typeherkenning starten.
25 dbaccess%2Fui%2Ftypeselectpage%2Fauto 51 Voer het aantal regels in dat wordt gebruikt voor de automatische typeherkenning.
18 HID_TAB_ENT_BOOL_DEFAULT 32 Selecteer de standaardwaarde voor een Ja/Nee-veld.
11 HID_TAB_ENT_SCALE 8b Voer het aantal decimalen voor het gegevensveld in. Deze optie is alleen beschikbaar voor numerieke velden of velden met decimale gegevens.
2c dbaccess%2Fui%2Ftypeselectpage%2Fcolumnnames 45 Toont de gegevensvelden die in de gekopieerde tabel worden opgenomen.
16 HID_TAB_ENT_COLUMNNAME 62 Geeft de naam van het geselecteerde gegevensveld weer. U kunt desgewenst een nieuwe naam invoeren.
10 HID_TAB_ENT_TYPE 17 Selecteer een veldtype.
f HID_TAB_ENT_LEN 30 Voer het aantal tekens voor het gegevensveld in.
27 dbaccess%2Fui%2Fnamematchingpage%2Fnone 2d Schakelt alle selectievakjes in de lijst uit.
27 dbaccess%2Fui%2Fnamematchingpage%2Fleft 182 Toont de gegevensvelden in de brontabel. Als u een gegevensveld uit de brontabel in de doeltabel wilt opnemen, schakelt u het keuzevakje voor de naam van het gegevensveld in. Als u de inhoud van een gegevensveld in de brontabel aan een ander gegevensveld in de doeltabel wilt toewijzen, klikt u op het gegevensveld in de doeltabellijst en klikt u vervolgens op de pijl omhoog of omlaag.
26 dbaccess%2Fui%2Fnamematchingpage%2Fall 2b Selecteert alle gegevensvelden in de lijst.
2b dbaccess%2Fui%2Fnamematchingpage%2Fup_right 43 Verplaatst het geselecteerde item één positie omhoog in de lijst.
28 dbaccess%2Fui%2Fnamematchingpage%2Fright 99 Toont de mogelijke gegevensvelden in de doeltabel. Alleen de gegevensvelden die in de brontabellijst zijn geselecteerd, worden in de doeltabel opgenomen.
2d dbaccess%2Fui%2Fnamematchingpage%2Fdown_right 43 Verplaatst het geselecteerde item één positie omlaag in de lijst.
16 HID_DSADMIN_USECATALOG c1 Gebruikt de huidige gegevensbron van de catalogus. Dit is handig wanneer de ODBC-gegevensbron een databaseserver is. Als de ODBC-gegevensbron een dBASE-stuurprogramma is, laat u dit vakje leeg.
2e dbaccess%2Fui%2Fspecialsettingspage%2Fusesql92 91 Staat alleen namen toe die tekens gebruiken die met de SQL92-naamconventies in de gegevensbron overeenkomen. Alle andere tekens worden afgewezen.
2b dbaccess%2Fui%2Fgeneratedvaluespage%2Fquery 80 Voer een SQL-instructie in die de laatste automatisch vergrote waarde voor het gegevensveld van de primaire sleutel retourneert.
22 dbaccess%2Fui%2Fodbcpage%2Foptions 4f Gebruik dit tekstveld om indien nodig extra stuurprogrammaopties in te stellen.
18 HID_DSADMIN_CHARSET_ODBC 80 Selecteer de conversiecode die u wilt gebruiken om de database weer te geven in $[officename]. Dit beïnvloedt de database niet.
2f dbaccess%2Fui%2Fgeneratedvaluespage%2Fstatement 9a Voer de SQL-opdrachtaanduiding in die de gegevensbron de opdracht geeft om een gespecificeerd gegevensveld voor een geheel getal automatisch te vergroten.
32 dbaccess%2Fui%2Fgeneratedvaluespage%2Fautoretrieve 8c Hiermee wordt $[officename]-ondersteuning voor automatisch vergrotende gegevensvelden in de huidige ODBC- of JDBC-gegevensbron ingeschakeld.
2a dbaccess%2Fui%2Fdbasepage%2FindiciesButton 69 Opent het dialoogvenster Indices waarin u de tabellenregisters in de huidige dBASE-database kunt beheren.
32 dbaccess%2Fui%2Fdbasepage%2FshowDelRowsCheckbutton 9d Geeft alle records in een bestand weer, inclusief de records die als verwijderd zijn gemarkeerd. Als u dit vakje selecteert, kunt u geen records verwijderen.
29 dbaccess%2Fui%2Fdbaseindexdialog%2Fremove 48 Verplaatst de geselecteerde tabellenindices naar het veld Vrije indices.
29 dbaccess%2Fui%2Fdbaseindexdialog%2Faddall 56 Klik op deze knop om alle vrije indices naar de lijst Tabellenregister te verplaatsen.
26 dbaccess%2Fui%2Fdbaseindexdialog%2Fadd 54 Klik op deze knop om de geselecteerde index naar de Tabellenregister te verplaatsen.
2c dbaccess%2Fui%2Fdbaseindexdialog%2Fremoveall 3e Verplaatst alle tabellenregisters naar de lijst Vrije indices.
33 dbaccess%2Fui%2Fdbaseindexdialog%2FDBaseIndexDialog 2b Hier kunt u dBASE-database-indices ordenen.
2d dbaccess%2Fui%2Fdbaseindexdialog%2Ftableindex 46 De gedefinieerde indices van de gekozen tabel worden hier weergegeven.
28 dbaccess%2Fui%2Fdbaseindexdialog%2Ftable 30 Selecteer de gewenste tabel uit deze keuzelijst.
2c dbaccess%2Fui%2Fdbaseindexdialog%2Ffreeindex 51 In dit veld vindt u een lijst met indices die nog beschikbaar zijn voor de tabel.
29 dbaccess%2Fui%2Fdirectsqldialog%2Fexecute 4f Voert de opdracht uit die u in het vakje Uit te voeren opdracht hebt ingevoerd.
31 dbaccess%2Fui%2Fdirectsqldialog%2FDirectSQLDialog 63 Opent een dialoogvenster waarin u een SQL-opdracht voor het beheren van een database kunt invoeren.
25 dbaccess%2Fui%2Fdirectsqldialog%2Fsql 33 Voer de SQL-beheeropdracht in die u wilt uitvoeren.
2c dbaccess%2Fui%2Fdirectsqldialog%2Fsqlhistory 92 Geeft de eerder uitgevoerde SQL-opdrachten weer. Wanneer u een opdracht opnieuw wilt uitvoeren, klikt u op de opdracht en vervolgens op Uitvoeren.
28 dbaccess%2Fui%2Fdirectsqldialog%2Fstatus 56 Geeft de resultaten weer, inclusief fouten, van de SQL-opdracht die u hebt uitgevoerd.
1e HID_DSADMIN_SUPPRESS_VERSIONCL 47 Sorteert de tabellen in oplopende volgorde, gebaseerd op de tabelnamen.
27 DBACCESS_HID_DSADMIN_SUPPRESS_VERSIONCL 115 Sommige databases houden wijzigingen in alle records bij door een versienummer aan gewijzigde velden toe te wijzen. Telkens wanneer het veld wordt gewijzigd, wordt dit nummer met één verhoogd. Hier wordt het interne versienummer van de record in de databasetabel weergegeven.
25 dbaccess%2Fui%2Fuseradminpage%2Ftable 6c Hier kunt u de toegangsrechten tot de database voor de geselecteerde gebruiker weer laten geven of bewerken.
24 dbaccess%2Fui%2Fuseradminpage%2Fuser 40 Selecteer de gebruiker waarvoor u de instellingen wilt wijzigen.
23 dbaccess%2Fui%2Fuseradminpage%2Fadd 4f Voegt een nieuwe gebruiker toe voor het oproepen van de geselecteerde database.
2a dbaccess%2Fui%2Fuseradminpage%2Fchangepass 4b Wijzigt het huidige gebruikerswachtwoord voor het oproepen van de database.
26 dbaccess%2Fui%2Fuseradminpage%2Fdelete 26 Verwijdert de geselecteerde gebruiker.
33 DBACCESS_PUSHBUTTON_TAB_PAG_ADABAS_SETTINGS_PB_STAT 6e Het dialoogvenster Databasestatistieken openen, waarin u de statistieken van de Adabas-database kunt bekijken.
33 DBACCESS_CHECKBOX_TAB_PAG_ADABAS_SETTINGS_CB_SHUTDB 4a De Adabas-databaseserver afsluiten wanneer $[officename] wordt afgesloten.
3b DBACCESS_NUMERICFIELD_TAB_PAG_ADABAS_SETTINGS_NF_CACHE_SIZE 46 Hier kunt u de grootte van de gegevensbuffer van de database wijzigen.
3f DBACCESS_NUMERICFIELD_TAB_PAG_ADABAS_SETTINGS_NF_DATA_INCREMENT 79 Voer de grootte in waarmee de database automatisch moet worden verhoogd. De maximale grootte voor de verhoging is 100 MB.
35 DBACCESS_EDIT_TAB_PAG_ADABAS_SETTINGS_ET_CTRLUSERNAME a9 Vul hier de gebruikersnaam van de beheerder van de database in waarvoor u beperkte bevoegdheden voor het wijzigen van bepaalde parameters van de database wilt instellen.
35 DBACCESS_EDIT_TAB_PAG_ADABAS_SETTINGS_ET_CTRLPASSWORD 2d Voer hier het wachtwoord van de beheerder in.
33 DBACCESS_NUMERICFIELD_DLG_ADABASSTAT_ET_MEMORYUSING 3c Toont de gebruikte ruimte in de database als een percentage.
28 DBACCESS_EDIT_DLG_ADABASSTAT_ET_FREESIZE 37 Toont de beschikbare ruimte de database (in megabytes).
2b DBACCESS_EDIT_DLG_ADABASSTAT_ET_SYSDEVSPACE 3a Toont het pad en de naam van het bestand voor SYSDEVSPACE.
2b DBACCESS_LISTBOX_DLG_ADABASSTAT_LB_DATADEVS 3b Toont het pad en de naam van het bestand voor DATADEVSPACE.
2e DBACCESS_EDIT_DLG_ADABASSTAT_ET_TRANSACTIONLOG 3d Toont het pad en de naam van het bestand voor TRANSACTIONLOG.
24 DBACCESS_EDIT_DLG_ADABASSTAT_ET_SIZE 3a Toont de volledige grootte van de database (in megabytes).
20 HID_DLG_ADABAS_DATADEVSPACE_SIZE 52 Voer hier de grootte van de database in megabytes in. De maximumgrootte is 100 MB.
15 HID_DLG_ADABAS_DBNAME 20 Voer de naam van de database in.
1d HID_DLG_ADABAS_TRANSACTIONLOG 2f Het pad voor het transactielogbestand invoeren.
12 HID_DLG_ADABAS_USR c4 De naam invoeren van de domeingebruiker die intern in Adabas wordt gebruikt. Normaal gesproken worden de standaardinstellingen voor de naam en het wachtwoord van de domeingebruiker niet gewijzigd.
15 HID_DLG_ADABAS_CONUSR fd De naam invoeren van de gebruiker waarvoor beperkte bevoegdheden moeten worden ingesteld voor het wijzigen van bepaalde databaseparameters. Normaal gesproken worden de standaardinstellingen voor de naam en het wachtwoord van de beheerder niet gewijzigd.
15 HID_DLG_ADABAS_SYSUSR 29 Voer de naam in van de databasebeheerder.
19 HID_DLG_ADABAS_CACHE_SIZE 35 Voer de grootte van de gegevenscache in megabytes in.
18 HID_DLG_ADABAS_DOMAINPWD 18 Een wachtwoord invoeren.
1b HID_DLG_ADABAS_DATADEVSPACE 2b Het pad voor de gegevens-DEVSPACE invoeren.
1a HID_DLG_ADABAS_SYSDEVSPACE 2e Het pad voor DEVSPACE in het systeem invoeren.
1d HID_DLG_ADABAS_PBDATADEVSPACE 4d Zoek de directory waarin u het bestand wilt opslaan en klik vervolgens op OK.
22 HID_DLG_ADABAS_TRANSACTIONLOG_SIZE 3a Voer de grootte van het transactiebestand in megabytes in.
35 dbaccess%2Fui%2Fspecialsettingspage%2Fuseodbcliterals 42 Gebruik de datum/tijd aanduiding overeenkomstig de ODBC standaard.
31 dbaccess%2Fui%2Fspecialsettingspage%2Finputchecks f2 Wanneer u een nieuw record invoert of een bestaand record wijzigt in een formulier en u laat een veld leeg dat verbonden is met een databasekolom met verplichte invoer, dan wordt een bericht getoond dat aangeeft dat het veld gevuld moet zijn.
26 DBACCESS_HID_DSADMIN_BOOLEANCOMPARISON 40 Selecteer het type Booleaanse vergelijking dat u wilt gebruiken.
2b dbaccess%2Fui%2Fspecialsettingspage%2Fuseoj 60 Escape-reeksen gebruiken voor outer joins. De syntaxis voor deze escape-reeks is {oj outer-join}
34 dbaccess%2Fui%2Fspecialsettingspage%2Fignorecurrency d5 Alleen voor Oracle JDBC-verbindingen. Indien ingeschakeld specificeert het dat geen kolom wordt behandeld als een valutaveld. Het door het besturingsprogramma van de database teruggegeven veldtype wordt genegeerd.
2b dbaccess%2Fui%2Fspecialsettingspage%2Fuseas c9 Sommige databases gebruiken het sleutelwoord "AS" tussen een naam en het alias daarvan, terwijl andere databases daar een witruimte gebruiken. Schakel deze optie in om AS in te voegen vóór het alias.
29 dbaccess%2Fui%2Fspecialsettingspage%2Feol 9b Selecteer deze optie om het codepaar CR + LF te gebruiken om elke tekstregel af te sluiten (dit heeft de voorkeur voor DOS- en Windows-besturingssystemen).
2c dbaccess%2Fui%2Fspecialsettingspage%2Fappend 3a Voegt de alias aan de tabelnaam toe in SELECT-instructies.
31 dbaccess%2Fui%2Fspecialsettingspage%2Fignoreprivs 50 Negeert de toegangsrechten die door het databasestuurprogramma worden verschaft.
33 dbaccess%2Fui%2Fspecialsettingspage%2Fuseschemaname 3d Hiermee kunt u de schemanaam in SELECT-instructies gebruiken.
34 dbaccess%2Fui%2Fspecialsettingspage%2Fusecatalogname cb Gebruikt de huidige gegevensbron van de catalogus. Deze optie is handig wanneer de ODBC-gegevensbron een databaseserver is. Selecteer deze optie niet als de ODBC-gegevensbron een dBASE-stuurprogramma is.
31 dbaccess%2Fui%2Fspecialsettingspage%2Fprimarykeys 7e maakt mogelijk dat de heuristics van Base worden herroepen om te ontdekken dat een gegevensbank primaire sleutels ondersteunt.
33 dbaccess%2Fui%2Fspecialsettingspage%2Freplaceparams 49 Vervangt benoemde parameters in een gegevensbron door een vraagteken (?).
30 dbaccess%2Fui%2Fspecialsettingspage%2Fdisplayver 52 Hier wordt het interne versienummer van de record in de databasetabel weergegeven.
31 dbaccess%2Fui%2Fspecialsettingspage%2Fcreateindex 2d Maakt een index met ASC- of DESC-instructies.
1c DBACCESS_HID_DSADMIN_CHARSET 57 Selecteer de tekenset die u wilt gebruiken om de database in $[officename] te bekijken.
24 DBACCESS_HID_DSADMIN_SPECIAL_MESSAGE 40 Selecteer het type database waarmee u een verbinding wilt maken.
31 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_JDBC_PB_TESTMYSQLCLASS 3c Test de databaseverbinding via de JDBC-stuurprogrammaklasse.
2d DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_JDBC_ET_MYSQLCLASS 5e Voer de naam in van de JDBC-stuurprogrammaklasse die een verbinding maakt met de gegevensbron.
2e DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_JDBC_ET_MYSQLDBNAME 20 Voer de naam in van de database.
30 dbaccess%2Fui%2Fconnectionpage%2FpassCheckbutton 90 Als deze optie geselecteerd is, wordt de gebruiker gevraagd het wachtwoord in te voeren dat vereist is om toegang tot de database te verkrijgen.
1f DBACCESS_HID_DSADMIN_DBASE_PATH 33 Voer het pad naar de map met de dBASE-bestanden in.
1e DBACCESS_HID_DSADMIN_FLAT_PATH 32 Voer het pad naar de map van de tekstbestanden in.
31 dbaccess%2Fui%2Fconnectionpage%2FconnectionButton 37 Test de databaseverbinding met de huidige instellingen.
1e DBACCESS_HID_DSADMIN_CALC_PATH 44 Voer het pad in naar het werkblad dat u als database wilt gebruiken.
20 DBACCESS_HID_DLG_DATABASE_WIZARD 57 De Assistent Database maakt een databasebestand dat informatie over een database bevat.
39 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_GENERAL_RB_GETEXISTINGDATABASE 5c Selecteer deze optie om een databasedocument voor een bestaande databaseverbinding te maken.
1b DBACCESS_HID_DSADMIN_DSTYPE 40 Selecteer het databasetype voor de bestaande databaseverbinding.
36 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_GENERAL_RB_CREATEDBDATABASE 35 Selecteer deze optie om een nieuwe database te maken.
3a dbaccess%3ARadioButton%3APAGE_GENERAL%3ARB_OPENEXISTINGDOC 88 Kies of u een databasebestand wilt openen uit een lijst met onlangs gebruikte bestanden of uit een dialoogvenster voor bestandsselectie.
33 dbaccess%3AListBox%3APAGE_GENERAL%3ALB_DOCUMENTLIST a3 Selecteer een databasebestand in de lijst met onlangs gebruikte bestanden. Klik op 'Voltooien' om het bestand onmiddellijk te openen en de Assistent af te sluiten.
36 dbaccess%3APushButton%3APAGE_GENERAL%3APB_OPENDOCUMENT e4 Opent een dialoogvenster voor bestandsselectie waarin u een databasebestand kunt selecteren. Klik op 'Openen' of OK in het dialoogvenster voor bestandsselectie om het bestand onmiddellijk te openen en de Assistent af te sluiten.
2b dbaccess%2Fui%2Ffinalpagewizard%2Fusewizard 5f Selecteer deze optie om de Tabelassistent op te roepen nadat de Assistent Database voltooid is.
2d dbaccess%2Fui%2Ffinalpagewizard%2Fyesregister 13d Selecteer de database in uw gebruikerskopie van %PRODUCTNAME om deze te registreren. Na registratie wordt de database weergegeven in het venster Beeld - Gegevensbronnen. U moet een database registeren om databasevelden in een document in te kunnen voegen (Invoegen - Velden - Overige) of om standaardbrieven te maken.
2b dbaccess%2Fui%2Ffinalpagewizard%2FPageFinal 7a Specificeert of u de database wilt registreren, de database wilt openen om te bewerken, of een nieuwe tabel wilt invoegen.
2d dbaccess%2Fui%2Ffinalpagewizard%2Fopenediting 66 Selecteer deze optie om het databasebestand op te roepen, waarin u de databasestructuur kunt bewerken.
2c dbaccess%2Fui%2Ffinalpagewizard%2Fnoregister 66 Selecteer deze optie om de database-informatie alleen binnen het gemaakte databasebestand te behouden.
37 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_MSACCESS_PB_MSACCESSLOCATION 3b Klik om een dialoogvenster voor bestandsselectie te openen.
37 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_MSACCESS_ET_MSACCESSLOCATION 2e Specificeert het pad naar het databasebestand.
2f DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_ADABAS_PB_ADABASNAME 3b Klik om een dialoogvenster voor bestandsselectie te openen.
2f DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_ADABAS_ET_ADABASNAME 28 Voer de naam van het databasebestand in.
3b dbaccess%2Fui%2Fauthentificationpage%2FgeneralUserNameEntry 34 Een gebruikersnaam mag maximaal 18 tekens lang zijn.
28 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_ADO_PB_ADOURL 3b Klik om een dialoogvenster voor databaseselectie te openen.
3e dbaccess%2Fui%2Fauthentificationpage%2FpassRequiredCheckbutton 2e Een wachtwoord moet 3 tot 18 tekens lang zijn.
28 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_ADO_ET_ADOURL 23 Voer de URL van de gegevensbron in.
31 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_DBASE_PB_DBASELOCATION 29 Open een dialoogvenster voor padselectie.
31 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_DBASE_ET_DBASELOCATION 2e Voer het pad naar de dBASE *.dbf-bestanden in.
30 dbaccess%2Fui%2Fconnectionpage%2FjavaDriverLabel 2c Voer de naam van het JDBC-stuurprogramma in.
1c HID_DSADMIN_CONNURL_JDBCPAGE ec Voer de URL voor de database in. Voor het MySQL JDBC-stuurprogramma voert u bijvoorbeeld "jdbc:mysql://<servernaam>/<naam van de database>" in. Voor meer informatie over het JDBC-stuurprogramma raadpleegt u de bijbehorende documentatie.
32 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_JDBC_ET_MYSQLHOSTSERVER 4d hostnaam is de naam van de machine waarop de MySQL-database uitgevoerd wordt.
17 HID_DSADMIN_USESSL_LDAP 53 Maakt een veilige verbinding naar de LDAP-server via de SSL (Secure Sockets Layer).
17 HID_DSADMIN_LDAP_BASEDN 55 Voer het startpunt voor het doorzoeken van de LDAP-database in, bijvoorbeeld: dc=com.
1b HID_DSADMIN_LDAP_PORTNUMBER 42 Voer het poortnummer van de LDAP-server in, normaal gesproken 389.
19 HID_DSADMIN_LDAP_HOSTNAME 44 Voer de naam in van de LDAP-server in de indeling 'ldap.server.com'.
2a dbaccess%2Fui%2Fdbwizmysqlintropage%2Fjdbc 5f Maakt een verbinding met een bestaande JDBC-gegevensbron die op een systeemniveau is ingesteld.
2a dbaccess%2Fui%2Fdbwizmysqlintropage%2Fodbc 5f Maakt een verbinding met een bestaande ODBC-gegevensbron die op een systeemniveau is ingesteld.
37 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_ODBC_PB_NAMEOFODBCDATASOURCE 5a Klik op deze optie om een dialoogvenster voor selectie van ODBC-gegevensbronnen te openen:
37 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_ODBC_ET_NAMEOFODBCDATASOURCE 29 Voer het pad in naar het databasebestand.
30 dbaccess%2Fui%2Fconnectionpage%2FjavaDriverLabel 2c Voer de naam van het JDBC-stuurprogramma in.
2f DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_ORACLE_ET_ORACLEPORT 2f Voer het poortnummer voor de databaseserver in.
30 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_ORACLE_ET_ORACLECLASS 26 Voer de URL voor de databaseserver in.
35 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_ORACLE_ET_ORACLEHOSTSERVER 27 Voer de naam in van de Oracle-database.
37 dbaccess%2Fui%2Fdbwizspreadsheetpage%2Fpasswordrequired 5a Selecteer deze optie om de gebruiker van het databasedocument om een wachtwoord te vragen.
39 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_SPREADSHEET_PB_SPREADSHEETPATH 3b Klik om een dialoogvenster voor bestandsselectie te openen.
39 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_SPREADSHEET_ET_SPREADSHEETPATH 3b Voer het pad en de bestandsnaam van het werkbladbestand in.
2f DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_TEXT_ET_OWNEXTENSION 4c Klik om aangepaste bestanden te openen. Voer de extensie in het tekstvak in.
33 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_TEXT_RB_ACCESSOTHERFILES 4c Klik om aangepaste bestanden te openen. Voer de extensie in het tekstvak in.
33 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_TEXT_ET_LOCATIONTEXTFILE 13d Voer het pad naar het tekstbestand of de tekstbestanden in. Als u slechts één tekstbestand wilt gebruiken, kunt u een willekeurige extensie van de bestandsnaam gebruiken. Als u een mapnaam invoert, moeten de tekstbestanden in die map de extensie *.csv hebben om herkend te worden als bestanden van de tekstdatabase.
31 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_TEXT_RB_ACCESSTXTFILES 20 Klik om txt-bestanden te openen.
1f HID_DSADMIN_THOUSANDS_SEPARATOR b4 Voer het teken in dat als een scheidingsteken voor duizendtallen in het tekstbestand is gebruikt, of selecteer het. Dit kan bijvoorbeeld een komma (1,000) of een punt (1.000) zijn.
1a HID_DSADMIN_TEXT_SEPARATOR 58 Voer het teken in dat een tekstveld in het tekstbestand identificeert, of selecteer het.
1b HID_DSADMIN_FIELD_SEPARATOR 53 Voer het teken in dat gegevensvelden in het tekstbestand scheidt, of selecteer het.
31 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_TEXT_RB_ACCESSCSVFILES 20 Klik om csv-bestanden te openen.
1d HID_DSADMIN_DECIMAL_SEPARATOR 95 Voer het teken in dat als een decimaal scheidingsteken wordt gebruikt, of selecteer het. Dit kan bijvoorbeeld een punt (0.5) of een komma (0,5) zijn.
33 DBACCESS_HID_PAGE_DBWIZARD_TEXT_PB_LOCATIONTEXTFILE 3b Klik om een dialoogvenster voor bestandsselectie te openen.
1b .uno%3ADBDSAdvancedSettings 34 Opent het dialoogvenster Geavanceerde eigenschappen.
19 .uno%3ADBDSConnectionType 25 Opent de assistent voor verbindingen.
f .uno%3ADBRename ac Hiermee kunt u de naam van het geselecteerde object wijzigen. Afhankelijk van de database gelden er mogelijk beperkingen voor de naam, de gebruikte tekens en de naamlengte.
18 HID_BROWSER_TABLE_DELETE 48 Verwijdert de geselecteerde tabellen, query's, formulieren of rapporten.
1f .uno%3ADBDatabasePropertiesMenu 12 Opent een submenu.
d .uno%3ADBEdit 66 Opent een venster waarin u de geselecteerde tabellen, query's, formulieren of rapporten kunt bewerken.
1f DBACCESS_HID_BROWSER_TABLE_EDIT 66 Opent een venster waarin u de geselecteerde tabellen, query's, formulieren of rapporten kunt bewerken.
d .uno%3ADBOpen 3f Opent het geselecteerde object in de laatste opgeslagen status.
29 .uno%3ADBNewFormAutoPilotWithPreSelection 5c Hiermee wordt de Assistent Formulier voor de geselecteerde tabel, query of weergave gestart.
2b .uno%3ADBNewReportAutoPilotWithPreSelection 5a Hiermee wordt de Assistent Rapport voor de geselecteerde tabel, query of weergave gestart.
16 .uno%3ADBConvertToView 101 Hiermee wordt de geselecteerde query in een weergave omgezet. De originele query blijft in uw databasebestand en er wordt een extra weergave gegenereerd op de databaseserver. U moet schrijfrechten hebben om een weergave aan een database te kunnen toevoegen.
15 .uno%3ADBDSProperties 30 Opent het dialoogvenster Database-eigenschappen.
1b .uno%3ADBSendReportToWriter a0 Exporteert het geselecteerde rapport naar een tekstdocument. Een dynamisch rapport wordt tijdens het exporteren opgeslagen als een kopie van de database-inhoud.
19 .uno%3ADBSendReportAsMail 11f Opent de standaard e-mailtoepassing om een nieuwe e-mail te versturen. Het geselecteerde rapport wordt als bijlage bijgevoegd. U kunt het onderwerp, de ontvangers en een bericht invoeren. Een dynamisch rapport wordt tijdens het exporteren opgeslagen als een kopie van de database-inhoud.
29 dbaccess%2Fui%2Fcollectionviewdialog%2Fok 39 Klik om het formulier in het databasebestand op te slaan.
35 dbaccess%2Fui%2Fcollectionviewdialog%2FCollectionView 37 Klik om een nieuwe map in het databasebestand te maken.
36 dbaccess%2Fui%2Fcollectionviewdialog%2FnewFolderButton 37 Klik om een nieuwe map in het databasebestand te maken.
2f dbaccess%2Fui%2Fcollectionviewdialog%2FupButton 3c Klik om één niveau omhoog te gaan in de mappenhiërarchie.
34 dbaccess%2Fui%2Fcollectionviewdialog%2FfileNameEntry 36 Voer de bestandsnaam voor het opgeslagen formulier in.
12 .uno%3ADBNewFolder 55 Opent een dialoogvenster waarin u een nieuwe map in het databasebestand kunt opslaan.
13 .uno%3ADBNewViewSQL 27 Opent een nieuwe weergave in SQL-modus.
10 .uno%3ADBNewView 2a Opent een nieuwe weergave in ontwerpmodus.
28 DBACCESS_HID_BROWSER_TABLE_CREATE_DESIGN 1e Opent de tabelontwerpweergave.
10 .uno%3ADBNewForm 30 Opent een nieuw tekstdocument in formuliermodus.
11 .uno%3ADBNewTable 1e Opent de tabelontwerpweergave.
12 .uno%3ADBNewReport 52 Opent het venster Rapportontwerper voor de geselecteerde tabel, weergave of query.
14 .uno%3ADBNewQuerySql 24 Opent een nieuwe query in SQL-modus.
11 .uno%3ADBNewQuery 27 Opent een nieuwe query in ontwerpmodus.
12 .uno%3ADBDirectSQL 42 Opent het SQL-dialoogvenster waar u SQL-instructies kunt invoeren.
33 dbaccess%2Fui%2Ftablesfilterpage%2FTablesFilterPage 81 Opent het dialoogvenster Tabelfilter waarin u kunt opgeven welke tabellen van de database weergegeven of verborgen moeten worden.
12 .uno%3ADBUserAdmin 53 Opent het dialoogvenster Gebruikersbeheer als de database deze functie ondersteunt.
17 .uno%3ADBRelationDesign 5f Opent de weergave Relatie-ontwerp en controleert of de databaseverbinding relaties ondersteunt.
16 .uno%3ADBRefreshTables 16 Vernieuwt de tabellen.
14 .uno%3ADBViewQueries 48 Selecteert de querycontainer en toont alle query's in de detailweergave.
17 .uno%3ADBDisablePreview 39 Schakelt de voorbeeldweergave in het databasevenster uit.
14 .uno%3ADBViewReports 4c Selecteert de rapportcontainer en toont alle rapporten in de detailweergave.
1b .uno%3ADBShowDocInfoPreview 4e Het voorbeeldvenster toont de documentinformatie van een formulier of rapport.
12 .uno%3ADBViewForms 50 Selecteert de formuliercontainer en toont alle formulieren in de detailweergave.
1c .uno%3ADBDatabaseObjectsMenu 12 Opent een submenu.
13 .uno%3ADBViewTables 49 Selecteert de tabelcontainer en toont alle tabellen in de detailweergave.
10 .uno%3ADBPreview 12 Opent een submenu.
d .uno%3ADBSort 12 Opent een submenu.
17 .uno%3ADBShowDocPreview 45 De voorbeeldweergave toont het document van een formulier of rapport.
26 dbaccess%2Fui%2Fsummarypage%2Ftextview 51 De lijst geeft alle wijzigingen weer die werden toegepast op het databasebestand.
23 dbaccess%2Fui%2Fbackuppage%2Fbrowse e2 Kies een locatie en bestandsnaam om het nieuwe databasebestand op te slaan. Standaard krijgt het nieuwe bestand dezelfde naam als het oude bestand, waarbij het oude bestand hernoemd wordt met de tekenreeks "backup" in de naam.
17 .uno%3ADBMigrateScripts a0 De Assistent Databasedocument macromigratie verplaatst bestaande macro's vanuit sub-documenten van een oud Basebestand in de nieuwe Base-bestanden macro-opslag.
29 dbaccess%2Fui%2Fprepagepage%2FPreparePage a0 De Assistent Databasedocument macromigratie verplaatst bestaande macro's vanuit sub-documenten van een oud Basebestand in de nieuwe Base-bestanden macro-opslag.
29 dbaccess%2Fui%2Fmigratepage%2FMigratePage a0 De Assistent Databasedocument macromigratie verplaatst bestaande macro's vanuit sub-documenten van een oud Basebestand in de nieuwe Base-bestanden macro-opslag.
29 dbaccess%2Fui%2Fsummarypage%2FSummaryPage a0 De Assistent Databasedocument macromigratie verplaatst bestaande macro's vanuit sub-documenten van een oud Basebestand in de nieuwe Base-bestanden macro-opslag.
27 dbaccess%2Fui%2Fbackuppage%2FBackupPage a0 De Assistent Databasedocument macromigratie verplaatst bestaande macro's vanuit sub-documenten van een oud Basebestand in de nieuwe Base-bestanden macro-opslag.
36 svtools%3ACheckBox%3ADLG_LOGIN%3ACB_LOGIN_SAVEPASSWORD d1 Selecteer deze optie om dezelfde gebruiker en hetzelfde wachtwoord te gebruiken zonder verder dialoogvenster, wanneer u opnieuw een verbinding maakt met dezelfde gegevensbron in de huidige %PRODUCTNAME-sessie.
2e svtools%3AEdit%3ADLG_LOGIN%3AED_LOGIN_PASSWORD 46 Voer het wachtwoord in om een verbinding met de gegevensbron te maken.
2e svtools%3AEdit%3ADLG_LOGIN%3AED_LOGIN_USERNAME 49 Voer de gebruikersnaam in om een verbinding met de gegevensbron te maken.
17 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD 44 Met behulp van de Queryassistent kunt u een databasequery ontwerpen.
24 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTSELFIELDS 3f Geeft alle velden weer die in de nieuwe query worden opgenomen.
21 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTTABLES 3c Specificeert de tabel waarvoor de query moet worden gemaakt.
1d WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_SORT4 6a Specificeert extra velden waarop de gemaakte query gesorteerd wordt, als vorige sorteervelden gelijk zijn.
22 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_OPTASCEND2 42 Klik om in alfabetisch of numeriek oplopende volgorde te sorteren.
22 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_OPTASCEND3 42 Klik om in alfabetisch of numeriek oplopende volgorde te sorteren.
1d WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_SORT3 6a Specificeert extra velden waarop de gemaakte query gesorteerd wordt, als vorige sorteervelden gelijk zijn.
22 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_OPTASCEND4 42 Klik om in alfabetisch of numeriek oplopende volgorde te sorteren.
22 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_OPTASCEND1 42 Klik om in alfabetisch of numeriek oplopende volgorde te sorteren.
1d WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_SORT1 40 Specificeert het veld waarop de gemaakte query gesorteerd wordt.
1d WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_SORT2 6a Specificeert extra velden waarop de gemaakte query gesorteerd wordt, als vorige sorteervelden gelijk zijn.
23 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_OPTDESCEND2 42 Klik om in alfabetisch of numeriek aflopende volgorde te sorteren.
23 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_OPTDESCEND3 42 Klik om in alfabetisch of numeriek aflopende volgorde te sorteren.
23 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_OPTDESCEND1 42 Klik om in alfabetisch of numeriek aflopende volgorde te sorteren.
23 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_OPTDESCEND4 42 Klik om in alfabetisch of numeriek aflopende volgorde te sorteren.
26 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTFIELDNAME_2 2f Selecteer de veldnaam voor de filtervoorwaarde.
26 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTFIELDNAME_3 2f Selecteer de veldnaam voor de filtervoorwaarde.
23 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_OPTMATCHANY 6a Selecteer deze optie om de query op een willekeurige voorwaarde te sorteren met behulp van een logisch OF.
23 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_OPTMATCHALL 5f Selecteer deze optie om de query op alle voorwaarden te filteren met behulp van een logisch EN.
26 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTFIELDNAME_1 2f Selecteer de veldnaam voor de filtervoorwaarde.
25 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTOPERATOR_1 28 Selecteer de voorwaarde voor het filter.
25 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTOPERATOR_2 28 Selecteer de voorwaarde voor het filter.
25 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTOPERATOR_3 28 Selecteer de voorwaarde voor het filter.
22 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_TXTVALUE_3 2b Voer de waarde voor de filtervoorwaarde in.
22 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_TXTVALUE_1 2b Voer de waarde voor de filtervoorwaarde in.
22 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_TXTVALUE_2 2b Voer de waarde voor de filtervoorwaarde in.
29 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_BTNAGGREGATEMINUS 1c Verwijdert de laatste regel.
28 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_BTNAGGREGATEPLUS 1b Voegt een nieuwe regel toe.
2f WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_OPTAGGREGATEDETAILQUERY 40 Selecteer deze optie om alle records van de query weer te geven.
30 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_OPTAGGREGATESUMMARYQUERY 52 Selecteer deze optie om alleen resultaten van statistische functies weer te geven.
2e WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTAGGREGATEFUNCTION_1 22 Selecteer de statistische functie.
2c WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTAGGREGATEFIELDS_1 29 Selecteer de naam van het numerieke veld.
2a WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTFILTERSELFIELDS 4b Geeft alle velden weer die gebruikt moeten worden om de query te groeperen.
2c WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTFILTERFIELDNAME_2 34 Selecteer de veldnaam voor de groeperingsvoorwaarde.
2c WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTFILTERFIELDNAME_1 34 Selecteer de veldnaam voor de groeperingsvoorwaarde.
2c WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTFILTERFIELDNAME_3 34 Selecteer de veldnaam voor de groeperingsvoorwaarde.
28 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_TXTFILTERVALUE_3 30 Voer de waarde voor de groeperingsvoorwaarde in.
28 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_OPTGROUPMATCHANY 6b Selecteer deze optie om de query op een willekeurige voorwaarde te groeperen met behulp van een logisch OF.
28 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_OPTGROUPMATCHALL 60 Selecteer deze optie om de query op alle voorwaarden te groeperen met behulp van een logisch EN.
2b WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTFILTEROPERATOR_1 2b Selecteer de voorwaarde voor de groepering.
2b WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTFILTEROPERATOR_2 2b Selecteer de voorwaarde voor de groepering.
2b WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_LSTFILTEROPERATOR_3 2b Selecteer de voorwaarde voor de groepering.
28 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_TXTFILTERVALUE_1 30 Voer de waarde voor de groeperingsvoorwaarde in.
28 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_TXTFILTERVALUE_2 30 Voer de waarde voor de groeperingsvoorwaarde in.
22 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_TXTTITLE_1 22 Voer de alias voor de veldnaam in.
22 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_TXTSUMMARY 26 Geeft een overzicht van de query weer.
27 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_OPTDISPLAYQUERY 3e Selecteer deze optie om de query op te slaan en weer te geven.
26 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_OPTMODIFYQUERY 49 Selecteer deze optie om de query op te slaan en te openen voor bewerking.
25 WIZARDS_HID_QUERYWIZARD_TXTQUERYTITLE 1d Voer de naam in van de query.
2f modules%2Fdbreport%2Fui%2Fdatetimedialog%2Ftime a7 Schakel Inclusief tijd in om een tijdveld in het actieve gebied van het rapport in te voegen. Het tijdveld geeft de huidige tijd weer als het rapport wordt uitgevoerd.
2f modules%2Fdbreport%2Fui%2Fdatetimedialog%2Fdate ab Schakel Inclusief datum in om een datumveld in het actieve gebied van het rapport in te voegen. Het datumveld geeft de huidige datum weer als het rapport wordt uitgevoerd.
39 modules%2Fdbreport%2Fui%2Fdatetimedialog%2FDateTimeDialog 6f U kunt het dialoogvenster Datum en tijd van de Rapportontwerper openen door Invoegen - Datum en tijd te kiezen.
1a .uno%3AInsertDateTimeField 6f U kunt het dialoogvenster Datum en tijd van de Rapportontwerper openen door Invoegen - Datum en tijd te kiezen.
17 .uno%3ASectionShrinkTop 4b Verkleint de geselecteerde sectie door de lege ruimte boven te verwijderen.
14 .uno%3ASectionShrink 56 Verkleint de geselecteerde sectie door de lege ruimte boven en beneden te verwijderen.
16 .uno%3ASectionAlignTop 77 Selecteer twee of meer objecten en klik op dit pictogram om de objecten aan de bovenmarge van het gebied uit te lijnen.
11 .uno%3AVFixedLine 32 Voegt een verticale lijn in het huidige gebied in.
19 .uno%3ASectionAlignBottom 77 Selecteer twee of meer objecten en klik op dit pictogram om de objecten aan de ondermarge van het gebied uit te lijnen.
18 .uno%3ASectionAlignRight 79 Selecteer twee of meer objecten en klik op dit pictogram om de objecten aan de rechtermarge van het gebied uit te lijnen.
1a .uno%3ASectionShrinkBottom 4d Verkleint de geselecteerde sectie door de lege ruimte beneden te verwijderen.
17 .uno%3ASectionAlignLeft 78 Selecteer twee of meer objecten en klik op dit pictogram om de objecten aan de linkermarge van het gebied uit te lijnen.
14 .uno%3ASmallestWidth 87 Selecteer twee of meer objecten en klik op dit pictogram om de afmetingen van de objecten naar de kleinst mogelijke breedte te brengen.
15 .uno%3ASmallestHeight 86 Selecteer twee of meer objecten en klik op dit pictogram om de afmetingen van de objecten naar de kleinst mogelijke hoogte te brengen.
14 .uno%3AGreatestWidth 87 Selecteer twee of meer objecten en klik op dit pictogram om de afmetingen van de objecten naar de grootst mogelijke breedte te brengen.
15 .uno%3AGreatestHeight 86 Selecteer twee of meer objecten en klik op dit pictogram om de afmetingen van de objecten naar de grootst mogelijke hoogte te brengen.
11 .uno%3AHFixedLine 34 Voegt een horizontale lijn in het huidige gebied in.
28 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_DEEPTRAVERSING 123 Als Diep zoeken is ingeschakeld worden de functies geëvalueerd, waarbij rekening wordt gehouden met alle lagere hiërarchische niveaus. Dit wordt bijvoorbeeld gebruikt bij regelnummering. Als Diep zoeken niet is ingeschakeld, wordt alleen het hoogste niveau van de hiërarchie geëvalueerd.
26 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_PREEVALUATED 6d Als Voorafgaande evaluatie is ingeschakeld worden functies alleen geëvalueerd wanneer het rapport gereed is.
28 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_INITIALFORMULA 62 Voer de eerste waarde in voor de evaluatie van de formule. Dikwijls is dit ingesteld op 0 of op 1.
16 .uno%3AReportNavigator 87 De Rapportnavigator onthult de structuur van het rapport. U kunt de Rapportnavigator gebruiken om functies in het rapport in te voegen.
12 .uno%3ANewFunction b7 In het contextmenu van de Rapportnavigator ziet u dezelfde opdrachten als in de Rapportontwerpweergave plus aanvullende opdrachten om nieuwe functies te maken of om ze te verwijderen.
21 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_FORMULA 4d Voer de formule in die de functie definieert. OpenFormula-syntaxis gebruiken.
26 REPORTDESIGN_HID_REPORT_NAVIGATOR_TREE b9 Klik op een item in de Rapportnavigator. Het corresponderende object of gebied wordt geselecteerd in de Rapportontwerpweergave. Klik met rechts op een item om het contextmenu te openen.
36 modules%2Fdbreport%2Fui%2Fpagenumberdialog%2Falignment a Uitlijning
37 modules%2Fdbreport%2Fui%2Fpagenumberdialog%2Fbottompage 1c Onder aan pagina (voettekst)
3d modules%2Fdbreport%2Fui%2Fpagenumberdialog%2FPageNumberDialog 6f U kunt het dialoogvenster Paginanummers van de Rapportontwerper openen door Invoegen - Paginanummers te kiezen.
34 modules%2Fdbreport%2Fui%2Fpagenumberdialog%2Ftoppage 1b Boven aan pagina (koptekst)
32 modules%2Fdbreport%2Fui%2Fpagenumberdialog%2Fpagen 8 Pagina n
35 modules%2Fdbreport%2Fui%2Fpagenumberdialog%2Fpagenofm e Pagina n van m
23 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_DATAFIELD 52 Op het tabblad Gegevens kunt u de gegevensinhoud die moet worden getoond wijzigen.
22 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_RPT_FONT 3c Selecteer het lettertype voor het geselecteerde tekstobject.
26 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_KEEPTOGETHER 8a Bijeenhouden specificeert dat het huidige object boven aan een nieuwe pagina moet worden afgedrukt als het niet op de huidige pagina past.
2e REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_PRINTWHENGROUPCHANGE 1b Afdrukken als groep wijzigt
29 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_BACKTRANSPARENT 5c Specificeert of de achtergrond van het geselecteerde object transparant of ondoorzichtig is.
25 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_PRESERVEIRI 12d Voor een afbeelding kunt u specificeren of de afbeelding als een koppeling naar een bestand of alleen als een ingebed object in het Basebestand moet worden ingevoegd. De ingebedde optie verhoogt de grootte van het Basebestand, terwijl de koppelings-optie niet zo uitwisselbaar is met andere computers.
25 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_NEWROWORCOL b6 Nieuwe rij of kolom specificeert, voor een ontwerp met meerdere kolommen, of de huidige sectie en/of de volgende sectie zal worden afgedrukt op een nieuwe rij of in een nieuwe kolom.
2a REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_PAGEHEADEROPTION 96 Specificeert in welke context de paginakoptekst zal worden afgedrukt: op alle pagina's of niet op pagina's met een kop- of voettekst voor het rapport.
2b REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_GROUPKEEPTOGETHER 68 Groepen worden bijeen gehouden per pagina of per kolom (standaard). U moet ook Bijeenhouden inschakelen.
13 .uno%3ASelectReport 6e Kies Bewerken - Rapport selecteren om de tabbladen Gegevens of Algemeen voor het gehele rapport weer te geven.
26 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_FORCENEWPAGE 76 Forceer nieuwe pagina specificeert of de huidige sectie en/of de volgende sectie wordt afgedrukt op een nieuwe pagina.
34 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_CONDITIONALPRINTEXPRESSION 6a Als de Voorwaardelijke afdrukvoorwaarde evalueert naar WAAR zal het geselecteerde object worden afgedrukt.
1e REPORTDESIGN_HID_RPT_FIELD_SEL e3 Het venster Veld toevoegen wordt automatisch getoond als u een tabel hebt geselecteerd in het vak Inhoud en u dat vak verlaat. U kunt ook op het pictogram Veld toevoegen op de werkbalk klikken, of Beeld - Veld toevoegen kiezen.
22 EXTENSIONS_HID_PROP_VERTICAL_ALIGN 10 Vert. uitlijning
27 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_RPT_POSITIONY 32 Stel de Y-positie voor het geselecteerde object in
2a REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_PAGEFOOTEROPTION 96 Specificeert in welke context de paginavoettekst zal worden afgedrukt: op alle pagina's of niet op pagina's met een kop- of voettekst voor het rapport
27 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_RPT_POSITIONX 32 Stel de X-positie voor het geselecteerde object in
23 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_BACKCOLOR 67 Stelt de achtergrondkleur voor het geselecteerde object in, zowel op het scherm als voor het afdrukken.
2d REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_PRINTREPEATEDVALUES 3b Specificeert of herhalende waarden moeten worden afgedrukt.
23 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_RPT_WIDTH 31 Stelt de breedte van het geselecteerde object in.
21 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_VISIBLE 7a Een verborgen object wordt niet getoond in het uitgevoerde rapport. Het is nog wel zichtbaar in de Rapportontwerpweergave.
24 REPORTDESIGN_HID_RPT_PROP_RPT_HEIGHT 32 Definieert de hoogte van het geselecteerde object.
2f modules%2Fdbreport%2Fui%2Ffloatingsort%2Fdelete 2f Verwijdert het geselecteerde veld uit de lijst.
35 modules%2Fdbreport%2Fui%2Ffloatingsort%2FFloatingSort ce In het dialoogvenster Sorteren en groeperen van Rapportontwerpkunt u de velden definiëren die in uw rapport gesorteerd moeten zijn en de velden die bij elkaar moeten worden gehouden om een groep te vormen.
24 REPORTDESIGN_HID_RPT_FIELDEXPRESSION 3b Klik om een lijst te openen waaruit u een veld kunt kiezen.
1b .uno%3ADbSortingAndGrouping ce In het dialoogvenster Sorteren en groeperen van Rapportontwerpkunt u de velden definiëren die in uw rapport gesorteerd moeten zijn en de velden die bij elkaar moeten worden gehouden om een groep te vormen.
2d modules%2Fdbreport%2Fui%2Ffloatingsort%2Fkeep 56 Selecteer het detailniveau waarmee een groep bijeen wordt gehouden op dezelfde pagina.
2e modules%2Fdbreport%2Fui%2Ffloatingsort%2Fgroup 5d Selecteer om een nieuwe groep te maken bij elke gewijzigde waarde of op andere eigenschappen.
2d modules%2Fdbreport%2Fui%2Ffloatingsort%2Fdown 3b Verplaatst het geselecteerde veld naar beneden in de lijst.
2b modules%2Fdbreport%2Fui%2Ffloatingsort%2Fup 39 Verplaatst het geselecteerde veld naar boven in de lijst.
30 modules%2Fdbreport%2Fui%2Ffloatingsort%2Fsorting 23 Selecteer de volgorde van sorteren.
31 modules%2Fdbreport%2Fui%2Ffloatingsort%2Finterval 5b Voer de waarde voor de groeperingsinterval in waarmee de records moeten worden gegroepeerd.
2c modules%2Fdbreport%2Fui%2Ffloatingsort%2Fbox ae Somt de velden op die zullen worden gebruikt voor sorteren of groeperen. Het veld bovenaan heeft de hoogste prioriteit, het tweede veld heeft de tweede prioriteit, enzovoort.
2f modules%2Fdbreport%2Fui%2Ffloatingsort%2Fheader 37 Selecteer om de Groepkoptekst te tonen of te verbergen.
2f modules%2Fdbreport%2Fui%2Ffloatingsort%2Ffooter 38 Selecteer om de Groepvoettekst te tonen of te verbergen.
1b WIZARDS_HID_DLGTABLE_DIALOG 40 Met behulp van de Tabelassistent kunt u een databasetabel maken.
1d WIZARDS_HID_DLGTABLE_LBTABLES a3 Selecteer een van de voorbeeldtabellen. Selecteer dan velden uit die tabel in de linkerkeuzelijst. Herhaal deze stap tot u alle benodigde velden hebt geselecteerd.
1f WIZARDS_HID_DLGTABLE_OPTPRIVATE 4d Selecteer de categorie Persoonlijk om alleen privévoorbeeldtabellen te zien.
23 WIZARDS_HID_DLGTABLE_FIELDSSELECTED 3f Geeft alle velden weer die in de nieuwe tabel worden opgenomen.
20 WIZARDS_HID_DLGTABLE_OPTBUSINESS 4e Selecteer de categorie Zakelijk om alleen zakelijke voorbeeldtabellen te zien.
23 DBACCESS_HID_TAB_AUTOINCREMENTVALUE 9a Voer de SQL-opdrachtaanduiding in die de gegevensbron de opdracht geeft om een gespecificeerd gegevensveld voor een geheel getal automatisch te vergroten.
1d DBACCESS_HID_TAB_ENT_REQUIRED 3a Als dit op 'Ja' is ingesteld, mag het veld niet leeg zijn.
22 DBACCESS_HID_TAB_ENT_AUTOINCREMENT 6a Als dit op 'Ja' is ingesteld, worden de waarden voor dit gegevensveld door de database-engine gegenereerd.
25 WIZARDS_HID_DLGTABLE_LB_SELFIELDNAMES 34 Selecteer een veld om de veldinformatie te bewerken.
1d WIZARDS_HID_DLGTABLE_CMDMINUS 33 Verwijder het geselecteerde veld uit de keuzelijst.
1c WIZARDS_HID_DLGTABLE_CMDPLUS 32 Voeg een nieuw gegevensveld aan de keuzelijst toe.
1c WIZARDS_HID_DLGTABLE_COLNAME 62 Geeft de naam van het geselecteerde gegevensveld weer. U kunt desgewenst een nieuwe naam invoeren.
23 WIZARDS_HID_DLGTABLE_OPT_PK_SEVERAL 68 Selecteer deze optie om een primaire sleutel uit een combinatie van meerdere, bestaande velden te maken.
2a WIZARDS_HID_DLGTABLE_CMDREMOVE_PK_SELECTED c6 Selecteer een veld en klik op < om het uit de lijst met primaire sleutelvelden te verwijderen. De primaire sleutel wordt gemaakt als samenvoeging van de velden in deze lijst, van boven naar beneden.
2e WIZARDS_HID_DLGTABLE_CK_PK_AUTOVALUE_AUTOMATIC e6 Selecteer deze optie om automatisch een waarde in te voegen en de waarde van het veld voor elke nieuwe record te verhogen. De database moet automatische verhoging ondersteunen om de functie Automatische waarde te kunnen gebruiken.
28 WIZARDS_HID_DLGTABLE_FIELDS_PK_AVAILABLE 5d Selecteer een veld en klik op > om het aan de lijst met primaire-sleutelvelden toe te voegen.
24 WIZARDS_HID_DLGTABLE_CHK_USEPRIMEKEY 110 Selecteer deze optie om een primaire sleutel te maken. Voeg een primaire sleutel aan elke databasetabel toe om alle records op unieke wijze te identificeren. Voor sommige databasesystemen in %PRODUCTNAME is een primaire sleutel verplicht om de tabellen te kunnen bewerken.
24 WIZARDS_HID_DLGTABLE_CK_PK_AUTOVALUE e6 Selecteer deze optie om automatisch een waarde in te voegen en de waarde van het veld voor elke nieuwe record te verhogen. De database moet automatische verhoging ondersteunen om de functie Automatische waarde te kunnen gebruiken.
25 WIZARDS_HID_DLGTABLE_OPT_PK_AUTOMATIC 56 Selecteer deze optie om automatisch een primaire sleutel als extra veld toe te voegen.
22 WIZARDS_HID_DLGTABLE_OPT_PK_SINGLE 5f Selecteer deze optie om een bestaand veld met unieke waarden te gebruiken als primaire sleutel.
24 WIZARDS_HID_DLGTABLE_LB_PK_FIELDNAME 1f Selecteer de naam van het veld.
28 WIZARDS_HID_DLGTABLE_OPT_STARTFORMWIZARD b9 Selecteer deze optie om een formulier op basis van deze tabel te maken. Het formulier wordt gemaakt op een tekstdocument met de laatst gebruikte instellingen van de Assistent Formulier.
1d WIZARDS_HID_DLGTABLE_TXT_NAME 1a Specificeert de tabelnaam.
20 WIZARDS_HID_DLGTABLE_LST_CATALOG 5f Selecteer de catalogus voor de tabel. (Alleen beschikbaar als de database catalogi ondersteunt)
26 WIZARDS_HID_DLGTABLE_OPT_WORKWITHTABLE 44 Selecteer deze optie om het tabelontwerp op te slaan en te bewerken.
24 WIZARDS_HID_DLGTABLE_OPT_MODIFYTABLE 64 Selecteer deze optie om het tabelontwerp op te slaan en de tabel te openen om gegevens in te voeren.
1f WIZARDS_HID_DLGTABLE_LST_SCHEMA 5d Selecteer het schema voor de tabel. (Alleen beschikbaar als de database schema's ondersteunt)
15 .uno%3ADBReportRename 2e Wijzigt de naam van het geselecteerde rapport.
15 .uno%3ADBReportDelete 25 Verwijdert het geselecteerde rapport.
13 .uno%3ADBReportEdit 41 Opent het geselecteerde rapport zodat u de lay-out kunt wijzigen.
13 .uno%3ADBFormDelete 27 Verwijdert het geselecteerde formulier.
12 .uno%3ADBTableOpen 54 Opent de geselecteerde tabel zodat u records kunt invoeren, bewerken of verwijderen.
14 .uno%3ADBTableDelete 22 Verwijdert de geselecteerde tabel.
13 .uno%3ADBFormRename 30 Wijzigt de naam van het geselecteerde formulier.
14 .uno%3ADBQueryRename 2b Wijzigt de naam van de geselecteerde query.
13 .uno%3ADBReportOpen 57 Opent het geselecteerde rapport zodat u records kunt invoeren, bewerken of verwijderen.
12 .uno%3ADBTableEdit 40 Opent de geselecteerde tabel zodat u de structuur kunt wijzigen.
12 .uno%3ADBQueryOpen 54 Opent de geselecteerde query zodat u records kunt invoeren, bewerken of verwijderen.
14 .uno%3ADBTableRename 2b Wijzigt de naam van de geselecteerde tabel.
14 .uno%3ADBQueryDelete 22 Verwijdert de geselecteerde query.
11 .uno%3ADBFormOpen 59 Opent het geselecteerde formulier zodat u records kunt invoeren, bewerken of verwijderen.
12 .uno%3ADBQueryEdit 40 Opent de geselecteerde query zodat u de structuur kunt wijzigen.
11 .uno%3ADBFormEdit 43 Opent het geselecteerde formulier zodat u de lay-out kunt wijzigen.
19 .uno%3AFontworkShapeTypes 70 Opent de werkbalk Fontwork-vorm. Klik op een vorm om deze op alle geselecteerde Fontwork-objecten toe te passen.
20 .uno%3AFontworkSameLetterHeights 73 Schakelt de letterhoogte van de geselecteerde Fontworkobjecten voor alle objecten van normaal naar dezelfde hoogte.
c FontWork2TBO 2d Voer de Fontwork-waarde voor tekenafstand in.
c FontWork1TBO 4a Klik om de uitlijning op de geselecteerde Fontwork-objecten toe te passen.
26 .uno%3AFontworkCharacterSpacingFloater 28 Opent het venster Fontwork-tekenafstand.
1f .uno%3AFontworkAlignmentFloater 26 Opent het venster Fontwork-uitlijning.
32 modules%2Fscalc%2Fui%2Fconflictsdialog%2Fkeepother 44 Behoudt de wijziging van de andere gebruiker, verwerpt uw wijziging.
36 modules%2Fscalc%2Fui%2Fconflictsdialog%2Fkeepallothers 4b Behoudt de wijzigingen van alle andere gebruikers, verwerpt uw wijzigingen.
31 modules%2Fscalc%2Fui%2Fconflictsdialog%2Fkeepmine 33 Behoudt uw wijziging, verwerpt de andere wijziging.
34 modules%2Fscalc%2Fui%2Fconflictsdialog%2Fkeepallmine 3c Behoudt al uw wijzigingen, verwerpt alle andere wijzigingen.
14 .uno%3AShareDocument 75 Opent het dialoogvenster Document delen waar u het delen van het document voor samenwerking kunt in- of uitschakelen.
38 modules%2Fscalc%2Fui%2Fconflictsdialog%2FConflictsDialog ae Als dezelfde inhoud wordt gewijzigd door verschillende gebruikers opent het dialoogvenster Conflicten oplossen. Voor elk conflict beslist u welke wijzigingen u wilt behouden.
3d modules%2Fscalc%2Fui%2Fsharedocumentdlg%2FShareDocumentDialog 75 Opent het dialoogvenster Document delen waar u het delen van het document voor samenwerking kunt in- of uitschakelen.
2f modules%2Fscalc%2Fui%2Fsharedocumentdlg%2Fshare 124 Delen van het huidige document met andere gebruikers inschakelen. Niet-gedeeld gebruiken van dit document uitschakelen. Dit zal de nog niet opgeslagen bewerkingen, die door andere gebruikers zijn gemaakt in de tijd dat u het document voor het laatst opende of hebt opgeslagen, ongeldig maken.
15 .uno%3AFormFilterExit 6d Als u op de knop Sluiten op de werkbalk Formulierfilter klikt, wordt het formulier weergegeven zonder filter.
18 .uno%3AFormFilterExecute 85 Als u op de werkbalk Formulierfilter op het pictogram Op formulier gebaseerde filters toepassen klikt, wordt de filtering uitgevoerd.
1e .uno%3AConfigureToolboxVisible 57 Opent een dialoogvenster waarin u pictogrammen kunt toevoegen, bewerken en verwijderen.
2e cui%2Fui%2Fnewtoolbardialog%2FNewToolbarDialog 57 Opent een dialoogvenster waarin u pictogrammen kunt toevoegen, bewerken en verwijderen.
14 HID_FILTER_NAVIGATOR 1af De filtervoorwaarden die zijn ingesteld, verschijnen in de Filter-navigator. Zodra er een filter is ingesteld, ziet u een leeg filteritem onder aan de Filter-navigator. U kunt dit item selecteren door op het woord 'Of' te klikken. Hebt u het lege filteritem geselecteerd, dan kunt u aanvullende filtervoorwaarden in het formulier invoeren. Deze voorwaarden worden via Booleaans OF aan de eerder gedefinieerde voorwaarden gekoppeld.
19 SID_FM_FILTER_IS_NOT_NULL d9 U kunt in dit gedeelte de filtervoorwaarden direct als tekst bewerken. Als u wilt controleren of een veld inhoud heeft, kunt u de filtervoorwaarden 'leeg' (SQL:"Is null") of 'niet leeg' (SQL: "Is not null") gebruiken.
1a .uno%3AFormFilterNavigator 81 Als u verschillende filtervoorwaarden wilt verbinden met Booleaans OF, klikt u op het pictogram Filternavigatie op de filterbalk.
2f svx%2Fui%2Ffontworkgallerydialog%2FctlFavorites e0 Selecteer een opmaakprofiel voor Fontwork en klik op OK om het Fontwork in uw document in te voegen. Dubbelklik of Ctrl+dubbelklik op het Fontwork in uw document om in de modus tekstbewerken te komen en de tekst te wijzigen.
38 svx%2Fui%2Ffontworkgallerydialog%2FFontworkGalleryDialog e0 Selecteer een opmaakprofiel voor Fontwork en klik op OK om het Fontwork in uw document in te voegen. Dubbelklik of Ctrl+dubbelklik op het Fontwork in uw document om in de modus tekstbewerken te komen en de tekst te wijzigen.
12 .uno%3ASaveGraphic c3 Een bitmap exporteren vanuit Writer: Rechtsklik op de bitmap en kies Afbeelding opslaan. U ziet het dialoogvenster Afbeeldingen exporteren. Voer een bestandsnaam in en selecteer een bestandstype.
1c .uno%3APreviousTrackedChange 4f Springt naar en selecteert de vorige wijziging in het document, als deze er is.
18 .uno%3ANextTrackedChange 51 Springt naar en selecteert de volgende wijziging in het document, als deze er is.
21 sfx%2Fui%2Fstartcenter%2Fopen_all 3c Het pictogram Openen presenteert een bestandsdialoogvenster.
26 sfx%2Fui%2Fstartcenter%2Ftemplates_all 49 Het pictogram Sjablonen opent het dialoogvenster Sjablonen en documenten.
21 sfx%2Fui%2Fstartcenter%2Fmath_all 58 De pictogrammen voor de documenten openen elk een document van het gespecificeerde type.
1d sfx%2Fui%2Fstartcenter%2Fhelp 70 Klik in het linker paneel op een pictogram om een nieuw document of een dialoogvenster voor bestanden te openen.
24 sfx%2Fui%2Fstartcenter%2FStartCenter 70 Klik in het linker paneel op een pictogram om een nieuw document of een dialoogvenster voor bestanden te openen.
23 sfx%2Fui%2Fstartcenter%2Fextensions 70 Klik in het linker paneel op een pictogram om een nieuw document of een dialoogvenster voor bestanden te openen.
21 sfx%2Fui%2Fstartcenter%2Fcalc_all 58 De pictogrammen voor de documenten openen elk een document van het gespecificeerde type.
15 FWK_HID_BACKINGWINDOW 70 Klik in het linker paneel op een pictogram om een nieuw document of een dialoogvenster voor bestanden te openen.
23 sfx%2Fui%2Fstartcenter%2Fwriter_all 58 De pictogrammen voor de documenten openen elk een document van het gespecificeerde type.
23 sfx%2Fui%2Fstartcenter%2Fall_recent 70 Klik in het linker paneel op een pictogram om een nieuw document of een dialoogvenster voor bestanden te openen.
21 sfx%2Fui%2Fstartcenter%2Fdraw_all 58 De pictogrammen voor de documenten openen elk een document van het gespecificeerde type.
24 sfx%2Fui%2Fstartcenter%2Fimpress_all 58 De pictogrammen voor de documenten openen elk een document van het gespecificeerde type.
25 sfx%2Fui%2Fstartcenter%2Fdatabase_all 58 De pictogrammen voor de documenten openen elk een document van het gespecificeerde type.
13 .uno%3AOnlineUpdate ee Enable an Internet connection for %PRODUCTNAME. If you need a Proxy, check the %PRODUCTNAME Proxy settings in Tools - Options - Internet. Then choose Check for Updates to check for the availability of a newer version of your office suite.
f .uno%3AHelpMenu 51 Via het Help-menu kunt u het Help-systeem voor $[officename] starten en bedienen.
10 .uno%3AHelpIndex 4a Opent de hoofdpagina van de $[officename]-Help voor de huidige toepassing.
c .uno%3AAbout 4b Geeft algemene programma-informatie weer, zoals versienummer en copyrights.
13 .uno%3ASendFeedback 69 Opent een formulier voor reacties in een webbrowser, waar gebruikers fouten in de software kunnen melden.
12 .uno%3AShowLicense d5 Toont het document CREDITS.odt met een lijsts namen van individuen die hebben bijgedragen aan de OpenOffice.org broncode (en waarvan de bijdragen geïmporteerd zijn in LibreOffice) of LibreOffice sinds 2010-09-28.
13 .uno%3AExtendedHelp 4e Schakelt uitgebreide Help-tips onder de muisaanwijzer in tot de volgende klik.
e RID_ENVTOOLBOX 48 De werkbalk Standaard is in alle $[officename]-toepassingen beschikbaar.
18 .HelpId%3Atableobjectbar a1 De werkbalk Tabelbevat functies die u kunt gebruiken wanneer u met tabellen werkt. Deze werkbalk verschijnt wanneer u de cursor in een cel van een tabel plaatst.
14 .uno%3ADSBFormLetter 3f Start de Assistent Standaardbrief om standaardbrieven te maken.
17 .uno%3ADSBInsertColumns 5b Voegt alle velden van de gemarkeerde record in het huidige document op de cursorpositie in.
13 .uno%3ADeleteRecord 5e Verwijdert een record. Een vraag om bevestiging moet worden beantwoord vóór het verwijderen.
10 .uno%3ANewRecord 37 Klik op dit pictogram om een nieuw record in te voeren.
e .uno%3ARecUndo 30 Hiermee kunt u de gegevensinvoer ongedaan maken.
11 .uno%3ANextRecord 22 Brengt u naar het volgende record.
12 .uno%3AFirstRecord 1f Brengt u naar de eerste record.
e .uno%3ARecSave 55 Slaat nieuwe invoer van gegevens op. De wijziging wordt geregistreerd in de database.
11 .uno%3ALastRecord 20 Brengt u naar de laatste record.
15 .uno%3AAbsoluteRecord 6c Dit laat zien welk record momenteel actief is. Voer een getal in om naar het overeenkomstige record te gaan.
11 .uno%3APrevRecord 20 Brengt u naar het vorige record.
e .uno%3AGridUse 5c Als u dit pictogram activeert, kunt u de objecten alleen verplaatsen tussen de rasterpunten.
13 .uno%3ABezierDelete d4 Gebruik het pictogram Punten verwijderen om een of meerdere geselecteerde punten te verwijderen. Als u meerdere punten wilt selecteren, klikt u op de toepasselijke punten terwijl u de Shift-toets ingedrukt houdt.
13 .uno%3ABezierSmooth 45 Converteert een hoekpunt of symmetrisch punt naar een vloeiende punt.
16 .uno%3ABezierSymmetric 52 Dit pictogram converteert een hoekpunt of vloeiend punt naar een symmetrisch punt.
13 .uno%3ABezierInsert 3f Activeert de invoegmodus. In deze modus kunt u punten invoegen.
11 .uno%3ABezierMove 35 Activeert een modus waarin u punten kunt verplaatsen.
1c .uno%3ABezierEliminatePoints 3c Marks the current point or the selected points for deletion.
12 HID_BEZIER_TOOLBOX 6b De werkbalk Punten bewerken verschijnt wanneer u een veelhoekobject selecteert en op Punten bewerken klikt.
12 .uno%3ABezierClose 17 Sluit een lijn of boog.
14 .uno%3ABezierCutLine 94 Via het pictogram Boog splitsen wordt een boog gesplitst. Selecteer het punt of de punten waar u de boog wilt splitsen, en klik dan op het pictogram
14 .uno%3ABezierConvert 58 Converteert een boog naar een rechte lijn, of converteert een rechte lijn naar een boog.
11 .uno%3ABezierEdge 4e Converteert het geselecteerde punt of de geselecteerde punten naar hoekpunten.
16 HID_OFADLG_TREELISTBOX 22 Selecteer een item voor bewerking.
18 .uno%3AOptionsTreeDialog 51 Dit menu-item opent een dialoogvenster voor een aangepaste programmaconfiguratie.
13 SID_GENERAL_OPTIONS f8 Gebruik dit dialoogvenster om algemene instellingen te maken voor het werken met $[officename]. De informatie heeft betrekking op zaken als gebruikersgegevens, opslaan, afdrukken, standaardkleuren en paden naar belangrijke bestanden en directories.
1e cui%2Fui%2Foptuserpage%2Femail 17 Voer uw e-mailadres in.
1c cui%2Fui%2Foptuserpage%2Ffax 1a Voer hier uw faxnummer in.
1d cui%2Fui%2Foptuserpage%2Fwork 28 Voer hier uw zakelijk telefoonnummer in.
1d cui%2Fui%2Foptuserpage%2Fhome 26 Voer hier uw privé telefoonnummer in.
22 cui%2Fui%2Foptuserpage%2Ffirstname 14 Voer uw voornaam in.
21 cui%2Fui%2Foptuserpage%2Flastname 16 Voer uw achternaam in.
1f cui%2Fui%2Foptuserpage%2Fstreet 2f In dit veld voert u uw straat en huisnummer in.
1e cui%2Fui%2Foptuserpage%2Ficity 16 Voer uw woonplaats in.
24 cui%2Fui%2Foptuserpage%2FOptUserPage 34 Hier kunt u gebruikersgegevens invoeren of bewerken.
22 cui%2Fui%2Foptuserpage%2Fshortname 15 Voer uw initialen in.
20 cui%2Fui%2Foptuserpage%2Fcompany 2d In dit veld vult u de naam van uw bedrijf in.
1e cui%2Fui%2Foptuserpage%2Ftitle 16 Voer hier uw titel in.
1d cui%2Fui%2Foptuserpage%2Fizip 2d Hier kunt u uw postcode invoeren of wijzigen.
21 cui%2Fui%2Foptuserpage%2Fposition 27 Voer hier uw positie in het bedrijf in.
1e cui%2Fui%2Foptuserpage%2Fstate 2b Hier kunt u het land waar u woont invoeren.
20 cui%2Fui%2Foptsavepage%2Fdoctype 55 Selecteer het documenttype waarvoor u de standaard bestandsindeling wilt definiëren.
23 cui%2Fui%2Foptsavepage%2Fodfversion 123 Sommige bedrijven of organisaties kunnen ODF-documenten in de ODF 1.0/1.1-opmaak verlangen. U kunt uit de keuzelijst die opmaak kiezen om op te slaan. Deze oudere indeling kan niet alle nieuwe mogelijkheden opslaan, dus wordt, waar mogelijk, het nieuwe formaat ODF 1.2 (Extended) aanbevolen.
28 cui%2Fui%2Foptsavepage%2Fload_docprinter 1b2 Indien ingeschakeld, worden de printerinstellingen samen met het document geladen. Dit kan nodig zijn als een document op niet-lokale printer afgedrukt moet worden, als u de printer niet handmatig wijzigt in het dialoogvenster Afdrukken. Indien uitgeschakeld, wordt uw standaardprinter gebruikt om dit document af te drukken. De huidige printerinstellingen zullen worden opgeslagen met het document ongeacht of deze optie is aangezet.
20 cui%2Fui%2Foptsavepage%2Fdocinfo 83 Als u dit aankruisvakje markeert zal het dialoogvenster Eigenschappen telkens verschijnen als u de opdracht Opslaan als selecteert.
26 cui%2Fui%2Foptsavepage%2Frelative_fsys 4d Selecteer dit vak voor het relatief opslaan van URL's in het bestandssysteem.
20 sfx%2Fui%2Falienwarndialog%2Fask cc U kunt een waarschuwing laten weergeven wanneer u een document opslaat in een andere indeling dan OpenDocument of een indeling die u niet als standaardindeling hebt ingesteld via Laden/Opslaan - Algemeen.
26 cui%2Fui%2Foptsavepage%2Frelative_inet 44 Selecteer dit vak voor relatief opslaan van URL's naar het internet.
26 cui%2Fui%2Foptsavepage%2Fload_settings 70 Laadt de in een document opgeslagen gebruikergedefinieerde instellingen, die met het document werden opgeslagen.
24 cui%2Fui%2Foptsavepage%2FOptSavePage 8f In de sectie Algemeen kunt u verscheidene standaardinstellingen voor het opslaan van documenten selecteren, evenals het standaard bestandstype.
1f cui%2Fui%2Foptsavepage%2Fsaveas ed Specificeert dat documenten van het type dat aan de linkerkant geselecteerd is, altijd worden opgeslagen in deze bestandsindeling. U kunt een andere bestandsindeling selecteren voor het huidige document in het dialoogvenster Opslaan als.
28 cui%2Fui%2Foptsavepage%2Fwarnalienformat cc U kunt een waarschuwing laten weergeven wanneer u een document opslaat in een andere indeling dan OpenDocument of een indeling die u niet als standaardindeling hebt ingesteld via Laden/Opslaan - Algemeen.
1f cui%2Fui%2Foptsavepage%2Fbackup f3 Slaat de vorige versie van een document op als een veiligheidskopie wanneer u een document opslaat. Elke keer als %PRODUCTNAME een veiligheidskopie maakt, wordt de vorige veiligheidskopie vervangen. De veiligheidskopie krijgt de extensie .BAK.
21 cui%2Fui%2Foptsavepage%2Fautosave a0 Specifieert dat %PRODUCTNAME de informatie opslaat die nodig is om alle open documenten na een crash te herstellen. U kan een tijdsinterval voor opslag opgeven.
26 cui%2Fui%2Foptsavepage%2Fautosave_spin 5e Definieer de tijdsinterval in minuten voor het automatisch opslaan van AutoHerstel-informatie.
25 cui%2Fui%2Foptsavepage%2Fuserautosave a3 Geeft aan dat %PRODUCTNAME  alle geopende documenten opslaat bij het automatisch opslaan van herstelgegevens. Gebruikt dezelfde tijdsinterval als AutoHerstel doet.
1e cui%2Fui%2Foptpathspage%2Fedit 4a Klik om het dialoogvenster Pad selecteren of Paden bewerken weer te geven.
21 cui%2Fui%2Foptpathspage%2Fdefault 61 Met de knop Standaard kunt u de vooraf ingestelde paden voor alle geselecteerde items herstellen.
1f cui%2Fui%2Foptpathspage%2Fpaths 80 Wilt u een item in deze lijst wijzigen, dan klikt u op het item en vervolgens op Bewerken. U kunt ook op het item dubbelklikken.
26 cui%2Fui%2Foptpathspage%2FOptPathsPage 83 Deze sectie bevat de standaardpaden naar belangrijke mappen in $[officename]. Deze paden kunnen door de gebruiker gewijzigd worden.
21 cui%2Fui%2Fselectpathdialog%2Fadd 88 Opent het dialoogvenster Pad selecteren om een andere map te selecteren of het dialoogvenster Openen om een ander bestand te selecteren.
23 cui%2Fui%2Fselectpathdialog%2Fpaths 64 Bevat een lijst met de paden die al toegevoegd zijn. Markeer het standaardpad voor nieuwe bestanden.
12 .uno%3ASpellOnline 4a Controleert de spelling automatisch terwijl u typt en onderstreept fouten.
2a cui%2Fui%2Foptlingupage%2Flingudictsdelete 6d Verwijdert het geselecteerde woordenboek na een bevestiging, vooropgesteld dat het niet schrijf-beveiligd is.
26 cui%2Fui%2Foptlingupage%2Flinguoptions 40 Definieert de opties voor de spellingcontrole en woordafbreking.
28 cui%2Fui%2Feditdictionarydialog%2Fdelete 54 Verwijdert het gemarkeerde woord uit het huidige gebruikergedefinieerde woordenboek.
26 cui%2Fui%2Feditdictionarydialog%2Fword 8f U kunt een nieuw woord typen voor opname in het woordenboek. In de onderstaande lijst vindt u de inhoud van de huidige aangepaste woordenlijst.
29 cui%2Fui%2Feditdictionarydialog%2Freplace b9 Dit invoerveld is alleen beschikbaar als u een uitzonderingswoordenboek aan het aanpassen bent. Het veld geeft een alternatieve suggestie voor het huidige woord in het tekstvak "Woord".
28 cui%2Fui%2Foptlingupage%2Flingudictsedit 9a Opent het dialoogvenster Gebruikerswoordenlijst bewerken, waarmee u aan uw aangepaste woordenboek kunt toevoegen of bestaande vermeldingen kunt aanpassen.
26 cui%2Fui%2Foptlingupage%2Flingumodules 25 Bevat de geïnstalleerde taalmodules.
2a cui%2Fui%2Foptlingupage%2Flingumodulesedit 44 Om een taalmodule te bewerken, selecteert u die en klik op Bewerken.
31 cui%2Fui%2Fbreaknumberoptions%2FBreakNumberOption 4b Typ het minimum aantal tekens op dat voor of na het koppelteken moet komen.
26 cui%2Fui%2Foptlingupage%2FOptLinguPage 53 Specificeert de eigenschappen van de spellingcontrole, thesaurus en woordafbreking.
2c cui%2Fui%2Foptnewdictionarydialog%2Fnameedit 35 Geeft een naam aan de nieuwe aangepaste woordenlijst.
27 cui%2Fui%2Foptlingupage%2Flingudictsnew 8a Opens the New Dictionary dialog, in which you can name a new user-defined dictionary or dictionary of exceptions and specify the language.
2a cui%2Fui%2Foptnewdictionarydialog%2Fexcept 40 Geeft aan of u bepaalde woorden in uw documenten wilt vermijden.
2c cui%2Fui%2Feditdictionarydialog%2Fnewreplace b5 Voegt het woord in het tekstveld Woord aan uw huidige aangepaste woordenlijst toe. Het woord in het veldSuggestie wordt ook toegevoegd bij het werken met uitzonderingswoordenboeken.
2c cui%2Fui%2Foptnewdictionarydialog%2Flanguage 65 Door het selecteren van een bepaalde taal kunt u het gebruik van de aangepaste woordenlijst beperken.
2a cui%2Fui%2Foptlingupage%2Flinguoptionsedit 52 Als u een waarde wilt wijzigen, selecteert u het en klikt u vervolgens opBewerken.
26 cui%2Fui%2Feditdictionarydialog%2Fbook 29 Bepaalt het boek dat bewerkt moet worden.
26 cui%2Fui%2Feditdictionarydialog%2Flang 3f Koppelt een nieuwe taal aan de huidige aangepaste woordenlijst.
23 cui%2Fui%2Feditmodulesdialog%2Fback 47 Klik hier om de huidige wijzigingen in de keuzelijst ongedaan te maken.
29 cui%2Fui%2Feditmodulesdialog%2Flingudicts 75 Specificeert de taal en de beschikbare submodules Spelling, Woordafbreking en Thesaurus voor de geselecteerde module.
21 cui%2Fui%2Feditmodulesdialog%2Fup 56 Verhoogt de prioriteit van de geselecteerde module in de keuzelijst, met één niveau.
27 cui%2Fui%2Feditmodulesdialog%2Flanguage 23 Specificeert de taal van de module.
23 cui%2Fui%2Feditmodulesdialog%2Fdown 55 Verlaagt de prioriteit van de in de keuzelijst geselecteerde module met één niveau.
1b cui%2Fui%2Fcolorpage%2Fsave 71 Opent het dialoogvenster Opslaan als, waarin u de huidige kleurtabel onder een gespecificeerde naam kunt opslaan.
1b cui%2Fui%2Fcolorpage%2Fload 4a Opent het dialoogvenster Openen, waarin u een kleurenlijst kunt selecteren
1d cui%2Fui%2Fcolorpage%2Fmodify 19 Wijzigt de huidige kleur.
1a cui%2Fui%2Fcolorpage%2Fadd 1b Voegt een nieuwe kleur toe.
18 cui%2Fui%2Fcolorpage%2FK 5 Zwart
1e cui%2Fui%2Fcolorpage%2Fcolorlb 5b Bevat een lijst met beschikbare kleuren. Kies een kleur uit de lijst om deze te selecteren.
1b cui%2Fui%2Fcolorpage%2Fname 7d Specificeert de naam van de geselecteerde kleur. U kunt ook een naam in dit veld typen wanneer u een nieuwe kleur definieert.
20 cui%2Fui%2Fcolorpage%2FColorPage 7f Met behulp hiervan kunt u een kleur in een kleurentabel selecteren, een bestaande kleur bewerken of nieuwe kleuren definiëren.
18 cui%2Fui%2Fcolorpage%2FR 4 Rood
1e cui%2Fui%2Fcolorpage%2Fmodellb 6c Selecteer het kleurenmodel om dit te veranderen: RGB (Rood-Groen-Blauw) of CMYK (Cyan-Magenta-Yellow-BlacK).
18 cui%2Fui%2Fcolorpage%2FB 5 Blauw
18 cui%2Fui%2Fcolorpage%2FG 5 Groen
18 cui%2Fui%2Fcolorpage%2FM 7 Magenta
18 cui%2Fui%2Fcolorpage%2FC 5 Cyaan
18 cui%2Fui%2Fcolorpage%2FY 4 Geel
33 SVTOOLS%3ANUMERICFIELD%3ADLG_COLOR%3ANUM_SATURATION 2f Selecteer de Verzadiging in het HSB kleurmodel.
28 SVTOOLS%3APUSHBUTTON%3ADLG_COLOR%3ABTN_2 c3 Plaatst de kleine selectiecursor in het rechtervenster op de kleur die overeenkomt met de geselecteerde kleur in het linkervenster en werkt de respectievelijke waarden in de numerieke velden bij.
28 SVTOOLS%3APUSHBUTTON%3ADLG_COLOR%3ABTN_1 d6 Klik op de <-- knop om de geselecteerde kleur in de kleurenlijst te vervangen door de kleur die is geselecteerd aan de rechterkant. De knop wordt ingeschakeld als u een kleur selecteert in één van de vier hoeken.
25 SVTOOLS_METRICFIELD_DLG_COLOR_NUM_KEY 4e Selecteer de kleurwaarde voor Zwart of Sleutel (zwart) in het CMYK-kleurmodel.
26 SVTOOLS_METRICFIELD_DLG_COLOR_NUM_CYAN 3b Selecteer de kleurwaarde voor Cyaan in het CMYK kleurmodel.
28 SVTOOLS_METRICFIELD_DLG_COLOR_NUM_YELLOW 3a Selecteer de kleurwaarde voor Geel in het CMYK kleurmodel.
2c SVTOOLS%3ANUMERICFIELD%3ADLG_COLOR%3ANUM_RED 39 Selecteer de kleurwaarde voor Rood in het RGB kleurmodel.
2d SVTOOLS%3ANUMERICFIELD%3ADLG_COLOR%3ANUM_BLUE 3a Selecteer de kleurwaarde voor Blauw in het RGB kleurmodel.
29 SVTOOLS_METRICFIELD_DLG_COLOR_NUM_MAGENTA 3d Selecteer de kleurwaarde voor Magenta in het CMYK kleurmodel.
2c SVTOOLS%3ANUMERICFIELD%3ADLG_COLOR%3ANUM_HUE 2f Selecteer de Kleurdiepte in het HSB kleurmodel.
32 SVTOOLS%3ANUMERICFIELD%3ADLG_COLOR%3ANUM_LUMINANCE 2e Selecteer de Helderheid in het HSB kleurmodel.
2e SVTOOLS%3ANUMERICFIELD%3ADLG_COLOR%3ANUM_GREEN 3a Selecteer de kleurwaarde voor Groen in het RGB kleurmodel.
20 cui%2Fui%2Foptgeneralpage%2Fyear 51 Definieert een datumbereik, waarbinnen het systeem een tweecijferig jaar herkent.
2a cui%2Fui%2Foptgeneralpage%2FOptGeneralPage 39 Specificeert de algemene instellingen voor $[officename].
25 cui%2Fui%2Foptgeneralpage%2Fdocstatus 47 Specificeert of het afdrukken van het document als een wijziging geldt.
24 cui%2Fui%2Foptgeneralpage%2Ftooltips 96 Toont de namen van de pictogrammen en meer ballon-Help, zoals notities en namen van hoofdstukken wanneer u door een document met hoofdstukken scrollt.
23 cui%2Fui%2Foptgeneralpage%2Fexthelp 7b Toont een Help-tekst wanneer u de cursor op een pictogram, menuopdracht of besturingselement in een dialoogvenster plaatst.
23 cui%2Fui%2Foptgeneralpage%2Ffiledlg ad Specificeert of er $[officename]-dialoogvensters gebruikt worden om documenten te openen en op te slaan. Anders worden de dialoogvensters van het besturingssysteem gebruikt.
1f cui%2Fui%2Foptfontspage%2Fapply 2f Past de geselecteerde lettertypevervanging toe.
24 cui%2Fui%2Foptfontspage%2Ffontheight 48 Selecteer een tekengrootte voor de weergave van HTML- en Basic-broncode.
26 cui%2Fui%2Foptfontspage%2Freplacements 111 Vervangt een lettertype door een lettertype van uw keuze. De vervanging vervangt een lettertype alleen als het wordt weergegeven op het scherm, of op het scherm en bij het afdrukken. De vervanging wijzigt niet de lettertype-instellingen die zijn opgeslagen in het document.
1f cui%2Fui%2Foptfontspage%2Ffont2 40 Voer de naam van het vervangingslettertype in of selecteer deze.
1f cui%2Fui%2Foptfontspage%2Ffont1 41 Typ of selecteer de naam van het lettertype dat u wilt vervangen.
29 cui%2Fui%2Foptfontspage%2Fnonpropfontonly 64 Selecteer deze optie om alleen niet-proportionele lettertypen in de lijst Lettertypen weer te geven.
22 cui%2Fui%2Foptfontspage%2Fusetable 46 Schakelt de opgegeven instellingen voor vervanging van lettertypen in.
22 cui%2Fui%2Foptfontspage%2Ffontname 46 Selecteer het lettertype voor de weergave van HTML- en Basic-broncode.
20 cui%2Fui%2Foptfontspage%2Fdelete 31 Verwijdert de geselecteerde lettertypevervanging.
21 cui%2Fui%2Foptfontspage%2Fchecklb 12b Toont het oorspronkelijke lettertype en het lettertype waardoor het vervangen zal worden. Selecteer Altijd om het scherm- en printerlettertype te vervangen, zelfs als het oorspronkelijke lettertype op uw systeem geïnstalleerd is. Selecteer Alleen scherm om alleen het schermlettertype te vervangen.
21 cui%2Fui%2Foptviewpage%2Fuseaccel 6d Gaat rechtstreeks naar hardwarefuncties van de grafische weergave-adapter om de schermweergave te verbeteren.
21 cui%2Fui%2Foptviewpage%2Fmousepos 69 Hier kunt u selecteren of en hoe de muisaanwijzer in nieuw geopende dialoogvensters wordt gepositioneerd.
22 cui%2Fui%2Foptviewpage%2Ficonstyle 47 Selecteer de stijl van de pictogrammenin werkbalken en dialoogvensters.
1e cui%2Fui%2Foptviewpage%2Fuseaa d3 U kunt, als het ondersteund wordt, anti-aliasing voor afbeeldingen in- of uitschakelen. Met ingeschakelde anti-aliasing ziet de weergave van de meeste grafische objecten er vloeiender uit en met minder gebreken.
5 20201 59 Druk op Shift+Ctrl+R om de weergave van het huidige document te herstellen of vernieuwen.
23 cui%2Fui%2Foptviewpage%2Fwindowsize 83 Gebruikt percentiel schalen voor de tekengrootte in elementen van de gebruikersinterface, zoals dialoogvensters en pictogramlabels.
19 .uno%3ARestoreEditingView c1 Specificeert of de laatstgebruikte documentweergave moet worden hersteld. Veel weergave-eigenschappen die geldig waren toen het document voor het laatst werd opgeslagen, zullen worden hersteld.
1e cui%2Fui%2Foptviewpage%2Ftrans d8 Indien ingeschakeld zal de selectie van tekst in Writer en de selectie van cellen in Calc worden weergegeven in een transparante kleur. Indien niet ingeschakeld wordt de selectie weergegeven in tegengestelde kleuren.
21 cui%2Fui%2Foptviewpage%2Ficonsize 3a Bepaalt de weergavegrootte van pictogrammen op werkbalken.
24 cui%2Fui%2Foptviewpage%2Fmousemiddle 37 Hier definieert u de functie van de middelste muisknop.
20 cui%2Fui%2Foptviewpage%2Ftransmf 86 Selecteer het transparantieniveau voor transparante selecties. De standaardwaarde is 75%. U kunt kiezen uit waarden tussen 10% en 90%.
1f cui%2Fui%2Foptviewpage%2Faafont 4a Selecter deze optie om het uitzicht van tekst op het scherm te verbeteren.
23 cui%2Fui%2Foptviewpage%2Fsystemfont b8 Als u dit selectievakje markeert, wordt het systeemlettertype gebruikt voor de weergave van alle menu’s en dialoogvensters. Anders wordt een ander geïnstalleerd lettertype gebruikt.
1d cui%2Fui%2Foptviewpage%2Faanf 44 Geef de kleinste lettergrootte in om anti-aliasing op toe te passen.
28 cui%2Fui%2Foptviewpage%2Fshowfonthistory 8d Toont de laatste vijf lettertypen die u in het huidige document gebruikt hebt, boven in de lijst in het vak Lettertype op de werkbalk Opmaak.
22 cui%2Fui%2Foptviewpage%2Fmenuicons d0 Geeft pictogrammen naast de overeenkomstige menuopties weer. Selecteer uit "Automatisch", "Verbergen" en "Weergeven". "Automatisch" geeft de pictogrammen overeenkomstig de systeeminstellingen en thema's weer.
28 cui%2Fui%2Foptviewpage%2Fshowfontpreview 8c Toont de namen van beschikbare lettertypen in het overeenkomstige lettertype, zoals lettertypen in het vak Lettertype op de werkbalk Opmaak.
1f sfx%2Fui%2Foptprintpage%2Ftrans 7b Selecteer dit keuzevakje als u altijd wilt worden gewaarschuwd als er transparante objecten in het document zijn opgenomen.
25 sfx%2Fui%2Foptprintpage%2Fpaperorient 74 Markeer dit keuzevakje als u een bepaalde papierrichting voor het afdrukken van het huidige document wilt gebruiken.
23 sfx%2Fui%2Foptprintpage%2Fpapersize 6b Vink dit vakje af als er een bepaalde papiergrootte vereist is voor het afdrukken van het huidige document.
20 sfx%2Fui%2Foptprintpage%2Fframe2 49 Definieert welke waarschuwingen verschijnen voordat het afdrukken begint.
29 sfx%2Fui%2Foptprintpage%2Freducegradcolor 59 Geeft aan dat kleurovergangen alleen worden afgedrukt in een enkele tussenliggende kleur.
29 sfx%2Fui%2Foptprintpage%2Freducetransauto 84 Geeft aan dat de transparantie alleen wordt afgedrukt als het transparante gebied minder dan een kwart van de gehele pagina beslaat.
25 sfx%2Fui%2Foptprintpage%2Freducetrans aa Als u dit veld markeert, worden de transparante objecten afgedrukt als normale, niet-transparante objecten, afhankelijk van uw selectie van de volgende twee keuzerondjes.
26 sfx%2Fui%2Foptprintpage%2Freducebitmap 7f Specificeert dat bitmaps met gereduceerde kwaliteit worden afgedrukt. De resolutie kan alleen worden verlaagd en niet verhoogd.
24 sfx%2Fui%2Foptprintpage%2Freducegrad 55 Als dit veld gemarkeerd is, worden kleurverlopen met verminderde kwaliteit afgedrukt.
27 sfx%2Fui%2Foptprintpage%2Fconverttogray 42 Geeft aan dat alle kleuren alleen in grijstinten worden afgedrukt.
26 sfx%2Fui%2Foptprintpage%2FOptPrintPage 32 Specificeert de opties voor de afdrukinstellingen.
29 sfx%2Fui%2Foptprintpage%2Freducetransnone 36 Met deze optie wordt de transparantie nooit afgedrukt.
2d sfx%2Fui%2Foptprintpage%2Freducebitmapoptimal 83 Hoge afdrukkwaliteit komt overeen met een resolutie van 300dpi. Normale afdrukkwaliteit komt overeen met een resolutie van 200 dpi.
29 sfx%2Fui%2Foptprintpage%2Freducebitmapdpi 65 Geeft de maximale afdrukkwaliteit in dpi. De resolutie kan alleen worden verminderd en niet verhoogd.
28 sfx%2Fui%2Foptprintpage%2Freducegradstep 43 Geeft u het maximum aantal kleurverloop-strepen voor het afdrukken.
1e sfx%2Fui%2Foptprintpage%2Ffile 7b Specificeert of de afdrukinstellingen op directe afdrukken op de printer of op afdrukken naar een bestand worden toegepast.
2b sfx%2Fui%2Foptprintpage%2Freducebitmaptrans 88 Als dit veld wordt gemarkeerd, geldt de vermindering van de afdrukkwaliteit voor bitmaps ook voor de transparante gebieden van objecten.
23 cui%2Fui%2Foptmemorypage%2Folecache 4c Hier kiest u het maximum aantal OLE-objecten die in de cache worden bewaard.
25 cui%2Fui%2Foptmemorypage%2Fobjecttime 4c Stelt de tijd in dat elke afbeelding in de cache blijft, in uren en minuten.
28 cui%2Fui%2Foptmemorypage%2FOptMemoryPage 65 Definieert de instellingen voor de afbeeldingencache en het aantal stappen dat u ongedaan kunt maken.
1f cui%2Fui%2Foptmemorypage%2Fundo 6f Kies, in dit waardevak, een getal uit de lijst, om aan te geven hoeveel stappen ongedaan kunnen worden gemaakt.
27 cui%2Fui%2Foptmemorypage%2Fgraphiccache 37 Stelt de totale cachegrootte voor alle afbeeldingen in.
26 cui%2Fui%2Foptmemorypage%2Fobjectcache 8f Vink dit vakje aan als u wilt dat $[officename] de snelstarter inschakelt. Deze optie is beschikbaar als de Snelstart-module is geïnstalleerd.
2a cui%2Fui%2Foptappearancepage%2Fcolorconfig 42 Selecteer de kleuren voor de elementen van de gebruikersinterface.
2c cui%2Fui%2Foptappearancepage%2Fcolorschemelb 32 Selecteert het kleurenschema dat u wilt gebruiken.
25 cui%2Fui%2Foptappearancepage%2Fdelete 72 Verwijdert het kleurenschema dat in het vak Schema weergegeven wordt. U kunt het standaardschema niet verwijderen.
23 cui%2Fui%2Foptappearancepage%2Fsave 53 Slaat de huidige instellingen als kleurenschema op, dat u later opnieuw kunt laden.
30 cui%2Fui%2Foptappearancepage%2FOptAppearancePage 3e Stelt de kleuren in voor de $[officename]-gebruikersinterface.
23 HID_OPTIONS_COLORCONFIG_NAME_SCHEME 28 Voer een naam in voor het kleurenschema.
38 cui%2Fui%2Foptaccessibilitypage%2Fsystempagepreviewcolor 58 Past de hoogcontrast-instellingen van het besturingssysteem op de afdrukvoorbeelden toe.
2f cui%2Fui%2Foptaccessibilitypage%2Fautofontcolor 87 Geeft lettertypen in %PRODUCTNAME weer met de kleurinstellingen van het systeem. Deze optie is alleen van invloed op de schermweergave.
32 cui%2Fui%2Foptaccessibilitypage%2Ftiphelptimeoutnf 4e In dit vak geeft u op hoeveel seconden de Help-tips moeten worden weergegeven.
30 cui%2Fui%2Foptaccessibilitypage%2Ftiphelptimeout 42 Verbergt de Help-tips na het aantal seconden dat u hebt ingesteld.
36 cui%2Fui%2Foptaccessibilitypage%2FOptAccessibilityPage ab Hiermee stelt u opties in die %PRODUCTNAME-programma's toegankelijker maken voor gebruikers die slechtziend zijn, of beperkte bewegingsvrijheid of andere handicaps hebben.
2e cui%2Fui%2Foptaccessibilitypage%2Fanimatedtext 60 Geeft een voorbeeldweergave van geanimeerde tekst, zoals knipperen en scrollen, in %PRODUCTNAME.
2e cui%2Fui%2Foptaccessibilitypage%2Fautodetecthc 6e Schakelt de hoogcontrast-modus in voor %PRODUCTNAME wanneer de achtergrondkleur van het systeem erg donker is.
33 cui%2Fui%2Foptaccessibilitypage%2Ftextselinreadonly 30 Geeft de cursor in alleen-lezen documenten weer.
32 cui%2Fui%2Foptaccessibilitypage%2Fanimatedgraphics 5a Toont een voorbeeld van geanimeerde afbeeldingen, zoals GIF-afbeeldingen, in %PRODUCTNAME.
24 SVX_EDIT_RID_SVXPAGE_SSO_ED_USERNAME 6b Wanneer u de 'eenvoudige' verificatiemethode gebruikt, voert u hier uw gebruikersnaam op de LDAP-server in.
28 SVX_CHECKBOX_RID_SVXPAGE_SSO_CB_PASSWORD 72 Wanneer u de 'eenvoudige' verificatiemethode gebruikt, selecteert u dit vakje om uw wachtwoord permanent te maken.
24 SVX_EDIT_RID_SVXPAGE_SSO_ED_PASSWORD 7a Gebruikt u de 'eenvoudige' verificatiemethode, voer dan hier uw wachtwoord in om toegang te verkrijgen tot de LDAP-server.
28 SVX_LISTBOX_RID_SVXPAGE_SSO_LB_MECHANISM 49 Kies het gewenste beveiligingsmechanisme voor toegang tot de LDAP-server.
24 cui%2Fui%2Foptsavepage%2FOptSavePage 34 Voer hier uw algemene Laden/Opslaan-instellingen in.
21 cui%2Fui%2Foptproxypage%2Fnoproxy 5a Geeft de namen van de servers die geen proxyservers vereisen, gescheiden door puntkomma's.
21 cui%2Fui%2Foptproxypage%2Fftpport 31 Typ de poort voor de overeenkomstige proxyserver.
23 cui%2Fui%2Foptproxypage%2Fproxymode 2a Hiermee bepaalt u het type proxydefinitie.
1e cui%2Fui%2Foptproxypage%2Fhttp 29 Typ de naam van de proxyserver voor HTTP.
1d cui%2Fui%2Foptproxypage%2Fftp 28 Typ de naam van de proxyserver voor FTP.
1f cui%2Fui%2Foptproxypage%2Fhttps 4b Typ de naam van de proxyserver voor HTTPS. Typ de poort in het rechterveld.
20 cui%2Fui%2Foptemailpage%2Fbrowse 4c Opent een dialoogvenster waarin het e-mailprogramma geselecteerd kan worden.
1d cui%2Fui%2Foptemailpage%2Furl 33 Voer het pad en de naam van het e-mailprogramma in.
9 703992332 2a Opent het dialoogvenster Macrobeveiliging.
2d cui%2Fui%2Fstoredwebconnectiondialog%2Fchange 64 Opent een dialoogvenster waar u uw wachtwoord voor het geselecteerde item kunt bekijken en wijzigen.
40 cui%2Fui%2Fstoredwebconnectiondialog%2FStoredWebConnectionDialog 2f Verwijdert het geselecteerde item uit de lijst.
28 cui%2Fui%2Foptsecuritypage%2Fconnections 92 Vraagt naar het hoofdwachtwoord. Als het hoofdwachtwoord juist is wordt het dialoogvenster Informatie over opgeslagen webverbindingen weergegeven.
33 uui%2Fui%2Fmasterpassworddlg%2FMasterPasswordDialog 2c Voer het hoofdwachtwoord in om door te gaan.
2b uui%2Fui%2Fsetmasterpassworddlg%2Fpassword1 1c Voer het hoofdwachtwoord in.
2d cui%2Fui%2Fstoredwebconnectiondialog%2Fremove 2f Verwijdert het geselecteerde item uit de lijst.
2b cui%2Fui%2Foptsecuritypage%2Fmasterpassword 32 Opent het dialoogvenster Hoofdwachtwoord invoeren.
9 703988740 a2 Selecteer deze optie als er een waarschuwingsvenster moet verschijnen wanneer u een document probeert af te drukken dat bijgehouden wijzigingen of notities bevat.
9 703988741 104 Selecteer deze optie als er een waarschuwingsvenster moet verschijnen wanneer u probeert een document te tekenen dat bijgehouden wijzigingen, versies, velden, verwijzingen naar andere bronnen (bijvoorbeeld gekoppelde secties of afbeeldingen) of notities bevat.
9 703988739 b9 Selecteer deze optie als er een waarschuwingsvenster moet verschijnen wanneer u een document probeert op te slaan of te verzenden dat bijgehouden wijzigingen, versies of notities bevat.
9 703988742 c0 Selecteer deze optie als er een waarschuwingsvenster moet verschijnen wanneer u probeert een document in PDF-indeling te exporteren dat bijgehouden wijzigingen in Writer weergeeft of notities.
2b uui%2Fui%2Fsetmasterpassworddlg%2Fpassword2 24 Voer het hoofdwachtwoord opnieuw in.
9 703988743 10b Selecteer deze optie om gebruikersgegevens altijd uit de bestandseigenschappen te verwijderen. Als deze optie niet geselecteerd is, kunt u de persoonlijke gegevens toch uit het huidige document verwijderen met de knop Herstellen in Bestand - Eigenschappen - Algemeen.
24 cui%2Fui%2Foptsecuritypage%2Foptions 41 Opent het dialoogvenster "Beveiligingsopties en -waarschuwingen".
2c cui%2Fui%2Foptsecuritypage%2FOptSecurityPage 8f Definieert de beveiligingsopties voor het opslaan van documenten, voor webverbindingen, en voor het openen van documenten die macro's bevatten.
30 cui%2Fui%2Fstoredwebconnectiondialog%2Fremoveall 23 Verwijdert alle items uit de lijst.
9 703988744 e9 Selecteer deze optie om aan te geven dat de optie Met wachtwoord opslaan standaard geselecteerd moet zijn in dialoogvensters voor bestandsopslag. Hef de selectie van deze optie op om bestanden standaard zonder wachtwoord op te slaan.
29 cui%2Fui%2Foptsecuritypage%2Fsavepassword e8 %PRODUCTNAME zal, indien ingeschakeld, alle wachtwoorden, die u gebruikt om toegang te krijgen tot bestanden op webservers, veilig opslaan. U kunt de wachtwoorden uit de lijst achterhalen, nadat u een hoofdwachtwoord hebt ingevoerd.
2c cui%2Fui%2Fsecurityoptionsdialog%2Fctrlclick af U moet, indien ingeschakeld, de Ctrl-toets ingedrukt houden bij het klikken op een hyperlink om die koppeling te volgen. Een klik opent de hyperlink, indien niet ingeschakeld.
20 cui%2Fui%2Fopthtmlpage%2Fcharset 26 Kies de juiste tekenset voor de export
29 cui%2Fui%2Fopthtmlpage%2Fnumbersenglishus 118 Als deze optie niet geselecteerd is, worden getallen geïnterpreteerd volgens de instelling in Taalinstellingen - Taal voor - Landinstelling in het dialoogvenster Opties. Is deze optie wel geselecteerd, dan worden getallen volgens de landinstelling 'Engels (VS)' geïnterpreteerd.
23 cui%2Fui%2Fopthtmlpage%2Funknowntag 78 Vink dit selectievakje aan als u wilt dat labels die niet worden herkend door $[officename] worden ingevoerd als velden.
28 cui%2Fui%2Fopthtmlpage%2Fignorefontnames b3 Schakel dit selectievakje in om alle lettertype-instellingen te negeren bij het importeren. De lettertypen die in de HTML pagina-opmaak werden gedefinieerd zullen worden gebruikt.
22 cui%2Fui%2Fopthtmlpage%2Fstarbasic 79 Markeer dit selectievakje om de $[officename] Basic-instructies ​​mee te nemen bij het exporteren naar HTML-indeling.
1f cui%2Fui%2Fopthtmlpage%2Fexport 43 Definieert de instellingen voor het exporteren van HTML-documenten.
29 cui%2Fui%2Fopthtmlpage%2Fstarbasicwarning 88 Als dit veld gemarkeerd is, wordt er bij het exporteren naar HTML een waarschuwing gegeven dat %PRODUCTNAME Basic-macro's verloren gaan.
1e cui%2Fui%2Fopthtmlpage%2Fsize7 a0 Gebruik de draaivakjes Grootte 1 tot en met Grootte 7 om de respectievelijke tekengrootten voor HTML-tags <font size=1> tot en met <font size=7> te definiëren.
27 cui%2Fui%2Fopthtmlpage%2Fprintextension aa Als u dit vakje markeert, wordt de afdruklay-out van het huidige document (bijvoorbeeld, inhoudsopgave met betreffende paginanummers en voorlooppunten) ook geëxporteerd.
24 cui%2Fui%2Fopthtmlpage%2FOptHtmlPage 2e Definieert de instellingen voor HTML-pagina's.
25 cui%2Fui%2Fopthtmlpage%2Fsavegrflocal ff Markeer dit vakje om de ingebedde afbeeldingen automatisch te uploaden naar de internetserver bij het uploaden via FTP. Gebruik het dialoogvenster Opslaan als om het document op te slaan en voer een volledige FTP-URL als bestandsnaam voor het internet in.
14 .uno%3ASwEditOptions a5 Deze instellingen bepalen hoe tekstdocumenten die in $[officename] zijn gemaakt, worden verwerkt. U kunt ook instellingen voor het huidige tekstdocument definiëren.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fviewoptionspage%2Fcomments 10c Toont notities. Klik op een notitie om de tekst te bewerken. Gebruik het contextmenu in de Navigator om een notitie te lokaliseren of te verwijderen. Gebruik het contextmenu van de notitie om deze notitie te verwijderen, alle notities of alle notities van deze auteur.
16 .uno%3ATableBoundaries a8 Wilt u de tabelbegrenzingen weergeven, dan klikt u met de rechtermuisknop op een tabel en kiest u Tabelbegrenzingen of Tabel - Tabelbegrenzingen in een Writer-document.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fviewoptionspage%2Fhscrollbar 20 Toont de horizontale schuifbalk.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Fviewoptionspage%2Fvrulercombobox 5a Toont de verticale liniaal. Selecteer de gewenste maateenheid in de overeenkomstige lijst.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fviewoptionspage%2Fmeasureunit 31 Specificeert de Maateenheid voor HTML-documenten.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fviewoptionspage%2Ftables 2b Toont de tabellen die in uw document staan.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Fviewoptionspage%2Fsmoothscroll 3c Activeert de functie voor het soepel scrollen door pagina's.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fviewoptionspage%2Fhelplines c7 Toont vanglijnen rond de frames wanneer frames worden verplaatst. U kunt de optie Hulplijnen bij verplaatsen selecteren om met behulp van linaalwaarden de exacte positie van het object weer te geven.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fviewoptionspage%2Fdrawings 3a Toont de tekeningen en besturingselementen in uw document.
3a modules%2Fswriter%2Fui%2Fviewoptionspage%2FViewOptionsPage 93 Definieert de standaardinstellingen voor het weergeven van objecten in uw tekstdocumenten en ook de standaardinstellingen voor de vensterelementen.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fviewoptionspage%2Fruler 77 Activeert de linialen. Gebruik de volgende twee keuzevakken om de linialen te selecteren die weergegeven moeten worden.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Fviewoptionspage%2Fhrulercombobox 5c Toont de horizontale liniaal. Selecteer de gewenste maateenheid in de overeenkomstige lijst.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fviewoptionspage%2Ffieldcodes 49 Toont de veldnamen in het document in plaats van de inhoud van de velden.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fviewoptionspage%2Fvscrollbar 1e Toont de verticale schuifbalk.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fviewoptionspage%2Fvrulerright 32 Lijnt de verticale liniaal met de rechterrand uit.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fviewoptionspage%2Fgraphics 51 Specificeert of afbeeldingen en objecten op het scherm weergegeven moeten worden.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptfonttabpage%2Ftitleheight 26 Bepaalt de grootte van het lettertype.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptfonttabpage%2Fidxbox 4c Bepaalt het lettertype voor indexen, alfabetische indexen en inhoudsopgaven.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptfonttabpage%2Fstandardheight 26 Bepaalt de grootte van het lettertype.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptfonttabpage%2Fstandardbox 4f Geeft het lettertype dat gebruikt wordt voor de Standaard alinea-opmaakprofiel.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptfonttabpage%2Findexheight 26 Bepaalt de grootte van het lettertype.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptfonttabpage%2Flistbox 4c Stelt de lettertypen in voor lijsten en nummering en alle afgeleide stijlen.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptfonttabpage%2FOptFontTabPage 39 Hiermee stelt u de basis lettertypen in uw documenten in.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptfonttabpage%2Flabelbox 46 Bepaalt het lettertype voor bijschriften van afbeeldingen en tabellen.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptfonttabpage%2Flistheight 26 Bepaalt de grootte van het lettertype.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptfonttabpage%2Flabelheight 26 Bepaalt de grootte van het lettertype.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptfonttabpage%2Fdoconly 44 Bepaalt dat de instellingen alleen voor het huidige document gelden.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptfonttabpage%2Ftitlebox 3d Stelt het lettertype in dat moet worden gebruikt voor koppen.
3b modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Ftextplaceholder a6 Schakel deze optie in om tijdelijke aanduidingen voor tekst af te drukken. Schakel deze optie uit om de tijdelijke aanduidingen voor tekst leeg te laten op de afdruk.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Fendpage 45 Geeft aan of notities in uw document moeten worden afgedrukt of niet.
38 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintEmptyPages%3ACheckBox 1d3 Als deze optie ingeschakeld is, worden automatisch-ingevoegde blanco pagina's afgedrukt. Dit werkt het beste als u dubbelzijdig afdrukt. Bijvoorbeeld: in een boek is een "hoofdstuk"-alineaopmaakprofiel ingesteld om altijd te beginnen met een oneven genummerde pagina. Als het voorgaande hoofdstuk eindigt op een oneven pagina, zal %PRODUCTNAME een even-genummerde blanco pagina invoegen. Deze optie bepaalt of die even-genummerde pagina moet worden afgedrukt of niet.
3c .HelpId%3Avcl%3APrintDialog%3APrintPageBackground%3ACheckBox ab Specificeert of kleuren en objecten die op de achtergrond van de pagina ingevoegd zijn (Opmaak - Pagina - Achtergrond), in het afgedrukte document opgenomen moeten worden.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Fbrochure 4f Markeer de optie Prospectus  om uw document in prospectus-opmaak af te drukken.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Fbackground ab Specificeert of kleuren en objecten die op de achtergrond van de pagina ingevoegd zijn (Opmaak - Pagina - Achtergrond), in het afgedrukte document opgenomen moeten worden.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Fhiddentext 4d Schakel deze optie in om tekst af te drukken die als verborgen is gemarkeerd.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Fblankpages 1d3 Als deze optie ingeschakeld is, worden automatisch-ingevoegde blanco pagina's afgedrukt. Dit werkt het beste als u dubbelzijdig afdrukt. Bijvoorbeeld: in een boek is een "hoofdstuk"-alineaopmaakprofiel ingesteld om altijd te beginnen met een oneven genummerde pagina. Als het voorgaande hoofdstuk eindigt op een oneven pagina, zal %PRODUCTNAME een even-genummerde blanco pagina invoegen. Deze optie bepaalt of die even-genummerde pagina moet worden afgedrukt of niet.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2FPrintOptionsPage 4d Hiermee kunt u afdrukinstellingen binnen een tekst- of HTML-document opgeven.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Fpapertray b2 Voor printers met meerdere laden bepaalt de optie "Papierlade uit printerinstellingen" of de gebruikte papierlade wordt gespecificeerd door de systeeminstellingen van de printer.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Fleftpages 55 Markeert of alle linker (even genummerde) pagina's van het document worden afgedrukt.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Frtl 75 Vink aan om de pagina's van de prospectus in de juiste volgorde voor een van-rechts-naar-links-schrift af te drukken.
38 .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintHiddenText%3ACheckBox 4d Schakel deze optie in om tekst af te drukken die als verborgen is gemarkeerd.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Finblack 32 Markeert of tekst altijd in zwart wordt afgedrukt.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Frightpages 58 Markeert of alle rechter (oneven genummerde) pagina's van het document worden afgedrukt.
3b .HelpID%3Avcl%3APrintDialog%3APrintAnnotationMode%3AListBox 45 Geeft aan of notities in uw document moeten worden afgedrukt of niet.
3d .HelpId%3Avcl%3APrintDialog%3APrintTextPlaceholder%3ACheckBox a6 Schakel deze optie in om tijdelijke aanduidingen voor tekst af te drukken. Schakel deze optie uit om de tijdelijke aanduidingen voor tekst leeg te laten op de afdruk.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Fnone 45 Geeft aan of notities in uw document moeten worden afgedrukt of niet.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Fgraphics 41 Markeert of de afbeeldingen in uw tekstdocument worden afgedrukt.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Fformcontrols 47 Markeert of de besturingsvelden van het tekstdocument worden afgedrukt.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Fonly 45 Geeft aan of notities in uw document moeten worden afgedrukt of niet.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Ffax 8d Als u fax-software op uw computer heeft geïnstalleerd en direct wilt faxen vanuit het tekstdocument, kunt u de gewenste fax hier selecteren.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fprintoptionspage%2Fend 45 Geeft aan of notities in uw document moeten worden afgedrukt of niet.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fopttablepage%2Fcolinsert 38 Geeft de standaardwaarde voor het invoegen van kolommen.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fopttablepage%2Frowinsert 35 Geeft de standaardwaarde voor het invoegen van rijen.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fopttablepage%2Fdontsplit 4b Geeft aan dat tabellen door geen enkele tekstonderbreking worden gesplitst.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fopttablepage%2Frepeatheader 52 Geeft aan of de tabelkop, na een pagina-einde, op de nieuwe pagina wordt herhaald.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fopttablepage%2Ffix 5f Geeft aan dat wijzigingen in een rij of kolom alleen invloed hebben op het aangrenzende gebied.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fopttablepage%2Frowmove 4a Geeft de waarde die moet worden gebruikt voor het verplaatsen van een rij.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fopttablepage%2Fcolmove 4c Geeft de waarde die moet worden gebruikt voor het verplaatsen van een kolom.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fopttablepage%2FOptTablePage 3a Stelt de eigenschappen in van tabellen in tekstdocumenten.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Fopttablepage%2Fnumfmtformatting a7 Als  Nummernotatie/herkenning niet is gemarkeerd, wordt alleen invoer in het vastgestelde formaat van de cel geaccepteerd. Elke andere invoer zet de opmaak naar Tekst.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fopttablepage%2Fborder 34 Geeft aan dat tabelcellen standaard een rand hebben.
2b modules%2Fswriter%2Fui%2Fopttablepage%2Fvar 50 Geeft aan dat wijzigingen in een rij of kolom invloed hebben op de tabelgrootte.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fopttablepage%2Fnumformatting 52 Geeft aan dat getallen in een teksttabel worden herkend en opgemaakt als getallen.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Fopttablepage%2Ffixprop 50 Geeft aan dat wijzigingen in een rij of kolom invloed hebben op de gehele tabel.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fopttablepage%2Fheader 57 Geeft aan dat de eerste rij van de tabel is opgemaakt met het opmaakprofiel "Tabelkop".
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Fopttablepage%2Fnumalignment 46 Geeft aan dat getallen altijd rechtsonder uitgelijnd worden in de cel.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptformataidspage%2Ffilltab 8a Als de Directcursor wordt gebruikt, worden zoveel tabs als nodig toegevoegd in de nieuwe alinea, totdat de aangeklikte positie is bereikt.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptformataidspage%2Ffillindent a7 Als de Directcursor wordt gebruikt, wordt het linker alineastreepje ingesteld op de horizontale positie waar u de Directcursor klikt. De alinea wordt links uitgelijnd.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptformataidspage%2Ffillmargin 120 Stelt de alinea-uitlijning in wanneer de Directcursor wordt gebruikt. Afhankelijk van waar de muis wordt geklikt, wordt de alinea, links uitgelijnd, gecentreerd of rechts uitgelijnd, opgemaakt. De cursor vóór de muisklik toont door middel van een driehoek welke uitlijning is ingesteld.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptformataidspage%2Fcursoronoff 1c Activateert de Directcursor.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Foptformataidspage%2Fhiddenparafield 7a Als u tekst hebt ingevoegd met het veld  Verborgen alinea, geeft u hiermee aan of de verborgen alinea getoond moet worden.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptformataidspage%2Ffillspace a0 Als de Directcursor wordt gebruikt, worden een overeenkomstig aantal tabs en spaties ingevoegd in de nieuwe paragraaf, totdat de aangeklikte positie is bereikt.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptformataidspage%2Fhyphens 1e8 Geeft aan of zachte afbreekstreepjes (worden ook wel optionele of discrete afbreekstreepjes genoemd) worden weergegeven. Dit zijn verborgen door de gebruiker gedefinieerde scheidingstekens die u in een woord invoert door te drukken op Ctrl+Afbreekstreepje(-). Woorden met zachte afbreekstreepjes worden alleen aan het einde van een zin gescheiden, op het punt waar het zachte afbreekstreepje is ingevoerd, onafhankelijk van of automatische woordafbreking is ingeschakeld of uitgeschakeld.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptformataidspage%2Fbreak ac Hiermee worden alle regeleinden weergegeven die met de sneltoetsen Shift+Enter zijn ingevoegd. Deze regeleinden maken een nieuwe regel aan, maar starten geen nieuwe alinea.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptformataidspage%2Ftabs 3e Geeft aan dat tabstops worden weergegeven als kleine pijltjes.
3e modules%2Fswriter%2Fui%2Foptformataidspage%2FOptFormatAidsPage 70 Defineert, in $[officename] tekst- en HTML-documenten, de weergave voor bepaalde tekens en voor de Directcursor.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptformataidspage%2Fnonbreak c0 Geeft aan dat vaste spaties worden weergegeven als grijze vakjes. Vaste spaties worden niet afgebroken op het einde van een regel en worden toegevoegd met de toetscombinatie Ctrl+Shift+Spatie.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptformataidspage%2Fspaces 44 Geeft aan of elke spatie in de tekst als een punt wordt weergegeven.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptformataidspage%2Fparagraph 8b Geeft aan of de scheidingstekens van alinea's worden weergegeven. De alinea-scheidingstekens bevatten ook informatie over de alinea-opmaak.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptformataidspage%2Fhiddentext 67 Toont tekst die de teken-opmaak "verborgen" hebben, als Beeld - Niet-afdrukbare tekens is ingeschakeld.
39 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptformataidspage%2Fcursorinprot 6a Geeft aan dat u de cursor in een beveiligd gebied kunt plaatsen, maar er geen wijzigingen kunt aanbrengen.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Foptformataidspage%2Fhiddentextfield 57 Geeft tekst weer dat is verborgen door Voorwaardelijke tekst of Verborgen Tekst-velden.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptredlinepage%2Fmarkcolor 4e Definieert de kleur voor het benadrukken van de gewijzigde regels in de tekst.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptredlinepage%2Fmarkpos 47 Bepaalt of en waar gewijzigde regels in het document worden gemarkeerd.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptredlinepage%2Fchangedcolor 102 U kunt ook een kleur kiezen om elk type van de geregistreerde wijziging weer te geven. Wanneer u in de lijst voor de voorwaarde "Op auteur" kiest, wordt de kleur automatisch bepaald door $[officename] en vervolgens aangepast aan de auteur van elke wijziging.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptredlinepage%2FOptRedLinePage 39 Bepaalt het uiterlijk van de wijzigingen in het document.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptredlinepage%2Fdeleted eb Geeft aan hoe wijzigingen in het document worden weergegeven wanneer tekst wordt verwijderd. Als u verwijderen van tekst registreerd, wordt de tekst weergegeven met het geselecteerde kenmerk (bijvoorbeeld doorhalen) en niet verwijderd.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptredlinepage%2Finsert 57 Geeft aan hoe wijzigingen in het document worden weergegeven als tekst wordt ingevoegd.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptredlinepage%2Fchanged a2 Definieert hoe wijzigingen in tekst-attributen worden weergegeven in het document. Deze veranderingen beïnvloeden attributen zoals vet, cursief of onderstreping.
34 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptgeneralpage%2Fsquaremode 5e Als deze instelling is ingeschakeld, zal het tekstraster er uit zien als een vierkante pagina.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptgeneralpage%2Fusecharunit a7 Als deze instelling is ingeschakeld zullen de maateenheden van inspringingen en afstand op tabblad Opmaak - Alinea - inspringingen en afstanden karakter en regel zijn.
2d modules%2Fswriter%2Fui%2Foptgeneralpage%2Ftab 3f Hiermee stelt u de afstand tussen de afzonderlijke tabstops in.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptgeneralpage%2Fmetric 2f Definieert de maateenheid voor tekstdocumenten.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptgeneralpage%2Fupdatecharts c0 Geeft aan of grafieken automatisch worden bijgewerkt. Wanneer een Writer-tabelwaarde verandert en de cursor verlaat die cel, wordt de grafiek die de celwaarde weergeeft automatisch bijgewerkt.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptgeneralpage%2FOptGeneralPage 31 Geeft algemene instellingen voor tekstdocumenten.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptgeneralpage%2Falways 40 Koppelingen altijd bijwerken tijdens het laden van een document.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptgeneralpage%2Fonrequest 4c Koppelingen alleen op aanvraag bijwerken tijdens het laden van een document.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptgeneralpage%2Fupdatefields ef De inhoud van alle velden worden automatisch bijgewerkt wanneer de inhoud van het scherm worden weergegeven als nieuw. Zelfs met deze optie niet ingeschakeld, worden sommige velden vernieuwd, telkens als een bijzondere voorwaarde voorkomt.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Foptgeneralpage%2Fnever 3f Koppelingen nooit bijwerken tijdens het laden van een document.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptcompatpage%2Fdefault 70 Klik om de huidige instellingen op dit tabblad te gebruiken als standaard voor verdere sessies met %PRODUCTNAME.
2c SW_CHECKBOX_TP_OPTLOAD_PAGE_CB_TAB_ALIGNMENT b8 Geeft aan hoe tekst op tabstops buiten de rechtermarge moet worden uitgelijnd, hoe decimale tabstops moeten worden toegepast en hoe tabstops bij een regeleinde moeten worden toegepast.
36 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptcompatpage%2FOptCompatPage a4 Stelt compatibiliteitsinstellingen in voor tekstdocumenten. Deze opties helpen bij het fine-tunen van %PRODUCTNAME bij het importeren van Microsoft Word-documenten.
34 SW%3ACHECKBOX%3ATP_OPTLOAD_PAGE%3ACB_MERGE_PARA_DIST 95 Hiermee kunt u aangeven of er MS Word-compatibele afstand tussen alinea's en tabellen in $[officename] Writer-tekstdocumenten moet worden toegevoegd.
2e SW_CHECKBOX_TP_OPTLOAD_PAGE_CB_PRINTER_METRICS 76 Specificeert dat printermetrieken toegepast worden voor het afdrukken, evenals voor het opmaken van de schermweergave.
3e SW%3ACHECKBOX%3ATP_OPTLOAD_PAGE%3ACB_MERGE_PARA_DIST_PAGESTART c3 Als dit selectievakje is gemarkeerd, is de alinea-afstand boven aan de pagina ook van kracht aan het begin van een pagina of kolom als de alinea zich op de eerste pagina van het document bevindt.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptcaptionpage%2Fapplyborder 3c Past de rand en schaduw van het object toe op de titelframe.
2f modules%2Fswriter%2Fui%2Foptcaptionpage%2Flevel 4d Bepaalt de kop- of hoofdstukniveaus, waar vanuit u de nummering wilt starten.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptcaptionpage%2Fposition 42 Bepaalt de positie van het bijschrift ten opzichte van het object.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptcaptionpage%2Fobjects 5e Selecteer voor welk objecttype de instellingen voor 'Automatische bijschriften' moeten gelden.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptcaptionpage%2Fseparator 5e Bepaalt het teken dat moet worden weergegeven na het nummer van de kop of het hoofdstukniveau.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptcaptionpage%2FOptCaptionPage 5e Selecteer voor welk objecttype de instellingen voor 'Automatische bijschriften' moeten gelden.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptcaptionpage%2Fnumbering 2a Specificeert het benodigde nummeringstype.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptcaptionpage%2Fcharstyle 24 Specificeert het tekenopmaakprofiel.
37 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptcaptionpage%2Fchapseparator 5e Bepaalt het teken dat moet worden weergegeven na het nummer van de kop of het hoofdstukniveau.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Foptcaptionpage%2Fcategory 37 Specificeert de categorie van het geselecteerde object.
14 SID_SW_ONLINEOPTIONS 58 Hier kunt u de basisinstellingen voor $[officename]-documenten in HTML-indeling opgeven.
15 .uno%3AHelplinesFront 2c Stelt de vanglijnen in vóór alle objecten.
24 svx%2Fui%2Foptgridpage%2FOptGridPage d6 Stelt de instellingen in voor het configureerbare raster op uw documentpagina's. Met dit raster kunt u de exacte positie van uw objecten te bepalen. U kunt dit raster ook uitlijnen met het "magnetische" vangraster.
10 .uno%3AGridFront 33 Stelt het zichtbare raster in vóór alle objecten.
24 svx%2Fui%2Foptgridpage%2Fusegridsnap 72 Specificeert of frames, tekenelementen en besturingselementen alleen tussen rasterpunten verplaatst moeten worden.
28 svx%2Fui%2Foptgridpage%2Fnumflddivisiony 42 Specificeer het aantal intervallen tussen rasterpunten op de Y-as.
28 svx%2Fui%2Foptgridpage%2Fnumflddivisionx 42 Specificeer het aantal intervallen tussen rasterpunten op de X-as.
24 svx%2Fui%2Foptgridpage%2Fgridvisible 26 Geeft aan of het raster wordt getoond.
24 svx%2Fui%2Foptgridpage%2Fsynchronize 42 Geeft aan of de huidige rasterinstellingen symmetrisch veranderen.
24 svx%2Fui%2Foptgridpage%2Fmtrflddrawy 50 Definieert de afstand tussen rasterpunten in de gewenste maateenheid op de Y-as.
24 svx%2Fui%2Foptgridpage%2Fmtrflddrawx 49 Definieert de maateenheid voor de afstand tussen rasterpunten op de X-as.
13 .uno%3AToolsOptions 126 Definieer de verschillende instellingen voor werkbladen: de inhoud die moet worden getoond en de cursorrichting na de invoer in een cel. U kunt ook sorteerlijsten definiëren, het aantal decimale posities bepalen en de instellingen voor het bijhouden en accentueren van wijzigingen definiëren.
2a modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Ftblreg 4f Bepaalt of de bladtabs aan de onderkant van het spreadsheet worden weergegeven.
30 modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Frowcolheader 32 Bepaalt of rij- en kolomkoppen worden weergegeven.
28 modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Fdraw 45 Bepaalt of tekeningen in uw document worden weergegeven of verborgen.
2b modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Fvscroll 61 Bepaalt of een verticale schuifbalk wordt weergegeven aan de rechterkant van het documentvenster.
2b modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Fhscroll 61 Bepaalt of een horizontale schuifbalk wordt weergegeven aan de onderkant van het documentvenster.
2a modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Fobjgrf 44 Bepaalt of objecten en afbeeldingen worden weergegeven of verborgen.
2d modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Frangefind bf Stelt in dat elke referentie in de formule in kleur is gemarkeerd. Het celbereik wordt ook omsloten door een gekleurde rand, als de cel die de verwijzing bevat voor bewerking is geselecteerd.
2a modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Fanchor 7a Geeft aan of het anker-pictogram wordt weergegeven wanneer een ingevoegd object, zoals een afbeelding, wordt geselecteerd.
29 modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Fbreak 50 Geeft aan of de pagina-einden binnen een gedefinieerd afdrukbereik te zien zijn.
2c modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Fsynczoom 8f Indien geselecteerd worden alle bladen weergegeven met dezelfde zoomfactor. Indien niet geselecteerd kan elk blad zijn eigen zoomfactor hebben.
29 modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Fcolor 3f Stelt de kleur in voor de rasterlijnen in het huidige document.
29 modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Fvalue 11d Selecteer het vakje Waardenmarkering om de celinhoud, afhankelijk van het type, in verschillende kleuren weer te geven. Tekstcellen worden opgemaakt in zwart, formules in groen, getallen in blauw, en beveiligde cellen worden getoond met een lichtgrijze achtergrond, ongeacht de opmaak.
28 modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Fgrid fe Geeft aan wanneer rasterlijnen worden weergegeven. Standaard is om rasterlijnen alleen rond cellen weer te geven die geen achtergrondkleur hebben. U kunt er ook voor kiezen om rasterlijnen rond cellen met achtergrondkleur te tonen, of om ze te verbergen.
2e modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2FTpViewPage 97 Geeft aan welke onderdelen van het %PRODUCTNAME Calc hoofdvenster worden weergegeven. U kunt ook waardenmarkeringen in tabellen weergeven of verbergen.
2b modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Foutline 98 Als u een overzicht hebt gedefinieerd, specificeert de optie Overzichtstekens of de overzichtstekens aan de rand van het blad weergegeven moeten worden.
2c modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Fclipmark ec Als een cel tekst bevat die breder is dan de breedte van de cel, wordt de tekst over lege aangrenzende cellen in dezelfde rij getoond. Als er geen lege aangrenzende cel is, geeft een driehoekje bij de celrand aan dat de tekst doorloopt.
2b modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Fformula 4e Geeft aan of formules in plaats van de resultaten in de cellen worden getoond.
2d modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Fguideline 76 Geeft aan of geleiders worden weergegeven bij het verplaatsen van tekeningen, frames, afbeeldingen en andere objecten.
27 modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Fnil 26 Geeft aan of nulwaarden worden getoond
2b modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Fdiagram 44 Bepaalt of grafieken in uw document worden weergegeven of verborgen.
12 .uno%3ANoteVisible 6e Selecteer de opdracht Notitie weergeven uit het contextmenu van de cel om een notitie permanent weer te geven.
29 modules%2Fscalc%2Fui%2Ftpviewpage%2Fannot db Geeft aan dat een kleine rechthoek in de rechterbovenhoek van de cel aangeeft dat er een notitie is. De notitie wordt alleen getoond als u tips aan heeft gezet onder %PRODUCTNAME - Algemeen in het dialoogvenster Opties.
31 modules%2Fscalc%2Fui%2Fscgeneralpage%2Freplwarncb 7b Stelt in dat er er een waarschuwing verschijnt, als u cellen plakt vanuit het klembord naar een celbereik dat niet leeg is.
30 modules%2Fscalc%2Fui%2Fscgeneralpage%2Ftextfmtcb 72 Geeft aan dat de printermetrieken moeten worden gebruikt voor het afdrukken en ook voor de weergave op het scherm.
2f modules%2Fscalc%2Fui%2Fscgeneralpage%2Fformatcb 6b Bepaalt of de opmaak van de geselecteerde cel automatisch van toepassing is op de lege aangrenzende cellen.
30 modules%2Fscalc%2Fui%2Fscgeneralpage%2Fmarkhdrcb 57 Bepaalt of kolom- en rijkoppen worden gemarkeerd in de geselecteerde kolommen of rijen.
2d modules%2Fscalc%2Fui%2Fscgeneralpage%2Funitlb 2a Definieert de maateenheid in spreadsheets.
2f modules%2Fscalc%2Fui%2Fscgeneralpage%2Fexprefcb 110 Markeer dit aankruisvakje om verwijzingen te vergroten wanneer kolommen of rijen worden ingevoegd naast het referentiebereik. Dit is alleen mogelijk als het referentiebereik, waar de kolom of rij wordt ingevoegd, ten minste twee cellen in de gewenste richting heeft bevat.
31 modules%2Fscalc%2Fui%2Fscgeneralpage%2Feditmodecb 53 Hiermee kunt u de geselecteerde cel meteen bewerken na indrukken van de Enter-toets
2c modules%2Fscalc%2Fui%2Fscgeneralpage%2Ftabmf 26 Bepaalt de afstand tussen de tabstops.
2e modules%2Fscalc%2Fui%2Fscgeneralpage%2Falignlb 61 Bepaalt de richting waarin de cursor in de spreadsheet zal bewegen als u op de Enter-toets drukt.
2a modules%2Fscalc%2Fui%2Foptsortlists%2Fcopy 133 Kopieert de inhoud van de cellen naar het vak Lijst kopiëren van. Als u een verwijzing naar rijen en kolommen opgeeft , het dialoogvenster Kopieer lijst verschijnt na het klikken op de knop. U kunt dit dialoogvenster gebruiken om te bepalen of de verwijzing op rij of kolom wordt omgezet in sorteerlijsten.
29 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptsortlists%2Fadd 2e Voegt de nieuwe lijst toe aan het vak Lijsten.
29 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptsortlists%2Fnew 37 Voer de inhoud van de nieuwe lijst in het vak Items in.
32 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptsortlists%2FOptSortLists d5 Alle gebruikergedefinieerde lijsten worden weergegeven in het dialoogvenster Sorteerlijsten. U kunt ook uw eigen lijsten samenstellen bewerken. Alleen tekst kan worden gebruikt voor soorteerlijsten, geen getallen.
2b modules%2Fscalc%2Fui%2Foptsortlists%2Flists 57 Toont alle beschikbare lijsten. Deze lijsten kunnen worden geselecteerd om te bewerken.
2d modules%2Fscalc%2Fui%2Foptsortlists%2Fentries 4b Toont de inhoud van de geselecteerde lijst. Deze inhoud kan worden bewerkt.
2e modules%2Fscalc%2Fui%2Foptsortlists%2Fcopyfrom a5 Definieert het werkblad en de te kopiëren cellen, met de bedoeling ze op te nemen in het Lijstvak. Het huidige geselecteerde bereik in het werkblad is de standaard.
2f modules%2Fscalc%2Fui%2Fcolorrowdialog%2Fcolumns 64 Selecteer de optie Kolommen om de inhoud van de geselecteerde kolommen in een lijst samen te vatten.
2c modules%2Fscalc%2Fui%2Fcolorrowdialog%2Frows 5e Selecteer de optie Rijen om de inhoud van de geselecteerde rijen in een lijst samen te vatten.
36 modules%2Fscalc%2Fui%2Fcolorrowdialog%2FColOrRowDialog 42 Hiermee kunt u gemarkeerde cellen naar een sorteerlijst kopiëren.
2e modules%2Fscalc%2Fui%2Foptcalculatepage%2Fprec ac Bepaalt het aantal decimalen voor getallen met de Algemene getalnotatie. De getallen worden weergegeven als afgeronde getallen, maar niet als afgeronde getallen opgeslagen.
35 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptcalculatepage%2Fgeneralprec d6 U kunt het maximum aantal decimale plaatsen specificeren die standaard worden getoond in cellen met algemene getalsopmaak. Als dit niet is ingeschakeld, worden zoveel decimalen getoond als de kolombreedte toestaat.
2f modules%2Fscalc%2Fui%2Foptcalculatepage%2Fsteps 2b Stelt het maximumaantal iteratiestappen in.
30 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptcalculatepage%2Flookup db Geeft aan dat u de tekst in een willekeurige cel kunt gebruiken als opschrift voor de kolom onder de tekst of de rij rechts van de tekst. De tekst moet uit ten minste één woord bestaan en mag geen operatoren bevatten.
3a modules%2Fscalc%2Fui%2Foptcalculatepage%2FOptCalculatePage 33 Bepaalt de berekeningsinstellingen voor werkbladen.
33 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptcalculatepage%2Fminchange a7 Specificeert het verschil tussen twee iteratiestappen. Als het resultaat van de iteratie lager is dan de minimale waarde voor verandering, wordt de iteratie stopgezet.
31 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptcalculatepage%2Fiterate c0 Als u dit vakje markeert, worden formules met terugkerende verwijzingen (formules die voortdurend worden herhaald totdat het probleem is opgelost) berekend na een specifiek aantal herhalingen.
31 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptcalculatepage%2Fdatestd 2a Hiermee stelt u 30.12.1899 als dag nul in.
32 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptcalculatepage%2Fdate1904 83 Hiermee stelt u 01-01-1904 als dag nul in. Gebruik deze instelling voor werkbladen die in een andere indeling geïmporteerd worden.
2e modules%2Fscalc%2Fui%2Foptcalculatepage%2Fcase 7d Geeft aan of er onderscheid gemaakt wordt tussen hoofdletters en kleine letters in teksten bij het vergelijken van celinhoud.
2e modules%2Fscalc%2Fui%2Foptcalculatepage%2Fcalc 128 Geeft aan of berekeningen uitgevoerd worden met de afgeronde waarden in het blad. Diagrammen worden getoond met de weergegeven waarden. Als u de optie Precisie zoals weergegeven niet selecteert, worden de weergegeven getallen afgerond, maar worden ze intern berekend met het niet-afgeronde getal.
2f modules%2Fscalc%2Fui%2Foptcalculatepage%2Fregex 6f Als dit vakje geselecteerd is, zijn reguliere expressies mogelijk bij het zoeken naar tekenreeksvergelijkingen.
32 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptcalculatepage%2Fdatesc10 80 Hiermee stelt u 01-01-1900 als dag nul in. Selecteer deze instelling als u een StarCalc 1.0-werkblad opent dat datumitems bevat.
2f modules%2Fscalc%2Fui%2Foptcalculatepage%2Fmatch 145 Hiermee bepaalt u dat de zoekcriteria die u voor de Calc-databasefuncties instelt, precies met de hele cel overeen moeten komen. Wanneer het vakje Zoekcriteria = en <> moeten op hele cellen toepasbaar zijn geselecteerd is, gedraagt $[officename] Calc zich precies als MS Excel bij het zoeken in cellen in de databasefuncties.
2f modules%2Fscalc%2Fui%2Foptchangespage%2Fentries 3e Stelt de kleur in voor het markeren van verplaatste celinhoud.
36 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptchangespage%2FOptChangesPage 6a Het dialoogvenster Wijzigingen geeft verschillende opties voor het markeren van wijzigingen in documenten.
2f modules%2Fscalc%2Fui%2Foptchangespage%2Fchanges 36 Definieert de kleur voor wijzigingen van de celinhoud.
31 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptchangespage%2Fdeletions 47 Stelt de kleur in voor het markeren van verwijderingen in een document.
32 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptchangespage%2Finsertions 44 Stelt de kleur in voor het markeren van invoegingen in een document.
27 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptdlg%2FprintCB 118 Bepaalt dat uitsluitend de inhoud van geselecteerde bladen worden afgedrukt, zelfs als u een breder bereik in het dialoogvenster Bestand - Afdrukken of in het dialoogscherm Opmaak- Afdrukbereiken heeft ingesteld. Inhoud van bladen die niet zijn geselecteerd, wordt niet afgedrukt.
2a modules%2Fscalc%2Fui%2Foptdlg%2FsuppressCB 64 Geeft aan dat lege pagina's, die geen celinhoud of getekende objecten hebben, niet worden afgedrukt.
30 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptdlg%2FoptCalcPrintPage 37 Bepaalt de printerinstellingen voor werkbladdocumenten.
42 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptcompatibilitypage%2FOptCompatibilityPage 39 Definieert compatibiliteit opties voor %PRODUCTNAME Calc.
2e modules%2Fscalc%2Fui%2Foptformula%2FOptFormula 40 Definieert formule syntax- en laadopties voor %PRODUCTNAME Calc.
36 modules%2Fscalc%2Fui%2Foptdefaultpage%2FOptDefaultPage 44 Definieert standaardinstellingen voor nieuwe spreadsheet documenten.
14 .uno%3ASdEditOptions c8 Definieert verschillende instellingen voor nieuw gemaakte presentatiedocumenten, zoals de inhoud die moet worden weergegeven, de gebruikte maateenheid of en hoe rasteruitlijning moet worden uitgevoerd
32 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fsdviewpage%2Fmoveoutline 66 %PRODUCTNAME geeft de omtreklijnen van elk individueel object weer bij het verplaatsen van dit object.
31 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fsdviewpage%2FSdViewPage 29 Specificeert de beschikbare weergavemodi.
32 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fsdviewpage%2Fdragstripes 51 Geeft aan of geleiders worden weergegeven tijdens het verplaatsen van een object.
2c modules%2Fsimpress%2Fui%2Fsdviewpage%2Fruler 65 Geeft aan of de linialen aan de bovenkant en aan de linkerkant van het werkgebied worden weergegeven.
34 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fsdviewpage%2Fhandlesbezier 102 Toont de besturingspunten van alle Bézier-punten als u eerder een Bézierboog hebt geselecteerd. Als de editoroptie Alle besturingspunten in de Bézier-editor niet is gemarkeerd, zijn alleen de besturingspunten van de geselecteerde Bézier-punten zichtbaar.
27 svx%2Fui%2Foptgridpage%2Fmtrfldbezangle 3c Gebruik dit vak om de hoek voor puntreductie te definiëren.
21 svx%2Fui%2Foptgridpage%2Fbigortho 1b8 Wanneer deze optie geselecteerd is, wordt er een vierkant gemaakt gebaseerd op de langere zijde van een rechthoek, wanneer de Shift-toets ingedrukt wordt voordat u de muisknop loslaat. Dit is ook van toepassing op een ellips (er wordt een cirkel gemaakt op basis van de langste diameter van de ellips). Wanneer het vakje Langere zijden niet geactiveerd is, wordt er een vierkant of cirkel gemaakt op basis van de kortste zijde. of diameter.
1e svx%2Fui%2Foptgridpage%2Fortho 6d Afbeeldingsobjecten worden verticaal, horizontaal of diagonaal (45°) vastgezet bij het maken of verplaatsen.
27 svx%2Fui%2Foptgridpage%2Fmtrfldsnaparea d2 Definieert de vangafstand tussen de muisaanwijzer en de objectcontour. $[officename] Impress lijnt op een vangpunt uit als de muisaanwijzer dichterbij is dan de geselecteerde afstand in het draaivak Vangbereik.
23 svx%2Fui%2Foptgridpage%2Fsnappoints 76 Geeft aan of de omtrek van een grafisch object moet uitlijnen aan de punten van het dichtstbijzijnde grafische object.
24 svx%2Fui%2Foptgridpage%2Fmtrfldangle 84 Geeft aan dat grafische objecten alleen binnen de draaihoek die u geselecteerd heeft in de Rotatie-controle, kunnen worden gedraaid.
13 HID_SD_OPTIONS_SNAP 59 Hier kunt u de rasterinstellingen voor het maken en verplaatsen van objecten definiëren.
26 svx%2Fui%2Foptgridpage%2Fsnaphelplines 67 Plaatst de rand van een gesleept object aan de dichtstbijzijnde vanglijn wanneer u de muisknop loslaat.
23 svx%2Fui%2Foptgridpage%2Fsnapborder 62 Geeft aan of de omtrek van een grafisch object moet uitlijnen met de dichtstbijzijnde paginamarge.
22 svx%2Fui%2Foptgridpage%2Fsnapframe 74 Geeft aan of de omtrek van een grafisch object moet uitlijnen met de rand van het dichtstbijzijnde grafische object.
37 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fprntopts%2Fpapertryfrmprntrcb 5a Bepaalt dat de papierlade die moet worden gebruikt in de printerinstellingen is opgenomen.
2b modules%2Fsimpress%2Fui%2Fprntopts%2Fbackcb 40 Kies Achterzijde om de achterkant van de brochure af te drukken.
2c modules%2Fsimpress%2Fui%2Fprntopts%2Ffrontcb 3c Kies Voorzijde om de voorkant van de brochure af te drukken.
2d modules%2Fsimpress%2Fui%2Fprntopts%2Fbrouchrb 42 Kies de optie Brochure om het document als brochure af te drukken.
2d modules%2Fsimpress%2Fui%2Fprntopts%2Ftilepgrb aa Geeft aan dat pagina's gestapeld worden afgedrukt. Als de pagina's of dia's kleiner zijn dan het papier, zullen meerdere pagina's of dia's op één blad worden afgedrukt.
2b modules%2Fsimpress%2Fui%2Fprntopts%2Fdatecb 2e Geeft aan of de huidige datum wordt afgedrukt.
2b modules%2Fsimpress%2Fui%2Fprntopts%2Ftimecb 2d Geeft aan of de huidige tijd wordt afgedrukt.
2d modules%2Fsimpress%2Fui%2Fprntopts%2Fprntopts 48 Stelt de printerinstellingen in voor een teken- of presentatie-document.
2e modules%2Fsimpress%2Fui%2Fprntopts%2Fdefaultrb 37 Geeft aan dat u in de originele kleuren wilt afdrukken.
31 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fprntopts%2Fblackwhiterb 39 Geeft aan dat u het document in zwart-wit wilt afdrukken.
2d modules%2Fsimpress%2Fui%2Fprntopts%2Fpagenmcb 2b Geeft aan of de paginanaam wordt afgedrukt.
2f modules%2Fsimpress%2Fui%2Fprntopts%2Fhiddenpgcb 58 Geeft aan of pagina's die momenteel voor de presentatie zijn verborgen worden afgedrukt.
2e modules%2Fsimpress%2Fui%2Fprntopts%2Ffittopgrb 82 Geeft aan of objecten, die buiten de marges van de huidige printer vallen, verkleind worden, zodat ze op het printerpapier passen.
30 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fprntopts%2Fgrayscalerb 36 Geeft aan dat u kleuren in grijstinten wilt afdrukken.
32 modules%2Fsimpress%2Fui%2Fprntopts%2Fpagedefaultrb 46 Geeft aan dat u bladzijden niet verder wilt schalen bij het afdrukken.
41 modules%2Fsimpress%2Fui%2Foptimpressgeneralpage%2FcbCompatibility 67 Geeft aan dat $[officename] Presentatie de alinea-afstand precies zo berekent als Microsoft PowerPoint.
3d modules%2Fsimpress%2Fui%2Foptimpressgeneralpage%2Fenremotcont 57 Geeft aan dat u een Bluetooth-afstandsbediening kunt gebruiken, als u Impress gebruikt.
10 .uno%3AQuickEdit 7d >Specificeert of er meteen naar de tekstbewerkingsmodus omgeschakeld moet worden wanneer er op een tekstobject geklikt wordt.
12 .uno%3APickThrough 4e Specificeert of een tekstframe geselecteerd wordt door op de tekst te klikken.
3a modules%2Fsimpress%2Fui%2Foptimpressgeneralpage%2FscaleBox 30 Hiermee bepaalt u de tekenschaal op de linialen.
3d modules%2Fsimpress%2Fui%2Foptimpressgeneralpage%2FOptSavePage 44 Definieert de algemene opties voor teken- of presentatie-documenten.
41 modules%2Fsimpress%2Fui%2Foptimpressgeneralpage%2Fstartwithwizard 75 Geeft aan of de Wizard wordt geactiveerd bij het openen van een nieuwe presentatie met Bestand - Nieuw - Presentatie.
40 modules%2Fsimpress%2Fui%2Foptimpressgeneralpage%2Fbackgroundback 5e Specificeert of de cache gebruikt moet worden voor de weergave van objecten op de modelpagina.
3e modules%2Fsimpress%2Fui%2Foptimpressgeneralpage%2Fcopywhenmove 6d Als ingeschakeld, wordt een kopie gemakt als u een object verplaats terwijl u  de toets Ctrl ingedrukt houdt.
3e modules%2Fsimpress%2Fui%2Foptimpressgeneralpage%2FmetricFields 23 Bepaalt de afstand tussen tabstops.
3a modules%2Fsimpress%2Fui%2Foptimpressgeneralpage%2Fqickedit 7d >Specificeert of er meteen naar de tekstbewerkingsmodus omgeschakeld moet worden wanneer er op een tekstobject geklikt wordt.
3b modules%2Fsimpress%2Fui%2Foptimpressgeneralpage%2Fdistrotcb 8b Hiermee wordt de relatieve uitlijning van Bézierpunten en 2D-tekenobjecten ten opzichte van elkaar behouden wanneer u het object vervormt.
3c modules%2Fsimpress%2Fui%2Foptimpressgeneralpage%2Fobjalwymov d1 Specificeert dat u een object wilt verplaatsen met de functie Draaien ingeschakeld. Als Objecten altijd verschuifbaar niet gemarkeerd is, kan de functie Draaien alleen gebruikt worden om een object te roteren.
37 modules%2Fsimpress%2Fui%2Foptimpressgeneralpage%2Funits 29 Bepaalt de Maateenheid voor presentaties.
17 .uno%3ASdGraphicOptions cf Definieert de globale instellingen voor tekendocumenten, inclusief de inhoud die moet worden getoond, de schaal die moet worden gebruikt, de rasteruitlijning en de inhoud die standaard moet worden afgedrukt.
14 .uno%3ASmEditOptions b0 Definieert de afdrukindeling en afdrukopties voor alle nieuwe formuledocumenten. Deze opties worden toegepast wanneer u een formule direct uit %PRODUCTNAME Math wilt afdrukken.
34 modules%2Fsmath%2Fui%2Fsmathsettings%2Fnorightspaces 72 Als u dit vakje markeert, worden deze jokertekens voor spaties verwijderd als ze aan het eind van een regel staan.
2b modules%2Fsmath%2Fui%2Fsmathsettings%2Fzoom 5a Verkleint of vergroot de grootte van de afgedrukte formule met een opgegeven schaalfactor.
31 modules%2Fsmath%2Fui%2Fsmathsettings%2Fsizescaled 4b Past de formule aan de pagina-indeling die in de afdruk wordt gebruikt aan.
d tobeannounced 50 Slaat alleen de symbolen met ieder formule op, die gebruikt zijn in die formule.
31 modules%2Fsmath%2Fui%2Fsmathsettings%2Fsizenormal 42 Drukt de formule af zonder de huidige lettergrootte aan te passen.
34 modules%2Fsmath%2Fui%2Fsmathsettings%2FSmathSettings 4c Definieert formule-instellingen die geldig zullen zijn voor alle documenten.
2b modules%2Fsmath%2Fui%2Fsmathsettings%2Ftext 64 Geeft aan of de inhoud van het venster Opdrachten aan de onderzijde van de Hand-out wordt afgedrukt.
2c modules%2Fsmath%2Fui%2Fsmathsettings%2Ftitle 4e Geeft aan of u wilt dat de naam van het document in de afdruk wordt opgenomen.
2c modules%2Fsmath%2Fui%2Fsmathsettings%2Fframe 41 Past een dunne rand toe op de gebieden met formules in de afdruk.
27 cui%2Fui%2Foptchartcolorspage%2Fdefault 5d Herstelt de kleurinstellingen die werden gedefinieerd toen het programma werd geïnstalleerd.
26 cui%2Fui%2Foptchartcolorspage%2Fcolors 3d Hier ziet u alle beschikbare kleuren voor de gegevensreeksen.
24 cui%2Fui%2Foptfltrpage%2FOptFltrPage 8e Specificeert de algemene eigenschappen voor het laden en opslaan van Microsoft Office-documenten met VBA-code (Visual Basic for Applications).
21 cui%2Fui%2Foptfltrpage%2Fwo_basic f9 Hiermee wordt de Basic-code van een Microsoft-document geladen en samen met het document als een speciale $[officename] Basic-module opgeslagen. De uitgeschakelde Microsoft Basic-code is zichtbaar in de $[officename] Basic-IDE tussen Sub en End Sub.
24 cui%2Fui%2Foptfltrpage%2Fwo_saveorig 144 Als dit vakje is gemarkeerd, wordt de oorspronkelijke Microsoft Basic-code in het document in een speciaal intern geheugen bewaard zolang het document in $[officename] geladen is. Wanneer het document in Microsoft-indeling wordt opgeslagen, wordt de Microsoft Basic nogmaals met het document opgeslagen in onveranderde vorm.
20 cui%2Fui%2Foptfltrpage%2Fex_exec 104 De VBA-code (Visual Basic for Applications) zal worden geladen, gereed om te worden uitgevoerd. Indien dit keuzevak niet is gemarkeerd, zal de VBA-code als opmerkingen worden weergegeven zodat die wel kan worden bekeken, maar niet zal kunnen worden uitgevoerd.
20 cui%2Fui%2Foptfltrpage%2Fwo_exec 104 De VBA-code (Visual Basic for Applications) zal worden geladen, gereed om te worden uitgevoerd. Indien dit keuzevak niet is gemarkeerd, zal de VBA-code als opmerkingen worden weergegeven zodat die wel kan worden bekeken, maar niet zal kunnen worden uitgevoerd.
2e cui%2Fui%2Foptfltrembedpage%2Fchecklbcontainer c2 In het veld Keuzelijst vindt u items voor de paren van OLE-objecten die kunnen worden geconverteerd als zij worden geladen in $[officename] (L) en/of bij het opslaan in een Microsoft-opmaak (O).
2a cui%2Fui%2Foptlanguagespage%2Fasiansupport 7c Activeert ondersteuning van Aziatische talen. U kunt nu de bijbehorende Aziatische taalinstellingen wijzigen in %PRODUCTNAME
2b cui%2Fui%2Foptlanguagespage%2Fuserinterface e0 Selecteer de taal die gebruikt wordt voor de gebruikersinterface, zoals voor menu's, dialoogvensters en Help-bestanden. U moet tenminste één extra taalpakket of een meertalige versie van %PRODUCTNAME geïnstalleerd hebben.
2b cui%2Fui%2Foptlanguagespage%2Flocalesetting 81 Stelt de locale instelling in van de landinstelling. Dit heeft invloed op de instellingen voor nummering, valuta en maateenheden.
28 cui%2Fui%2Foptlanguagespage%2Fcurrencylb 59 Stelt de standaard valuta in die wordt gebruikt voor de valuta-opmaak en de valutavelden.
28 cui%2Fui%2Foptlanguagespage%2Fctlsupport 8f Activeert ondersteuning van Complexe tekst lay-out. U kunt nu de bijbehorende instellingen van complexe tekst lay-out wijzigen in %PRODUCTNAME.
2d cui%2Fui%2Foptlanguagespage%2Fwesternlanguage 51 Geeft de taal aan die wordt gebruikt voor de spellingcontrole in westers alfabet.
2a cui%2Fui%2Foptlanguagespage%2Fdatepatterns e1 Geeft de datum aanvaardingspatronen voor de huidige taalinstellingen. Calc-werkblad en Writer-tabelcel invoer moet overeenkomen met taalafhankelijke datum aanvaardingspatronen voordat deze wordt herkend als een geldige datum.
28 cui%2Fui%2Foptlanguagespage%2Fcurrentdoc 5f Geeft aan dat de instellingen voor standaardtalen alleen geldig zijn voor het huidige document.
2e cui%2Fui%2Foptlanguagespage%2Fdecimalseparator b1 Specificeert hoe de decimale scheidingstoets, dit is "." op het numerieke toetsenblok en die is ingesteld in uw landinstellingen, moet worden toegepast als u op die toets drukt.
2e cui%2Fui%2Foptlanguagespage%2FOptLanguagesPage 4f Definieert de standaardtalen en enkele andere landinstellingen voor documenten.
2b cui%2Fui%2Foptlanguagespage%2Fasianlanguage 53 Geeft de taal aan die wordt gebruikt voor de spellingcontrole in Aziatisch alfabet.
32 cui%2Fui%2Foptlanguagespage%2Fignorelanguagechange eb Geeft aan of wijzigingen aan de systeem invoertaal/toetsenbord worden genegeerd. Indien genegeerd; wanneer nieuwe tekst wordt getypt, zal die tekst de taal van het document of de huidige paragraaf volgen en niet de huidige systeemtaal.
2d cui%2Fui%2Foptlanguagespage%2Fcomplexlanguage 49 Hiermee geeft u de taal op voor de spellingscontrole van complexe tekst .
1f cui%2Fui%2Foptasianpage%2Fstart 55 Specificeert de tekens die niet alleen aan het begin van een regel mogen verschijnen.
2e cui%2Fui%2Foptasianpage%2Fpunctkanacompression 40 Geeft aan dat interpunctie en Japanse Kana worden gecomprimeerd.
25 cui%2Fui%2Foptasianpage%2Fcharkerning 3f Geeft aan dat kerning alleen op westerse tekst wordt toegepast.
1d cui%2Fui%2Foptasianpage%2Fend 55 Specificeert de tekens die niet alleen aan het einde van een regel mogen verschijnen.
22 cui%2Fui%2Foptasianpage%2Fstandard 78 Als u Standaard markeert, worden de volgende twee tekstvakken gevuld met de standaard tekens voor de geselecteerde taal:
2a cui%2Fui%2Foptasianpage%2Fcharpunctkerning 5a Geeft aan dat kerning zowel op Westerse tekst als Aziatische interpunctie wordt toegepast.
22 cui%2Fui%2Foptasianpage%2Flanguage 53 Hiermee geeft u de taal op waarvoor u de eerste en laatste tekens wilt definiëren.
2a cui%2Fui%2Foptasianpage%2Fpunctcompression 3c Bepaalt dat uitsluitend de interpunctie wordt gecomprimeerd.
27 cui%2Fui%2Foptasianpage%2Fnocompression 2e Geeft aan dat er geen compressie zal optreden.
2b cui%2Fui%2Foptjsearchpage%2Fignoremiddledot 2c Geeft de tekens die genegeerd moeten worden.
33 cui%2Fui%2Foptjsearchpage%2Fmatchprolongedsoundmark 5a Hier selecteert u de optie die als gelijkwaardig moeten worden behandeld in een zoekvraag.
26 cui%2Fui%2Foptctlpage%2Fmovementvisual 95 Drukken op de toets Pijl naar rechts verplaatst de tekstcursor naar rechts. Drukken op de toets Pijl naar links verplaatst de tekstcursor naar links.
22 cui%2Fui%2Foptctlpage%2FOptCTLPage 40 Definieert de opties voor documenten met complexe-tekstlay-outs.
28 cui%2Fui%2Foptctlpage%2Fsequencechecking 3e Schakelt controle van tekenvolgorde in voor talen zoals Thais.
20 cui%2Fui%2Foptctlpage%2Fnumerals c9 Selecteert het type cijfers die in tekst, tekst in objecten, velden en besturingselementen in alle %PRODUCTNAME-modules gebruikt worden. Deze toepassing geldt niet voor celinhoud van %PRODUCTNAME Calc.
22 cui%2Fui%2Foptctlpage%2Frestricted 5b Met deze optie kunt u beletten dat ongeldige tekencombinaties worden gebruikt of afgedrukt.
27 cui%2Fui%2Foptctlpage%2Fmovementlogical c5 Drukken op de toets Pijl naar rechts verplaatst de tekstcursor naar het einde van de huidige tekst. Drukken op de toets Pijl naar links verplaatst de tekstcursor naar het begin van de huidige tekst
24 cui%2Fui%2Fconnpooloptions%2Ftimeout 4e Hier geeft u op na hoeveel seconden een behouden verbinding vrijgegeven wordt.
2a cui%2Fui%2Fconnpooloptions%2Fenablepooling 7d Selecteer een stuurprogramma in de lijst en selecteer het vakje Verbindingen voor dit stuurprogramma behouden om dit te doen.
2e cui%2Fui%2Fconnpooloptions%2Fconnectionpooling 3d Hiermee bepaalt u of de gekozen verbindingen worden behouden.
9 809226766 63 Opent het dialoogvenster Databasekoppeling bewerken waar het geselecteerde item bewerkt kan worden.
9 809226770 2f Verwijdert het geselecteerde item uit de lijst.
9 809226765 58 Opent het dialoogvenster Databasekoppeling maken waar een nieuw item gemaakt kan worden.
5 35535 88 Geeft de geregistreerde naam en het databasebestand van alle geregistreerde databases weer. Dubbelklik op een ingang om hem te bewerken.
24 cui%2Fui%2Fdatabaselinkdialog%2Fname 5f Voer een naam voor de database in. %PRODUCTNAME gebruikt deze naam om de database op te roepen.
26 cui%2Fui%2Fdatabaselinkdialog%2Fbrowse 4c Opent een bestandsdialoogvenster waar u het databasebestand kunt selecteren.
31 cui%2Fui%2Foptbasicidepage%2Fextendedtypes_enable 2c Allow UNO object types as valid Basic types.
2b cui%2Fui%2Foptbasicidepage%2Fautoclose_proc 37 Automatically insert closing statements for procedures.
30 cui%2Fui%2Foptbasicidepage%2Fcodecomplete_enable 23 Toon methoden van een Basic object.
2d cui%2Fui%2Foptbasicidepage%2Fautoclose_quotes 2e Automatisch sluiten van open aanhalingstekens.
28 cui%2Fui%2Foptbasicidepage%2Fautocorrect 3b Correct cases of Basic variables and keywords while typing.
2c cui%2Fui%2Foptbasicidepage%2Fautoclose_paren 25 Automatisch sluiten van open haakjes.
29 cui%2Fui%2Foptadvancedpage%2Fexpertconfig 6d Opent het dialoogvenster Expert configuratie voor geavanceerde instellingen en configuratie van %PRODUCTNAME.
29 cui%2Fui%2Foptadvancedpage%2Fexperimental 1e Zet experimentele functies aan
26 cui%2Fui%2Foptadvancedpage%2Fclasspath 23 Opent het dialoogvenster Klassepad.
28 cui%2Fui%2Foptadvancedpage%2Fjavaenabled 43 Maakt het mogelijk Java-toepassingen uit te voeren in %PRODUCTNAME.
20 cui%2Fui%2Foptadvancedpage%2Fadd 52 Met deze knop kunt u een pad toevoegen aan de basismap van een JRE op uw computer.
22 cui%2Fui%2Foptadvancedpage%2Fjavas db Selecteer de JRE die u wilt gebruiken. Op sommige systemen moet u enige tijd wachten totdat de lijst wordt weergegeven. Op sommige systemen moet u %PRODUCTNAME opnieuw starten om uw gewijzigde instellingen te gebruiken.
2b cui%2Fui%2Foptadvancedpage%2Fmacrorecording 30 Het opnemen van macro's (beperkt) mogelijk maken
27 cui%2Fui%2Foptadvancedpage%2Fparameters 3e Met deze knop opent u het dialoogvenster Java-startparameters.
24 cui%2Fui%2Faboutconfigdialog%2Freset 43 Maakt tot dusver gedane wijzigingen in dit dialoogvenster ongedaan.
23 cui%2Fui%2Faboutconfigdialog%2Fedit 36 Opent een dialoogvenster om de voorkeur aan te passen.
2a cui%2Fui%2Faboutconfigdialog%2Fpreferences 4c Een lijst van de voorkeuren hiërarchisch georganiseerd in een boom lay-out.
2a cui%2Fui%2Faboutconfigdialog%2FsearchEntry 40 Typ de eigenschap die in het tekstgebied moet worden weergegeven
29 cui%2Fui%2Foptadvancedpage%2Fexpertconfig 6d Opent het dialoogvenster Expert configuratie voor geavanceerde instellingen en configuratie van %PRODUCTNAME.
2b cui%2Fui%2Faboutconfigdialog%2FsearchButton 40 Klik om uw voorkeurtekst in de boom van eigenschappen te zoeken.
27 cui%2Fui%2Fjavaclasspathdialog%2Ffolder 4c Met deze knop kunt u een map selecteren en deze aan het klassepad toevoegen.
28 cui%2Fui%2Fjavaclasspathdialog%2Farchive 5f Selecteer een archiefbestand in JAR- of ZIP-indeling en voeg het bestand toe aan het klassepad.
27 cui%2Fui%2Fjavaclasspathdialog%2Fremove 75 Selecteer een archief of map in de lijst en klik op ‘Verwijderen’ om het object uit het klassepad te verwijderen.
30 SVX_EDIT_RID_SVXPAGE_INET_SCRIPTING_ED_CLASSPATH 54 Hier wordt de locatie van Java-klassen of bibliotheken van Java-klassen weergegeven.
30 cui%2Fui%2Fjavastartparametersdialog%2Fremovebtn 3d Hiermee wordt de geselecteerde JRE-startparameter verwijderd.
30 cui%2Fui%2Fjavastartparametersdialog%2Fassignbtn 44 Hiermee wordt de huidige JRE-startparameter aan de lijst toegevoegd.
31 cui%2Fui%2Fjavastartparametersdialog%2Fassignlist 8e Hier ziet u de toegewezen JRE-startparameters. Als u een startparameter wilt verwijderen, selecteert u de parameter en klikt u op Verwijderen.
35 cui%2Fui%2Fjavastartparametersdialog%2Fparameterfield c4 Voer een startparameter voor een JRE in. Dit doet u op dezelfde manier als op een opdrachtregel. Klik op ‘Toewijzen’ om de parameter aan de lijst met beschikbare startparameters toe te voegen.
33 xmlsec%2Fui%2Fsecuritylevelpage%2FSecurityLevelPage b0 U kunt op het tabblad Betrouwbare bronnen betrouwbare bestandslocaties instellen. Alle macro's die van een betrouwbare bestandslocatie afkomstig zijn, kunnen worden uitgevoerd.
27 xmlsec%2Fui%2Fsecuritylevelpage%2Fvhigh b0 U kunt op het tabblad Betrouwbare bronnen betrouwbare bestandslocaties instellen. Alle macro's die van een betrouwbare bestandslocatie afkomstig zijn, kunnen worden uitgevoerd.
26 xmlsec%2Fui%2Fsecuritylevelpage%2Fhigh 109 Op het tabblad Betrouwbare bronnen kunt u deze bronnen instellen. Alleen macro's met een digitale handtekening uit betrouwbare bronnen kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast kunnen alle macro's die van een betrouwbare bestandslocatie afkomstig zijn, worden uitgevoerd.
25 xmlsec%2Fui%2Fsecuritylevelpage%2Flow 104 Een macro kan zo ingesteld zijn dat deze automatisch start en een macro kan mogelijk schadelijke acties uitvoeren, zoals het verwijderen of hernoemen van bestanden. Het is raadzaam deze instelling uit te schakelen wanneer u documenten van andere auteurs opent.
25 xmlsec%2Fui%2Fsecuritylevelpage%2Fmed 136 Op het tabblad Betrouwbare bronnen kunt u deze bronnen instellen. Macro's met een digitale handtekening uit betrouwbare bronnen kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast kunnen alle macro's die van een betrouwbare bestandslocatie afkomstig zijn, worden uitgevoerd. Voor alle andere macro's is uw bevestiging vereist.
2c xmlsec%2Fui%2Fsecuritytrustpage%2Fremovefile 4e Verwijdert de geselecteerde map uit de lijst met betrouwbare bestandslocaties.
29 xmlsec%2Fui%2Fsecuritytrustpage%2Faddfile 6f Opent een dialoogvenster voor mapselectie. Selecteer een map van waaruit alle macro's kunnen worden uitgevoerd.
2b xmlsec%2Fui%2Fsecuritytrustpage%2Flocations 64 Documentmacro's worden alleen uitgevoerd als zij zijn geopend vanuit één van de volgende lokaties.
33 xmlsec%2Fui%2Fsecuritytrustpage%2FSecurityTrustPage 22 Toont de betrouwbare certificaten.
2a xmlsec%2Fui%2Fsecuritytrustpage%2Fviewcert 52 Opent het dialoogvenster Certificaat weergeven voor het geselecteerde certificaat.
2c xmlsec%2Fui%2Fsecuritytrustpage%2Fremovecert 53 Verwijdert het geselecteerde certificaat uit de lijst met betrouwbare certificaten.
2e xmlsec%2Fui%2Fsecuritytrustpage%2Fcertificates 22 Toont de betrouwbare certificaten.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailconfigpage%2Ftest 59 Opent het dialoogvenster Accountinstellingen testen om de huidige instellingen te testen.
2e modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailconfigpage%2Fport 16 Voer de SMTP-poort in.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailconfigpage%2Freplyto 46 Voer het adres in dat voor antwoorden op e-mails gebruikt moet worden.
3e modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailconfigpage%2Fserverauthentication 75 Opent het dialoogvenster Serververificatie waar u de serververificatie-instellingen voor veilige e-mail kunt opgeven.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailconfigpage%2Fsecure 50 Gebruik indien beschikbaar een veilige verbinding voor het versturen van e-mail.
38 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailconfigpage%2FMailConfigPage 10 Voer uw naam in.
35 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailconfigpage%2Fdisplayname 10 Voer uw naam in.
31 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailconfigpage%2Faddress 27 Voer uw e-mailadres voor antwoorden in.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailconfigpage%2Fserver 1b Voer de SMTP-servernaam in.
33 modules%2Fswriter%2Fui%2Fmailconfigpage%2Freplytocb 7f Maakt gebruik van het e-mailadres dat u in het tekstvak Antwoordadres invoert als het adres voor dat doel gebruikt moet worden.
29 cui%2Fui%2Foptonlineupdatepage%2Fchecknow 24 Er wordt nu een controle uitgevoerd.
2b cui%2Fui%2Foptonlineupdatepage%2Feverymonth 33 Er wordt eenmaal per maand een controle uitgevoerd.
29 cui%2Fui%2Foptonlineupdatepage%2Feveryday 31 Er wordt eenmaal per dag een controle uitgevoerd.
34 cui%2Fui%2Foptonlineupdatepage%2FOptOnlineUpdatePage 94 Selecteer de optie om regelmatig op online-updates te controleren, en selecteer vervolgens hoe vaak %PRODUCTNAME op online-updates moet controleren.
2a cui%2Fui%2Foptonlineupdatepage%2Fautocheck 94 Selecteer de optie om regelmatig op online-updates te controleren, en selecteer vervolgens hoe vaak %PRODUCTNAME op online-updates moet controleren.
2a cui%2Fui%2Foptonlineupdatepage%2Feveryweek 51 Er wordt eenmaal per week een controle uitgevoerd. Dit is de standaardinstelling.
29 cui%2Fui%2Fselect_persona_dialog%2Fframe4 6e Toont een willekeurige keuze van 9 thema's, gebaseerd op de categorieën die in de knoppen worden weergegeven.
2b cui%2Fui%2Fpersonalization_tab%2Fno_persona 60 De achtergrond van werkbalken neemt de instellingen van het schermbeheer van uw bureaublad over.
30 cui%2Fui%2Fpersonalization_tab%2Fdefault_persona 31 Geeft de systeempersona weer, indien beschikbaar.
2c cui%2Fui%2Fpersonalization_tab%2Fown_persona 69 Kies deze optie om het dialoogvenster Selecteer Firefox personas te openen voor meer keuzes voor thema's.
2e cui%2Fui%2Fselect_persona_dialog%2Fsearch_term 4b Typ of plak de URL van de themapagina van de Mozilla Firefox thema-website.
42 modules%2Fswriter%2Fui%2Fauthenticationsettingsdialog%2Finpassword 17 Voer het wachtwoord in.
42 modules%2Fswriter%2Fui%2Fauthenticationsettingsdialog%2Finusername 2e Voer de gebruikersnaam voor de IMAP-server in.
40 modules%2Fswriter%2Fui%2Fauthenticationsettingsdialog%2Fusername 2e Voer de gebruikersnaam voor de SMTP-server in.
3e modules%2Fswriter%2Fui%2Fauthenticationsettingsdialog%2Fserver 37 Voer de servernaam van uw POP 3- of IMAP-mailserver in.
46 modules%2Fswriter%2Fui%2Fauthenticationsettingsdialog%2Fauthentication 4a Schakelt de verificatie in die vereist is om e-mail via SMTP te versturen.
54 modules%2Fswriter%2Fui%2Fauthenticationsettingsdialog%2FAuthenticationSettingsDialog 4a Schakelt de verificatie in die vereist is om e-mail via SMTP te versturen.
43 modules%2Fswriter%2Fui%2Fauthenticationsettingsdialog%2Foutpassword 33 Voer hier het wachtwoord voor de gebruikersnaam in.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Fauthenticationsettingsdialog%2Fport 2c Voer de poort op de POP3- of IMAP-server in.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Fauthenticationsettingsdialog%2Fpop3 49 Specificeert dat de server voor inkomende e-mail gebruik maakt van POP 3.
4e modules%2Fswriter%2Fui%2Fauthenticationsettingsdialog%2Fseparateauthentication 50 Selecteer of er voor uw SMTP-server een gebruikersnaam en wachtwoord vereist is.
44 modules%2Fswriter%2Fui%2Fauthenticationsettingsdialog%2Fsmtpafterpop 56 Selecteer deze optie als u uw e-mail eerst moet lezen voordat u e-mail kunt versturen.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Fauthenticationsettingsdialog%2Fimap 48 Specificeert dat de server voor inkomende e-mail gebruik maakt van IMAP.
30 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftestmailsettings%2Fstop 43 Klik op de knop Stoppen om een testsessie handmatig stop te zetten.
32 modules%2Fswriter%2Fui%2Ftestmailsettings%2Ferrors 79 In de keuzelijst Fouten ziet u een uitleg van eventuele fouten die zich voordeden tijdens het testen van de instellingen.
3c modules%2Fswriter%2Fui%2Ftestmailsettings%2FTestMailSettings 79 In de keuzelijst Fouten ziet u een uitleg van eventuele fouten die zich voordeden tijdens het testen van de instellingen.
21 xmlsec%2Fui%2Fcertpage%2FCertPage 7c Op de pagina Certificeringspad van het dialoogvenster Certificaat weergeven ziet u de locatie en status van het certificaat.
1f xmlsec%2Fui%2Fcertpage%2Fstatus 7c Op de pagina Certificeringspad van het dialoogvenster Certificaat weergeven ziet u de locatie en status van het certificaat.
23 xmlsec%2Fui%2Fcertpage%2Fsignatures 7c Op de pagina Certificeringspad van het dialoogvenster Certificaat weergeven ziet u de locatie en status van het certificaat.
2d xmlsecurity%2Fui%2Fcertdetails%2Fvaluedetails 55 Gebruik de waardekeuzelijst om waarden te bekijken en naar het klembord te kopiëren.
2c xmlsecurity%2Fui%2Fcertdetails%2FCertDetails 79 Op de pagina Details van het dialoogvenster Certificaat weergeven vindt u gedetailleerde informatie over het certificaat.
2f xmlsecurity%2Fui%2Fcertdetails%2Ftablecontainer 79 Op de pagina Details van het dialoogvenster Certificaat weergeven vindt u gedetailleerde informatie over het certificaat.
21 XMLSECURITY_HID_XMLSEC_TP_GENERAL 70 Op de pagina Algemeen van het dialoogvenster Certificaat weergeven vindt u basisinformatie over het certificaat.